Leuke Science-momenten

Aan het Science-toernooi namen maar liefst vier Arissers deel. Dat is dus Iets minder dan een kwart van ons hele ledenbestand. Drie gepensioneerden  (of zoiets) en een student. Logisch, gewone mensen hebben daar geen tijd voor. Die werken. Of zitten op Ibiza.Of zijn ergens in Europa op de loop voor een bosbrand. Ook spannend!

Aan Sven en Hugo vroeg ik of ze misschien Amsterdamse momenten kenden waar ze met wat plezier aan terugdachten. Ik bedelde om wat notatie in dier voege. Aan Hans en Thomas durfde ik dat niet te vragen. Ik vermoed dat die even niet meer aan dat toernooi herinnerd willen worden. Ik denk dat die twee mannen minder goed tegen de hitte van die week bestand waren. Wat was het heet!  Ik kan anders geen verklaring bedenken voor het feit dat ze beneden hun mogelijkheden  bezig waren.  Tot hun troost mag strekken dat het vast wel een goede training was om over een maand weer gezellig onder de linden de sterren van de hemel te spelen, en hun clubgenoten sterretjes te laten zien. Ach het waren maar oefenpotjes daar in dat warme Amsterdam.

Hugo schrijjft me over zijn ervaringen. Dat hij blij is met 4 uit 7. Dat hij tevoren had gehoopt op 3 uit 7.  Het zag  er in het begin niet naar uit. Hij kreeg weer aan het slot van zijn 2e partij in goede positie zo’n Covid-fitheids-inzinking. En overwoog ‘zijn schaakstukken aan de wilgen te hangen’. Maar gelukkig deed hij dat niet. Twee mooie winstpartijen gaven weer moed. En drie degelijke remises in de laatste ronden  tegen verdienstelijke tegenstanders bezorgden hem de gewenste en terechte lichte stijging van zijn elo-rating. Remises waarvan één duidelijke ‘plusremise’, met 2 pionnen voorsprong maar met ongelijke lopers. Uit vrees voor toch weer een `eind van de rit-` afknapper.  (Misschien had mijn laatste artikel over het ongelijke lopers-eindspel van Averbach daar ook nog een ongunstige invloed op?)

Hugo: Bijgaand mijn tweede winstpartij, waarbij  ik erg blij was, dat mijn tegenstander op mijn 20ste zet Ph5 antwoordde met (het daarmee uitgelokte) g4, daar ik het idee had dat ik vanaf dat moment beter stond en het daarna, denk ik, ook redelijk goed afmaakte.”

Hugo speelde met zwart een degelijke Koningsindiër. Ik zou zijn 10e zet Te8 zelf niet bedacht hebben. Je speelt in die opening toch altijd met de gedachte  aan …. f5 en dan staat die toren wellicht beter op f8.

Science22 – Hugo (10.Te1)

  10. … Te8

Maar wie ben ik!  Feit is dat wit hierna toch ook volgens Prof Mr Dr K. wat beter staat!  Tot inderdaad zet 20.

Science22 – Hugo (20…Ph5).

  Het lokkertje van Hugo heeft succes. Als wit hier bijv. 21. Pa4 speelt , blijft hij wat voordeel houden, maar 21. g4 is niet sterk en nu krijgt inderdaad zwart na 21. … Pf4 de wind mee. Het heeft zeker te maken met het feit dat nu de zwarte koningsloper na  22 Lxf4 exf4  wel erg mooi wordt. Maar je moet het maar juist inschatten. Chapeau voor Hugo!

Volgens de heer K. doet zwart het daarna ook uitstekend. Die ziet goed dat hij niet alleen op de koningsvleugel kan dreigen, maar nu (dankzij die loper) ook heel sterk op de damevleugel. Nog een petje af voor Hugo!

Science22 – Hugo (24.f3)

Zonder fouten hamert zwart daar de witte illusies steeds verder aan flarden. Die mist onder druk af en toe zijn laatste kleine mogelijkheden. Logisch als je zo’n krachtpatser tegenover je hebt zitten. Wit zwoegt nog door tot zet 39. Dan geeft hij op.

ScienceHugo

39. …. Txb3 wit geeft op. Wat is er na 40.  Txb3 Txb3 te doen tegen o.a. de dreiging  f3? 

41.Pc1  Ld4+ 42 Tf2  Tb2

41.Dh2 Th3 42. Dg2 f3

41.Df2 g3

En in de rest van het toernooi blijkt voor Hugo maar weer eens hoe groot de invloed is van zo’n opkikker op het psychisch welbevinden en je dan direct beter gaat schaken.

