Ronde 17, 17 februari , afl. 1

Omdat ik wegens te mijnent veel digitaal gedoe weer wat achter lig op mijn schema, ga ik dit verslag voorlopig in afleveringen op de site zetten. Zo hoeft niet iedereen  alsmaar te wachten op mijn ongelofelijk n(tr)uttige  commentaar.

Iedereen was er. Behalve Jasper. Behalve Herman. Maar die had daartoe een erg geldige reden! Ik wens hem vanaf hier, en ook namens clubgenoten, het beste wat denkbaar is. 

Ik begin met waar ik veel interessants in ontdekte. De partij Peter- Arend.

Het begon als een Philidor :  1. e4 e5  2. Pf3 d6  

  Peter – Arend (2…d6)

Bij Wikipedia kunt u hierover lezen :

‘Deze verdediging is vernoemd naar François Philidor (1726-1795). In de 18e eeuw werd deze opening vaak gespeeld, maar later nam de belangstelling voor de opening af, omdat zwart geen actieve stelling krijgt en het opschuiven naar f5, wat oorspronkelijk de bedoeling was, uiteindelijk ongunstig blijkt te zijn voor zwart. Toch wordt de verdediging nog wel gespeeld door meesters als Bacrot, Aronian en Nisipeanu.’

Graag wil ik hier aan toevoegen:  ‘en meesters als Gerrit van Dok, en aanstormende talenten als  Peter van Putten en Arend Schuur.’

Het hierboven genoemde “minder actieve” zit  ‘m erin  dat dezwarte koningsloper voorlopig weinig actief achter die d6-pion blijft zitten. Dat Peter al gauw wat beter spel krijgt, zit hem echter niet in zijn beste aanpak   ( dat is 3.  d2-d4 exd4  4. Pxd4 Pf6 5. Pc3 Le7 6. Le2 ) , want hij sluit nu ook zijn eigen witte koningsloper op, achter 4. d3. Nee, het zit hem in de wat mindere aanpak van Arend:  Die ruilt de actiefste van zijn twee lopers gelijk af, en speelt daarna het wat twijfelachtige Df6.

  Peter – Arend (6…Df6)

Ik denk dat hij op die manier op de snelst mogelijke manier lang wil rocheren. Op zichzelf wel een lofwaardig idee. (Maar dat komt er nog even niet van. )  En dat Komodo dit nu taxeert als 1.00 voor wit, komt – denk ik –  omdat het nu voor zwart wel even scharrelen wordt om die stukken van die koningsvleugel nuttig te ontwikkelen.  Df6 houdt het logische veld voor Pg8 bezet en Pe7 is dan weer niet zo prettig voor die loper op f8.

Gelukkig voor Arend gaat Peter op de 10e zet dameruil aanbieden (beetje passief) en dan gaat het er weer wat prettiger uitzien voor zwart.

 Peter – Arend (14…Pd4)

Na 14. … Pd4 moet wit wel Ld1 spelen  want ook pion c2 moet gedekt worden.  Beetje rare plek voor die loper , maar na bijv. c3 zijn er nieuwe mogelijkheden, dan moet dat paard weer weg en kan bijv.  Ld1-a4.

Maar Peter speelt  15. c4 en dat heeft de volgende bezwaren : wit zit daarna met een geïsoleerde dubbelpion op de f-lijn en is bovendien zijn ‘loperpaar’ kwijt.  Hier murmelde ik tegen Arend: “geef mij maar zwart”. 

Arend speelt inderdaad sterk verder. 

Een spannende situatie ontstaat rond zet 23.

(Klik op de zetten of pijltje om het diagram te laten veranderen.)



Hierna lijkt de stelling geleidelijk aan in een remisestelling te veranderen.  Even gaat er iets fout. Als mijn gegevens kloppen kan Peter ergens gewoon een stuk slaan, maar doet hij dat niet. Of is er iets mis met de notatie. Interessanter vind ik dat er even later ineens een heel boeiend en leerzaam eindspel op het bord staat. En opnieuw had zwart kunnen winnen. Maar best wel nogal moeilijk allemaal! Na zet 34  ging het aldus:



Voor ik nu verder ga om te laten zien hoe zwart deze stelling met een op promotie beluste vrijpion wint, wil ik eerst nog even iets laten zien voor de enkele theoretisch wat minder geschoolden onder ons. Wellicht wordt het vervolg dan duidelijker!

Als je wilt weten of een koning een naar promotie snellende pion nog kan inhalen is er een handig trucje. Teken in gedachten een vierkant als in het diagram hieronder.

Tel het aantal vakjes van vrijpion tot promotieveld (e8), ga vandaar hetzelfde aantal vakjes naar links  (naar b8), dan weer terug naar de rij waar de vrijpion staat (5e rij), en dan weer naar rechts naar de vrijpion. Zo ontstaat een vierkant. Doe dat in gedachten! Als je echt een viltstift gaat zoeken en op het bord gaat tekenen, word je geroyeerd als lid.

  Promotievierkant

Als zwart aan zet is zal hij met Kb5 of Kb6 dat vierkant kunnen binnengaan. Dan haalt hij de witte vrijpion in! Als wit aan zet is niet. Die speelt dan e6, en dan wordt het vierkant kleiner en komt zwart er niet meer in! Dus te laat!

Natuurlijk hangt van de stelling af in welke richting je het vierkant bedenkt. Hier naar links. Maar in een andere stelling misschien naar rechts.

Zo , nu terug naar de stelling die ik verliet voor bovenstaand geschoolmeester.



Al met al een heel boeiend potje. Beetje teleurstellend voor Arend dat hij in een gewonnen stelling opgaf. Ik zag echter wel –eigenlijk vaak van beide kanten- heel goed spel. Maar wellicht leerzaam!

Wordt vervolgd