Categorie archieven: Schaak diversen

De tovenaarsleerling, deel 3

Er zijn mensen die slapend rijk worden. Er zijn ook mensen die slapend kunnen schaken.

De voor velen van u nog bekende Andre Mulder kon dat. Ik leerde hem kennen toen ik inviel voor Aris de  Heer in een externe wedstrijd. Ik was even geen actief clublid toen omdat de clubavond van vrijdag naar dinsdag was verschoven en dan kon ik niet, wegens mijn werk. Maar ik kon wel invallen voor de externe. Hij zat ook in de automobiel waarmee ik mocht meerijden naar het adres van onze uitwedstrijd. Hij klaagde erover dat hij niets van openingen wist. Ik bood hem aan met hem wat vluggertjes te gaan spelen om aan zijn repertoire te werken. Dat gebeurde op vrijdagavonden. Eerst af en toe. Maar al spoedig elke week. Duizenden vluggertjes hebben we gespeeld. En ook rapidpartijen. Ik denk wel 35 jaar  lang. Hoewel we zo'n tien jaar geleden een stapje terug deden, het werd een keer per 14 dagen. Het werd vaak diep nachtwerk en de potjes schaak werden kwistig met alcohol  besproeid. Met Andre maakte ik enkele keren mee dat hij na zo'n lange werkdag en werkweek, zo rond 24.00 uur, als hij even niet aan zet was, begon te knikkebollen achter het bord, en zittend wegdommelde. Ik deed dan mijn zet en gaf een extraharde klap op de klok, waarna hij wakker schoot, dan even wat glazig  naar het bord keek, zijn zet deed, en weer wegzakte. Heel vaak zat ik dan aan te kijken tegen een prima voortzetting, waar ik helemaal niet blij mee was. Het was me snel duidelijk: Andre schaakt slapend sterker dan wakend. En dat is in overeenstemming met zijn principe dat je niet te veel moet nadenken bij schaken, maar gewoon je intuïtie volgen.

Maar we zouden het over David Bronstein hebben. Welnu, zo kwam ik erop, ook Bronstein was slapend een sterk schaker.Hij vertelde ooit dat hij in een droom een mooie schaakpartij gespeeld had.Toen hij wakker werd schreef hij hem meteen op. Die partij en het verhaal zijn haast te mooi om waar te zijn. Maar Bronstein was een keurige man , met principes. Ik geloof niet dat hij die partij later wakker heeft verzonnen. Ik geloof hem!

even geduld, we experimenteren met een ander diagram

NN – David Bronstein (slapend)

Het is natuurlijk wel mogelijk dat hij bij zijn analyses van het Nimzo-Indisch  al een deel van de partij op het bord heeft gehad. (computers waren er toen nog niet) Hij was expert in veel openingen en verraste geregeld vriend en vijand met nieuwtjes. Die zal hij meestal wel thuis bedacht hebben. (een enkele keer aanwijsbaar ook wel tijdens een officiële partij.)

Ooit antwoordde een grootmeester op de vraag of hij zich had voorbereid op de komende partij tegen Bronstein: 'Onmogelijk, tegen die man kun je je niet voorbereiden.Die speelt altijd iets wat je niet verwacht."

Het was in ieder geval heel onverstandig om je te begeven op terreinen waarvan iedereen wist dat B. daar expert in was. Bijvoorbeeld het Koningsgambiet. Ook al had je toevallig wit. Je liep het risico dat je dan met een miniatuurtje van het bord werd gezet.

Efimov- David Bronstein  (1941)

Toen Bronstein de leeftijd had bereikt waarop normale mensen met pensioen gaan, was zijn schaakkracht duidelijk verminderd. Zijn Elo zakte naar rond 2480. Maar zijn schaakhonger nog lang niet. Hij schaakte stug door. Hij hield lezingen, schreef beschouwingen, boeken, gaf demonstraties, enz. Hij stak zijn mening niet onder stoelen of banken.  Er  moest een andere schaakklok komen. Er moesten meer toernooien komen met vluggertjes en rapid. Lang nadenken voor een schaakbord was helemaal niet zo belangrijk. De briljante zetten komen meestal snel, bij intuïtie. De tijd die schaakmeesters gebruiken is meer om te controleren of ze het wel bij het goede eind hebben, zich niet vergissen, dan om briljante ideeën te krijgen. Die komen, op grond van kennis en ervaring, gewoon snel opborrelen. Schaken moet vooral ook leuk blijven voor het  publiek. Te veel schaakpartijen van grootmeesters zijn gewoon saai en vervelend. Bronstein kreeg steeds meer interesse voor de schaakcomputer. Wat is het verschil tussen  het  'denken' van het schaakprogramma en dat van de mens? Waarom kan een grootmeester toch vaak winnen van een computer, hoewel  hij veel minder snel denkt, veel minder zetten vooruit berekent, meer gehinderd wordt door emoties (onzekerheid, angst, onderschatting, enz.)? Daar schreef hij over, sprak daarover.

