Ronde 13, 13 jan. 2020

Alweer zware avond voor de kampioenen en ex-kampioenen. Bert probeerde het, maar kwam er niet doorheen bij Martin. Paul probeerde het ook, maar nadat Ab er op zijn dambord een hekstelling van had gemaakt lukte het hem ook niet. En Ron lukte het lang ook niet, en na toch een beetje gewaagd en ongebruikelijk  maar spannend spel van Frank moest hij lang erg goed zoeken om de boel nog een beetje in evenwicht te krijgen. Tenslotte won hij toch nog, toen hij eindelijk wat mogelijkheden kreeg en Frank – uit teleurstelling?- een stuk verblunderde.  Eigenlijk van beiden wel een knap potje. Dit was geen schuiven, dit was schaken.

Bij het gewone volk ging het naar verwachting. Peter gaf al gauw een stuk weg, en Gerrit won dus eigenlijk moeiteloos. Toch was hun partijtje wel interessant omdat de theoretische vraag opdook of het soms mogelijk is om je rochade met dameruil prijs te geven. Ik kom daar direct nog even op terug.

Paul speelde een Pirc en hoewel Ab -zonder theorie maar gewoon op intuïtie- behoorlijk partij gaf, kreeg zwart toch wat beter spel. Alleen bij de pogingen om dat naar winst te evolueren haperde het een beetje.

   Ab – Paul (16.g4 )

Hoe nu verder. Paul kiest een verkeerd plannetje: hij wil met 16. ..  Pg6 iets met later Ph4. (denk ik) Maar  zo krijgt hij de witte koningsstelling niet geopend. Het is m.i. nu of nooit, dus na 16.  g4? moet m.i. nu direct 16. …  fxg3, en passant! En zwart kan echt over een aanval gaan denken. Er is een open torenlijn voor hem, en een achtergebleven witte pion als doelwit.    h7-h5 wordt mogelijk en indien gewenst alsnog Pg6.

Het wordt nog moeilijker om iets te bereiken voor zwart als hij later zijn stelling nog verder laat dichtschuiven.

  Ab – Paul (20.c5? )

Zwart speelt hier 20. ….  Ph4? Met de hierboven aangeduide bedoeling.  Waar Ab dankbaar van profiteert en de stelling nog verder dichtschuift.  21. c6 !!   Waarna er voor de lopers van zwart voorlopig geen leuke mogelijkheden richting  tegenpartij meer zijn weggelegd. Voor de torens ook niet echt.

Na ordinair 20   … dxc5 duiken er wel nog mogelijkheden voor de zwarte koningsloper op na   Tac8 en  Lf6-e7 en waar mogelijk na  c6 of c5, en dan ook nog voor de torens wellicht.

Na 21. c6 !!  blijkt Ab heel erg door te hebben dat hij gewoon de zaak dicht  geschoven moet houden. Paul probeert het nog wel om de machteloosheid te doorbreken, maar nee …

   Ab – Paul (31.b4)

Na 31.  b4!  ziet ook Paul dat hij helemaal niets meer kan. Een grappige stelling. Beide partijen kunnen alleen nog maar een beetje heen en weer schuiven. Ma  ar niet zo grappig voor iemand die vast van plan was vanavond toch maar even te gaan winnen. Eitje! Maar nee dus. Netjes van Ab!

Bert deed ook zijn best. Nam wat nadeel voor lief, om maar actief te kunnen spelen. Maar het leverde weinig op. Martin ontwikkelde zich gezond, en wit had dus niets.

 Bert – Martin (12…Le7)

Na  de beste zet 13.  e4  zal er wel noodzakelijk heel veel hout worden geruild, en zal het lastig worden om een leuk plan te bedenken.

Na zet 15 heeft wit daar geen zin meer in, en stelt remise voor. Martin vindt dat natuurlijk best. Misschien een beetje vroeg.

Het stoutmoedige van Frank’s opzet was het bewust (?) toestaan van het laten  verminken van zijn pionnenstelling. Waarschijnlijk met de gedachte dat er voldoende compensatie zou zijn wegens betere stukkenontwikkeling voor wit en problemen met rocheren bij zwart. Ook zonder dames op het bord.        

   Frank – Ron (6…Lb4)

7. 0-0-0     !!??     Hier lag 7. Dd3 erg voor de hand.  Maar nee.  Toen Frank mijn onthutste gezicht zag , reageerde hij met : “Ja, als ik volgens de boekjes speel, dan weet hij dat toch allemaal!”