Sven stuurde me het volgende :

‘Het toernooi verliep voor mij heel stroef helaas. Ik was de rondes 4, 5 en 6 vrij kansloos. Mijn partij in ronde 3 tegen Bruun van de Laar (rating 1849) verliep daarentegen heel soepel en daar was ik het meest tevreden mee. Wat mij betreft kun je een diagram maken nadat zwart 15. …d4 heeft gezet. Ik vond daarna de beste zet : 16. f6+. Mijn tegenstander had beter kunnen pakken, want nu was het gauw over.’

Met 3 uit 7 eindigde Sven met een toernooirating iets boven zijn huidige elo.

De stellling bij zet 15, was na 14. …Da5 ?? aldus

Player – Player (14…Da5 )

  15. f5 !!!

Een prachtige zet! Hij deed me denken aan Svens partij in Heerhugowaard, waar dat ook een moordenaar bleek.

Het heel mooie vervolg kunt u hieronder live meebeleven:

Een partij waar je onderdaad trots op kunt zijn. Dit was toch wel weer even erg leuk!   Ik houd me aanbevolen voor vaker dit soort inspirerende post!

Prettige augustus gewenst. Hopelijk wat minder vaak heet.

Hersenfitness 57 + oplossing

Train uw voorstellingsvermogen. Zonder schaakprogramma of bord met stukken.

Deze is wel flink wat lastiger dan de vorige!

Zwart is aan zet. Hij staat een kwaliteit voor. Wat is volgens u de snelste manier om te winnen?

Ik kreeg goede antwoorden van Kees, Gerrit, HUGO, Paul, en Sven.

Hersenfitness 56 + Oplossing

Train uw voorstellingsvermogen. Zonder stukken of computer!

Zwart is aan zet.

Ja, deze was inderdaad een stuk eenvoudiger. Helaas leidde het niet tot een enorm aantal inzendingen.

Ik kreeg (de goede) antwoorden binnen van Hugo, Gerrit, Kees, en Frank.

Hersenfitness 55 + oplossing

Train uw voorstellingsvermogen. Zonder bord of computer. Mail uw oplossing naar de wepmeester,

Wit aan zet. Zwart heeft een toren meer. Kan wit voorkomen dat zwart wint?

Oplossing Hersenfitness 55

Kreeg antwoorden binnen van Gerrit, Kees, Paul, Martin,Sven. Allemaal de hoofdvariant Pf7 + gevonden. En 1….. Kg8 omdat zwart anders mat gaat. Ook 2. Ph6 + zag iedereen..  En dan 2. …  Kh8 omdat na Kf8 zwart na Dxf5 ook mat gaat. Maar bijna iedereen denkt dan aan remise door herhaling van zetten. Niemand zag zonder hulp het offer 3. Dxg7. En wie na 3. …. Kxg7 de familievork Pxf5 wel zag, was er niet zeker van dat dat tot meer dan remise kan leiden. Maar wit kan dan echt winnen. De witte vrijpion  kan met 6. Pc4 gedekt worden en met 2 pionnen meer  voor wit wordt die dan een dodelijk gevaar.  Maar we zitten dan wel  op 6 zetten diep, en dat is voorbij ons aller horizon. En dat gewonnen eindspel is dan ook nog niet eens zo eenvoudig.

Eindspelletje Averbach

Bij mijn zoektocht destijds naar Averbach- toen ik zijn ‘in memoriam’ wilde schrijven- kwam ik behalve ‘Wat iedere schaker van het eindspel moet weten’ ook tegen zijn ‘Lehrbuch und Handbuch  der Eindspiele’ , teil II,  Läufer-und Springerendspiele. Ik bladerde het vorige week eens door. Om mijn eerdere conclusie bevestigd te zien: wat is ook dit een knap, helder stuk werk, maar ook dit is zo uitvoerig dat het voor een amateur onbegonnen  werk is om dat allemaal te willen lezen. Maar wel heel leuk om er even in te grasduinen. Iets op te zoeken wat je wel interesseert. Daar iets van op te steken. En dan razendsnel weer te vergeten. Want hoe vaak kom je het dan nog tegen? Een keer in je hele leven ? Dat is het vervelende van eindspelstudie, loont het wel de moeite? Ik ken een paar schakers bij Aris de Heer die er geen been in zien luidkeels te verkondigen dat ze een hekel hebben aan alle schaaktheorie, dat ze daar echt niet aan gaan beginnen.  Zinloos werk! Soms een beetje waar. Vooral bij eindspelen. Maar er zijn uitzonderingen.

Bijvoorbeeld eindspelen met ongelijke lopers. Dat bent u in uw schaakbestaan vast wel al vaker tegengekomen. Ik kan me herinneren lang geleden eens bij het bord te hebben gestaan van ene Gerrit, die een pion meer had maar met ongelijke lopers. Die ging eindeloos proberen dat te winnen. Ik kan me herinneren dat ik hoofdschuddend weg liep. Dat hij dat nou niet wist! Dat dat echt altijd remise is. Dat is toch wel echt essentiële kennis, zelfs voor amateurs.   Schandelijk. Toch een schaakclub van niks, dat Aris de Heer.