Vanaf 1986 tot ong.1997 organiseerde AEGON de  toernooien Mens-Machine, in Den Haag. Er was na afloop een totaalstand mens-machine. En een individueel eindklassement. In het begin konden de machines niet op tegen de mens. Bronstein won zo'n toernooi in 1992. Maar rond 1995 won de machine in de totaal-eindstand. Ondanks het feit dat er steeds meer sterke grootmeesters meededen: In 1996 bijv. Jan Timman. Jeroen Piket, Speelman, Vaganian (!) , Seirawan (!) , Nunn (!), Susan Polgar, Hans Ree, Ger Ligterink. En natuurlijk Bronstein die er bijna elk jaar bij was,  maar het toernooi toen niet meer kon winnen. Hij was toch wat minder sterk, en  computerprogramma's sterker. 

Vele jaren gingen André en ik er kijken. Het was geweldig. Een grote zaal, met heel veel deelnemers. Gek genoeg met niet al te veel publiek. Je liep gewoon tussen de borden door en stond op een meter afstand naar de verrichtingen te kijken van heel beroemde schakers. Ik  herinner me dat Nunn een keer woedend opkeek van zijn bord, en mij lang en bestraffend aanstaarde. Hij vond dat ik te hard fluisterde. (Een situatie die veel schakers van mijn club zullen herkennen. En ik was toen nog helemaal niet doof! ) En het was vaak heel spannend. Ik stond voor een bloedstollende partij van Vaganian. Omdat de operator altijd zijn monitor tegenover en naast de schaker had staan ( die mocht niet kunnen afkijken) was de plaats tegenover de grootmeesters en meesters altijd onbezet. Net als Bronstein was Vaganian een schaker die bekend was om zijn aanvallende stijl, nooit te beroerd om daar risico's voor te nemen.  Vaganian leek verloren te staan. Was hij nu aan het schwindelen, of zag hij echt nog een uitweg? Ik stond tegenover hem aan zijn bord gekluisterd. Vaganian (Elo rond  2570) redde het net. Remise. Hij keek op van zijn bord, en naar mij.  Ik demonstreerde zogenaamd een zucht van verlichting. Een stralende lach verscheen op zijn gezicht. Ik trots: een beroemde grootmeester had mij toegelachen. 

Verder wandelde ik even achter Bronstein aan. Die zat nauwelijks achter zijn bord. Die deed een zet en liep dan weer rond om de ontelbare mensen die hij duidelijk persoonlijk kende de hand te schudden en er een praatje mee te maken. Hij stond erom bekend dat hij gemakkelijk sociale contacten legde. Mensen hielden van hem. Ik stond verschillende keren op het punt hem te gaan waarschuwen dat zijn klok al lang weer liep, maar weg was dat kwikzilverige, keurig in pak en das geklede, mannetje alweer. Geen wonder dat hij dit jaar niet verder kwam dan de 25e plaats ( van ong. 100 deelnemers) . Seirawan won het toernooi dit jaar.

(Terzijde:  Ik herinner me dat deelnemer schaakmeester Rob Hartoch ons vroeg of hij na afloop met ons mee naar Amsterdam mocht rijden. Ik kende hem. Ik gaf hem als jongen bijles : ontleden en spellingregels, waarna hij me ter betaling van die lessen in vluggertjes onafgebroken afdroogde. Ik leerde daar niet veel van, want ik begreep achteraf absoluut niet wat ik fout gedaan had. En dit ventje van 15 dacht nauwelijks na. Ik las een poosje terug in een 'in memoriam' door Hans Ree dat die dat Hartoch's kracht en zwakte vond: hij had zo'n fenomenaal stellinggevoel dat hij nauwelijks rekende. Hij werd er lui van. Haalde wel de meestertitel, maar brak nooit echt door. En geld had hij  nooit. Maar hij kon niet meerijden want ik reed in een bestelauto, met maar twee zitplaatsen.)