7. …..  Lxc3 !  Ron accepteert de uitdaging.  8. Dxe6  fxe6  moeilijke beslissing. Het ziet er wat levendiger uit dan dxe6, maar dat is misschien toch niet zo. Want hierna moet Ron wel heel erg zoeken naar de beste zetten. Maar de stelling wordt behoorlijk lastig, en zie dat allemaal maar eens vooruit!   9.  bxc3

   Frank – Ron (9.bxc3)

Er dreigen wat problemen voor de ontwikkeling van de zwarte stukken. (ergens Lf4-d6? )  Ron zoekt  een kordate oplossing  9.  …… d5   Een bezwaar van die zet is dat wit gelijk van één van zijn kleine nadelen verlost is, die dubbelpion. Waarschijnlijk was 9 ….   Pf6 dus beter, met enig zicht op korte rochade,  ook al omdat  Ld6 nog even niet kan wegens 10. ….  Pe4!  10 cxd5  exd5 

  Frank – Ron (10…exd5)

Prof Dr K   geeft hier als beste het konsekwente  11. Ld6 om de zwarte rochade te dwarsbomen en na 11 …  Pf6        zetten als  12.  f3    13 e4    (later ook wel op het bord verschenen)  en 14. Te1.

Maar Frank speelt gelijk  11.  e4  !?

Welja. Gooi er nog maar eens een pionoffer tegenaan! Voor een soepele stukkenontwikkeling.  Die vent zit echt  knap fantasievol te spelen.  11.  …..  dxe4  12. Lc4! En het blijft diep diep peinzen voor Ron.  Maar dat kan hij.  Ergens mist dan toch eindelijk Frank even de boot, en Ron mag overeind krabbelen.   En dat doet hij lenig.  Ik vond het allemaal erg boeiend. Het gaat om heel kleine verschillen in een lastige stelling.

FrankRonDiag1



Maar na een wat mindere en mij onduidelijke 21e zet 21.  a3  gaat het snel bergafwaarts. Wit verliest inderdaad de al een poosje aangevallen staande pion e4.

En in mindere stelling volgen de fouten vanzelf:  Na een blunder van wit verliest die ook nog een stuk

Ik vond het intrigerend allemaal.

______________________________________________________________

Nu nog iets over de vraag of het verlies van de rochade in de opening wel zo erg is, bij Gerrit tegen Peter. Die vraag werd mij voorgelegd. Tja!? Ik zou met zwart absoluut willen voorkomen dat ik de rochade kwijt raak. Maar met wit moet ik afwegen of ik wel zonder Dame wil spelen. Als je weet dat je misschien tegen deze tegenstander wel moet/wil winnen, dan liever wel met Dame.  Dus het hangt van meer factoren af.

  Gerrit-Peter (3. d4 )

3. … d6  wordt wel gespeeld maar staat in een kwade reuk  ( 3….  exd4!? Is gebruikelijker)  4.  dxe5  dxe5   Je kunt het natuurlijk simpel houden met  5. Ld3. Maar dan zul je zeker geen voordeel uit de opening halen. Vrijwel niemand doet dat dan ook.

   Gerrit – Peter (4…dxe5)

Gerrit kiest (natuurlijk) voor dameruil  en Peter kiest na Dxd8 voor terugslaan met het Paard. Maar ja, dat kost wel de pion op e5. Dus in dit geval zul je je rochade wel moeten opgeven.  De database geeft aan dat het toch nog wel eens een enkele keer voorkomt. Komodo  geeft aan dat het voordeel voor wit duidelijk, maar niet overdreven groot is.  ( 0.35) Er zijn wel openingen waarin je een groteter achterstand accepteert, omdat het levendig spel oplevert. Maar dat is hier niet erg duidelijk het geval. Dus mijn advies aan Peter : speel maar nooit meer 3. …  d6, maar3. …  e5xd4.  Toegegeven: als je dat met een gerust geweten wilt doen moet je wel wat theorie bekijken. Want wit zal daar waarschijnlijk vaak een gambiet van maken  (4. c3  of  4 . Lc4  )  , en dat is niet erg maar vraagt wel wat weetjes.  (Trouwens ook van het vervolg van 4. Pxd4 moet je eigenlijk wel iets weten.).  Maar het verlies van de pion op e5 blijkt eigenlijk al het begin van Peter’s ondergang. Als hij het op de 11e zet wel weer eens tijd vindt worden om weer eens een paard weg te geven, is het verder eenvoudig voor Gerrit. Dus niet erg interessant voor mijn verslagje.  Behalve dan die rochade-kwestie.