Maar Averbach, ja Averbach, brengt nu dan toch  vlot even wat twijfel teweeg in mijn waanwijsheid. In principe is het waar dat je met ongelijke lopers met een pion meer niet wint, maar het is toch iets ingewikkelder dan ik dacht.

Dat ziet er kritisch uit, schrijft Averbach. Wit won als volgt: 1 a6! De zwarte koning kan het promotieveld niet meer op tijd bereiken . ( Weet u nog? De kwadraatregel! Ook zo iets wat iedere schaker moet weten. Daar hadden we ooit op de site  al eens over. Moet ik het voor de zekerheid ooit nog maar eens  aantippen?)

Dan maar met de loper die vrijpion proberen tegen te houden. Maar dat lukt ook niet!

  1. …. Lf5 2. Kf3 Kd6 3. a7 Le4+ 4. Ke3 en wit wint.  

Zwart verliest die loper.  Maar wel na 4. ….. Kc6 even oppassen, en dan  natuurlijk wel a7, met winst, want na 5. Kxe4? Is het toch remise. Wat natuurlijk ook komt doordat de vrijpion een randpion is. Je krijgt die zwarte Koning nooit die hoek meer uit.

5.Kxe4? Kb7 6.Lb8 Ka8 7.Kd7  Kb7 8.Kc5 Ka8 9.Kb6

Dus toch soms winnen met ongelijke lopers? Toch wèèèl ! Toch niet!!!  Hier toch niet. Want:

  • … Ld3 !!!!!!
  • a7 Lc4  4. a8D Ld5+ remise wegens dameverlies

Als u het allemaal nog eens op het scherm wilt laten gebeuren volgt nu het totaaloverzicht:

Er zijn dus enkele uitzonderingen mogelijk. Maar als wit nu eens twee pionnen meer heeft? Ja dan wint wit natuurlijk altijd. Toch? Toch! Of toch niet?

Nou ja. Remise misschien wel eens, maar dan moeten het wel heel  rare pionnen zijn. Bijv.

Als zwart aan zet is volgt 1. …..Kd8 en daarna Kc8 en daar krijgt wit de zwarte koning nooit meer weg. Zetdwang speelt geen rol want zwart kan gewoon zijn lopertje heen en weer blijven spelen. Dus toch weer remise.

Maar als wit aan zet is kan hij dat voorkomen  met  1. Lg5 Daarna kan hij met zijn koning naar b7 en b8 lopen, pion c6-c7-c8 offeren en de andere  c-pion laten promoveren.  Dus was deze stelling bij professionals lang bekend als ‘gewonnen voor wit’.

Tot een zekere I.Rabinowitsch die stelling ging bestuderen. Dat was een Russische eindspelspecialist. (Hij stierf op 51-jarige leeftijd in Leningrad, in 1942 tijdens die vreselijke omsingeling daar door Hitler-Duitsland.)  Ik bezat ooit een boekje van hem dat – geloof ik- ‘Rabinowitsch pionnenkunstenaar’ heette. (Ook zo’n  voorbeeld van een boek dat je weggeeft omdat je er toch niks meer mee doet, om later te ontdekken dat het weg is, als je het wel kunt gebruiken.)  Rabinowitsch toonde in 1937 aan dat ook dit eindspel toch remise is.

Aldus:

Ok, hier met 2 pionnen meer toch remise. Dat kan toch echt niet het geval zijn met oersterke verbonden vrijpionnen in het volgende voorbeeld.

Na 1. Lb5+ Kf8 2. Kf5! zit zwart in tempodwang en kan hij promotie van de e-pion niet meer verhinderenl

Maar ………

Averbach stelt voor alles eens 2 plaatsen naar rechts op te schuiven.

En dan blijkt  wit toch weer niet te kunnen winnen. Ook niet met 2 verbonden vrijpionnen. Wonderbaarlijk toch!

Het heeft natuurlijk te maken met dat hoekveld. Als wit een loper heeft die dat hoekveld kan bereiken is het eindspel weer wel gewonnen voor wit,

1.h7+ Kg7 2.Ld4+ Kf8 3.g7+ Kf7 4.g8D+

Dit laatste voorbeeld van Averbach was natuurlijk om Gerrit moed in te spreken bij zijn pogingen om te laten zien dat een eindspel met ongelijke lopers wel meestal, maar toch ook weer niet altijd remise is.

Niet leuk dat Averbach overleden is. Nou ja, niet iedereen wordt 100. En toch leuk om daarom die Averbach nog eens uit de kast te hebben gehaald.