In zijn boek  "The Sorcerer's Apprentice" geeft Bronstein in het hoofdstuk "My experience with Computers" een 15-tal partijen van hem tegen computers. Met commentaar, vooral bedoeld om duidelijk te maken waarin precies het verschil zit tussen het digitale en het menselijke denken. Eén ervan zal ik in de volgende (laatste) aflevering gebruiken. Nu vast een voorproefje.

David Bronstein- Deep Blue (die partijen van Kasparov won)  , 1996,  30 minuten rapid.

1.e4 c5 2.b4!! (Het zal niet! Typisch Bronstein. Maar tegen een sterke computer?) cxb4 3.a3 d5 4.exd5 Dxd5 5.Pf3 e5 6.axb4 Lxb4 7.Ta1- a3  

DeepBlue,7  DeepBlue7

(Welja, geef maar een kwaliteit weg. En in godsnaam, waarvoor?)

Aan het eind van de partij en na te hebben verkondigd dat iedereen dus ten onrechte denkt dat je alleen kans maakt tegen computers met saaie gesloten stellingen  waarin de horizon ver weg ligt, besluit de schrijver met:     " Zoals ik al zei, het is natuurlijk eenvoudig om saaie zetten te doen tegen computers, maar ik wilde bewijzen dat zij geen schaak spelen. Zij berekenen alleen zetten, en het menselijk brein, in tegenstelling tot computers, kan denken, voelen, heeft emoties, intuitie, enz. Alles dat schaak zo fascinerend maakt voor ons mensen, ligt achter het bereik van computers."

Bronsteins analyses en het verdere verloop van deze partij de volgende keer, in deel 4

Wordt vervolgd

De tovenaarsleerling, deel 2

Dus, in 1956 miste hij in het kandidatentoernooi in Amsterdam weer met een klein verschil een nieuwe kans op een match om het wereldkampioenschap. Bronstein was er zowiezo goed in om op het beslissende moment zijn kansen in rook te laten opgaan. In 1958 was hij weer dapper op weg. Eerst een zonetoernooi, en dat won hij. Dan een interzonetoernooi, en dan alweer een kandidatentoernooi. Maar zover kwam hij nu niet. In het interzonetoernooi 1958 had hij zich vrijwel geplaatst voor het kandidatentoernooi. Samen met Talj, Petrosian, Benko, en Gligoric. Bobby Fischer zou net achter het net vissen. De laatste ronde zou een eitje zijn. Hij moest tegen een onbekende Filipijn die op de 19e (!!) plaats stond van de 21 deelnemers, ene Cardozo. Bronstein wilde winnen. Nam met zwart veel risico. Stond inderdaad na een zet of 30 duidelijk beter. Toen kwam er een electriciteitsstoring en lagen de partijen enige tijd stil. Toen er weer licht was in de duisternis, kon Bronstein zich niet goed meer concentreren. Waarschijnlijk was hij toch ook niet goed tegen al die spanning opgewassen. Hij verknoeide zijn voordeel, nam opnieuw veel risico. En verloor! Nu eindigde Bobby Fischer een plaats boven hem en had die – hij was 15 jaar oud toen!!! – zich geplaatst voor het kandidatentoernooivan 1959. (Dat zou door Tal gewonnen worden. Die het jaar daarop Botwinnik versloeg en wereldkampioen werd. Maar slechts kort. Botwinnik nam heel spoedig revanche.)

Als gezegd, Bronstein zou nooit meer kandidaat-wereldkampioen worden. Maar won nog wel ontelbare toernooien in binnen- en buitenland. Hij reisde de hele wereld rond. Speelde toernooien, schreef verslagen voor de beroemde Russische krant Izvestia. Speelde tussendoor partijtjes, bijvoorbeeld in een modale schaakclub in Engeland, de club van een vriend bij wie hij logeerde. Amateurs kregen een kleine hartverzakking als ze -soms na afloop – begrepen tegen wie ze eigenlijk speelden. Wie dat grappige, bescheiden mannetje eigenlijk was.