Toen mij bij hun bord gevraagd werd of het verlies van de rochade eigenlijk wel zo erg is, twijfelde ik. Er zijn wat andere openingen waarin dat gewoon gebeurt zonder veel schade. Die heb ik niet zo gauw paraat (het was mijn repertoire niet) , maar direct herinnerde ik mij wel dat in 2000 er een geweldig voorbeeld van onschadelijk rochadeverlies  de ronde deed.

Het waren partijen uit een tweekamp om de wereldtitel tussen het fantasierijke genie Kasparov en de geweldig oersterke en oerdegelijke schaker Kramnik.  Het waren 15 partijen. Kasparov was natuurlijk torenhoog favoriet. Die was echt onverslaanbaar en een van de beste schakers die de wereld ooit gekend heeft. En met wit altijd verschrikkelijk gevaarlijk. Maar het kreeg een sensationeel verloop.  Kramnik had zich goed voorbereid, en wist dat hij alleen een kans zou maken als hij Kasparov’s aanvalsmachine in vroeg stadium onklaar kon maken. Hij wist dat Kasparov veel Spaans zou spelen, en had gezocht naar verbeteringen in een al sinds tijden  erg weinig gespeelde ‘Berlijnse variant’.

En dat werd het volgende:

De eerste partij dat Kramnik zwart had begon  als volgt:



Tot ieders verbazing lukte het  Kasparov niet om voordeel uit deze stelling te halen. Remise ! Maar goed, dit was de eerste partij van de match en Kasparov moest natuurlijk nog op gang komen. Je kon er zeker van zijn dat hij zijn secondanten opdracht zou geven snel uit te zoeken hoe je dit gepruts moest weerleggen voor het geval dat die malle Kramnik het nog een keer zou wagen. En dat deed die! En weer werd het remise.

Omdat Kasparov het niet kon verkroppen dat het nog niet gelukt was, werd er weer zwaar geanalyseerd tot in de nachtelijke uren, en zo kon Kramnik in vijf partijen zijn knappe voorbereiding blijven bewijzen. Het was waarschijnlijk iedere keer  een knauw voor Kasparov’s zelfvertrouwen. Zijn voorbereiding voor een andere openingskeuze , wat hij wel moest tenslotte, was waarschijnlijk niet goed genoeg. In ieder geval die van Kramnik beter. Tot overmaat van ramp won Kramnik de 2e partij met wit tegen het Gruenfeld-Indisch. Kasparov raakte uit zijn doen. Hij kon zonder Dame zijn gevreesde aanvalskunsten niet meer zo goed vertonen. Hij verloor met zwart ook nog de 10e Nimzo-Indische partij. Niet erg natuurlijk als je met zwart een keer verliest, als je met wit zelf maar ook wat wint. Dat gebeurde dus niet De  partij eindigde voor Kasparov met : 15 gespeeld  2x verloren  0 gewonnen  13x remise. Kramnik wereldkampioen. Sensatie. Die opening van Kramnik kreeg de bijnaam: ‘De Berlijnse Muur’!

Talloze supergrootmeesters hebben later met heel diep gaande analyses geprobeerd die muur omver te halen.  Je ziet hem nog wel eens spelen. Volgens mij is hij nog nooit echt weerlegd!

Conclusie:  Het komt wel eens voor dat het verlies van de rochade in de opening niet ernstig is.  Bij Peter dus wel!

Voor wie het leuk vindt hier nog even die hele eerste matchpartij. Hij is niet erg boeiend, want Kramnik speelt schaamteloos op remise. Wat 14 partijen later is gebleken de beste tactiek te zijn tegen duivelskunstenaar Kasparov! Maar wel aardig om te zien wat je nu met zo’n niet- gerocheerde Koning verder aan moet.  Eigenijk spot deze aanpak een beetje met de elementaire schaakregels:  stukken ontwikkelen, snel rocheren. En vooral niet te vaak achter elkaar hetzelfde stuk spelen. Die principes toch maar blijven koesteren. Wij zijn tenslotte geen wereldkampioen.

KaparovKramnik diag2



Eindcorrectie moet nog plaatsvinden.