Bronstein liep niet te koop met zijn kundigheden. Bekend is het verhaal van Tim Fürstenberg, de Nederlandse vriend van Bronstein. Die had twee geadopteerde kinderen. Het oudste meisje (12) die van haar ‘pappa’ schaken had geleerd, zat achter een schaakspel toen Bronstein binnenliep. Fürstenberg had vergeten te vertellen wie er op bezoek zou komen. Bronstein was even in Nederland .’Hallo’, zei het meisje. ‘Kunt u schaken?’ ‘Een beetje’ antwoordde Bronstein. “Wilt u met mij een partijtje spelen?” “Ik zal het proberen”, zei Bronstein. Hij ging tegenover haar zitten en deed veel moeite om nog slechtere zetten te spelen dan zij. Toen zij gewonnen had, zei Bronstein “Wil je nog een partijtje met me spelen?” Het meisje antwoordde resoluut: “Nee, dat wil ik niet, want u hebt werkelijk geen idee hoe je dat spel moet spelen!”

Aan al het gereis kwam abrupt een einde in 1976. Kortsnoi won een IBM-toernooi in Nederland, en vroeg direct daarna asiel aan in Nederland. (Zie ook mijn artikeltje Viktor de Verschrikkelijke van 31 juli 2014)

Dat was een blamage voor de USSR! Zij startten een aktie tegen Kortsnoi. Er werd een brief geschreven waarin de Russen hun afkeuring uitspraken voor de handelingen van Kortsnoi. Bijna alle grote grootmeesters ondertekenden die brief. Ze moesten wel, anders raakten ze al hun voorrechten kwijt. Maar David Bronstein weigerde dat absoluut.   Waarom weet ik niet, heb ik nergens kunnen vinden. Herkende hij iets in zijn collega? Moed? Op en naast het schaakbord? Een flinke mate van eigenzinnigheid? Principieelheid? Vergelijkbare ervaringen? Kortsnoi verloor ook op het nippertje een match die later bleek om het wereldkampioenschap te gaan. Bronstein had Kortsnoi bij die match geassisteerd! (Tegen Karpov in 1974. Karpov werd wereldkampioen omdat Bobby Fischer daarna weigerde zijn titel te verdedigen.) Waren de mannen toen enigszins bevriend geraakt?

Dat Bronstein weigerde die brief tegen zijn collega mede te ondertekenen, dat heeft hij geweten. Hij mocht van de Russen ruim tien jaar bijna niet meer meedoen in buitenlandse toernooien. (Toernooien waarin Kortsnoi speelde werden geboycot voor Russische spelers.) Pas na de omwenteling in de SovjetUnie, de glasnost van Gorbatsjov, mocht hij weer. En hij reisde weer vrolijk rond. Maar grote prijzen en grote toernooien waren er toen niet meer voor hem weggelegd. Zijn grote tijd was voorbij, hij was inmiddels de zestig gepasseerd. Hij was weer wel gevierd als schaakleraar, simultaanspeler, trainer, coach, spreker bij lezingen, schrijver van schaakboeken, enz.

Genoeg gepraat. Tijd voor wat schaak. Bijvoorbeeld van Bronstein tegen Kortsnoi.  Bronstein heeft talloze staaltjes van pure schaakkunst achtergelaten.

Een hele bekende is een stelling van zijn partij tegen Kortsnoi, Leningrad 1962.

BronstKortsnoi BronstKortsnoi

Dxf3? dreigt mat in 1. Dus er mag bij zwart niets fout gaan.  38.Th8+ Kg6

39.Txh6+ ! (Volgens Bronstein zat Kortsnoi hier een poosje verbijsterd naar te kijken. En gaf toen op.

 BronstKortsnoi40

 39 … Kxh6 40.Dh8+ Kg6 41.Dh5+ Kf6 42.g5+ met damewinst

39…   gxh6 40.Dg8+ Kf6 41.Df8+  met damewinst

  1. … Kg5 40.De5+ Kxg4 41.Tg6+ Kh4 42.Dg5#;

39 … Kf7 40.Dc7+ Kg8 41.Dc8+ Df8 42.Th8+ Kxh8 43.Dxf8+ Kh7 met groot materieel voordeel

Dat was het dan weer!   Wordt vervolgd!

 

 

Het drama van de verkeerde loper

Of moet de titel zijn :  'de tragedie van de verkeerde randpion'?.

Ik speel op Helena een partij tegen ene Sunking. Mooie schuilnaam. De Zonnekoning. Ik geloof eigenlijk niet dat Lodewijk XIV schaakte. Ik dacht eigenlijk dat hij weinig spelletjes deed Behalve dan natuurlijk met zijn diverse  maitresses, bij wie hij 12 kinderen had.  Maar Helena's Zonnekoning lijkt wel een sterke speler, doch in het computertijdperk kun je nergens meer zeker van zijn. En ook als heer Sunking mij zou gaan beschuldigen van het misbruik van elektronisch rekentuig zou dat zeer begrijpelijk zijn. Maar dit keer niet echt terecht. (En even gemakkelijk zou ik dezelfde beschuldiging kunnen uiten aan het adres van mijn tegenstander.)

Hoezo?

We raakten bij zet 72 in de volgende stelling.

Helaas kan ik u nog steeds geen levend diagram leveren van een situatie na de 72e zet, zonder de 71 voorafgaande zetten erbij te doen. U zult hier dus toch een zakschaakspelletje tevoorschijn moeten halen, of de stelling op uw mobiel of tablet moeten invoeren.  U zult zien, het is de moeite waard. Voor zoiets speel je op Helena. Daar kom je tenminste nog eens een eindspel tegen. Op de club vrijwel nooit.

DIAGRAM1

Sunking1  Sunking1

Wit staat gewonnen.

+Zeker weten. Het eenvoudigst is natuurlijk 72 g4-g5. Die vrijpion gaat doorstormen. Simpel als wat.

-Mispoes! Zwart offert zijn loper.

+Ja hoor,  dacht je dat wij dat niet zagen? Best wel. 72 ….  Le7xg5 73 Lxg5  Kb6 en de witte a-pion gaat eraf en wit kan niet winnen met K+L tegen K. Dat heb ik al geleerd toen ik 14 was. Nee, we spelen dan heel listig 73 Kxg5.

DIAGRAM2

Sunking2 Sunking2

-Heel slim ! Klasse!

+ Zeker weten!

– Maar helaas is het dan ook remise

+ ?????? Nu kan zwart die witte a-pion toch niet meer verorberen. De loper op e3 schermt veld b6 af., Hij kan er met zijn koning niet bijkomen. En dan gaat de witte koning ernaar toe om hem te steunen (en passant eet hij die zwarte pion op d4 nog even op, want die Franse koningen hadden altijd heel veel honger, gezien hun obesitas-afbeeldingen)  en de a-pion promoveert. Simple comme bonjour, zou Lodewijk XIV gezegd hebben. K+L+pion tegen K.

-Zulke plannen zijn altijd goed. Jammer genoeg met maar één uitzondering: een randpion waarvan het promotieveld een andere kleur heeft dan die van die vijandelijke loper. Vooropgesteld natuurlijk dat de eenzame koning op tijd bij het promotieveld kan komen. En dat is hier het geval. En dan staat er iets op het bord als:

DIAGRAM3

Sunking3  Sunking3

En wit mag kiezen – herhaling van zetten – pat – of zijn pion prijsgeven. In alle gevallen is het remise.

+ shit!    Is de stelling van diagram 1 dan niet gewonnen voor wit?

– Jawel, maar in diagram 1 niet na 72. g4-g5. Wel na bijv. Kh5. Wit wint door met een ommetje over de witte velden(via g6, f5 richting d4 te marcheren. Maar na consumptie van die zwarte pion moet wit nog steeds uitkijken. Zwart mag ook hier niet de kans krijgen zijn loper te offeren.

+ Maar hoe komt die g-pion dan langs die barrière van die zwarte loper, die bijv. tussen d8 en e7 heen en weer blijft spelen?

-Door op het goede moment de loper van wit tegen de loper van zwart te ruilen. Gek genoeg mag laten ruilen tegen pion voor wit niet, maar ruilen tegen een loper mag wel!

DIAGRAM4

Sunking4  Sunking4

Omdat zwart machteloos is, omdat zijn koning niks kan en zijn loper  het veld g5 moet blijven dekken ( want dan weer dat reddende offer!)  zou er na oppeuzelen van die zwarte pion op d4 gemakkelijk een stelling kunnen ontstaan als hierboven bij Diagram4. Het is duidelijk  dat  g4-g5  nog steeds niet mag. Maar dat na 79. Lf6! Lxf6  80. Kxf6  de wite g-pion niet meer van promotie is af te houden.

– Maar als zwart wat anders doet na 79 Lf6 ? Bijv. …. La3.

+ Nou ja, dan wordt het wel een wat langer verhaal, maar wit wint als hij die zwarte loper maar niet de kans geeft zich te offeren tegen die pion.  Bijv. zo:

79.Bf6 Ba3 80.g5 Ka7 81.g6 Bf8 82.Bg5 Kxa6 83.Ke6 Kb5 84.Kf7      of zo:            80…    Bc1 81.g6 Bh6 82.Bg5 Bg7 83.Ke6 Bh8 84.Kf7 Ka8 85.Bf6

Tjonge, jonge. Met de computer bedacht zeker?

+ Nee, zelf bedacht.

– Tjonge, jonge. Hoe is het mogelijk!

+ Eenvoudig, een kwestie van ervaring. Dit was de tweede keer in mijn hele leven dat ik zoiets tegen kwam.

 

De eerste keer was in de finale om het schoolschaakkampioenschap van Nederland. Ongeveer 60 jaar geleden. Ik was 19 jaar en speelde aan het 5e bord van mijn school tegen W. v.d. Loos van het St Aloysius College uit Den Haag. Na mijn 43e zet (zwart) sta ik totaal gewonnen.

DIAGRAM5

FinaleSchSch43 FinSchSch43

44. bxa4 en nietsvermoedend antwoord ik bxa4. (44 …   e3 schaak wint direct, de witte koning zal na Kc1 e2 of na Kd3 Lc4 of na Ke2 bxa4 aan de opmars van een van de twee zwarte pionnen ten onder gaan.)

En ineens tovert mijn tegenstander een schitterende zet tevoorschijn, die ik totaal niet had zien aankomen. Stukje eindspeltheorie, die ik toen nog niet in mijn bagage had zitten. Hij wel. Best knap van dat ventje, wellicht zelfs nog een jaar jonger dan ik. En ik was al zo jong!

44. bxa4 bxa4? 45. Lxe4!!! a3 46. Kc1! Kxe4 47.Kb1

DIAGRAM6

FinaleSchSch47  FinSWchSch47

En tot mijn verbijstering was dit remise. Zwart kan die twee witte pionnen wel onschadelijk maken, maar blijft met de verkeerde randpion zitten, en hij zal de witte koning die hoek bij a1 nooit meer uitkrijgen. Die koning blijft het promotieveld bewaken, of wordt pat gezet. Tomeloos sjaggerijnig accepteerde ik hier remise.

Gelukkig won mijn school met minimale score toch nog, maar desondanks ben ik deze tragedie in zestig jaar nooit meer kwijtgeraakt. Dat heet dan ervaring.

Dus, tot uw geruststelling, mijnheer S. , het was mijn computer niet, maar mijn eigen roestige geheugen, bijna 60 jaar na dato.

En het leek me best wel een leerzaam theoretisch uitstapje voor een enkele schaker van Aris de Heer.

 

 

Iconologisch excuus

Ik weet niet wie het me heeft geflikt. Een journalist van het Noorhollands Dagblad op m'n dak gestuurd, omdat ik was voorgesteld als 'icoon' van Aris de Heer. Ik houd niet van zulke dingen. Maar het is natuurlijk wel reclame voor de club. Dus vooruit dan maar. 

Het werd een interview van een half uur. Ik wilde het voor de dag van publicatie nog even lezen. Dat kon. Ik had uitgelegd dat ik beslist aandacht voor de club en het speellokaal wilde. Dat was in haar artikel ondergesneeuwd. Dus veranderingen voorgesteld. Bericht terug "Dank u wel. Ik zal de veranderingen aanbrengen."  Ik had voorgesteld, achter de zin "We hebben het moeilijk het hoofd boven water te houden" op te nemen " Niet erg begrijpelijk want het is een gezellige vereniging, met een gezellige speellokatie. Er zijn sterke , maar ook minder sterke spelers. We kunnen er best een stuk of acht bij hebben!"

Wat schetst mijn verbazing toen ik daarvan toch in de krant niets terugvond.  En in de hoop dat een dergelijke wervende zin in het artikel zou komen had ik toch maar mijn medewerking verleend. En dat mijn uitvoerige stukken voor de website 'berichtjes ' werden genoemd beviel me ook helemaal niet. En zo was er nog wel het een en ander.

Nou ja, interviewen, aanvoelen waar het eigenlijk om gaat, en dat goed formuleren, is een vak apart.

Gelukkig zaten de aardige fotografe en ik wel op dezelfde golflengte.

Dus sorry clubvrienden, Het had beter gemoeten. Ik kan niet zeggen 'volgende keer beter', want ik trap er niet nog een keer in.

Prettige voortzetting van de zomer.

uw wepmeester/icoon.

 

 

 

 

 

 

Schaak diagram test2

 

Onderstaande door jou aangebrachte code werkt,