Categorie archieven: Schaak diversen

‘In de kast gekomen’ , 1

Ik heb mij natuurlijk voorgenomen te stoppen met het aanschaffen van nieuwe schaakboeken. Ik moet eerst maar wat met die vier (vijf?) resterende meters op mijn  boekenplank die over zijn  na eerdere nogal mislukte  uitdun-pogingen. Bijvoorbeeld een serietje op de website: ‘Uit de kast gekomen’ . Mooi tegen de Corona-saaiheid. Voor de schrijver, en hopelijk soms ook voor de lezer.

Maar helaas. Ik houd van ‘praatschaak’. En ik was al vroeg een bewonderaar van Erika Sziva. Een Hongaarse schaakkampioene, die naar Nederland kwam en daar vertegenwoordigende schaakteams versterkte. Al gauw perfekt Nederlands sprak. Nederlands kampioen werd. Hier naartoe kwam wegens liefde voor een Nederlandse schaker, waar ik ook al vaak wat over had gehoord: Johan van Mil. Bewonderd  om zijn creatieve agressieve stijl. Elkaar ontmoet bij een schaaktoernooi. Romantisch toch? Een vrouw die ook nog kans zag na het veel te vroeg overlijden van die echtgenoot een bedrijf op te zetten, en in leven te houden, dat schaakartikelen verkoopt. ( ‘De Beste Zet’ . Ik heb er alleen maar goede ervaringen mee. ) En die daarbij tegelijkertijd ook nog kans zag twee nogal levendige jongens in haar eentje op te voeden in een lange periode van verdriet.

Dus wat doe je dan als er een boek verschijnt waarin ze haar leven en haar schaakcarrière  beschrijft? Met de mooie titel “Betoverd”.  Gelijk bestellen natuurlijk, bij De Beste Zet.

Ik was wel tevreden toen ik vandaag ons KNSN blad opendeed en zag dat er  een bespreking in stond van The Queens Gambit. Zelfvoldaan omdat ik daarover al drie weken geleden een artikel voor u publiceerde!  Mooi op tijd! Ik was minder tevreden toen ik zag dat er ook een bespreking in stond van “ Betoverd” . Ik heb het net uitgelezen en was van plan daarover te gaan schrijven. En daarmee  ben ik dus eigenlijk te laat.  Ik raad u aan het artikel in het bondsblad eerst te lezen.

Ik zal hieronder dus niet veel vertellen over start, levensloop, successen , e.d. waarover u daar kunt lezen.

Ik vond het een erg aardig boekje. Ze geeft leuke anecdotes,  geeft veel aardige partijen, laat zien hoe moeilijk het voor haar was om van een beroemd mens met een goed inkomen in het schaakvriendelijke  Hongarije te moeten veranderen in een onbekend mens in het weinig schaakvriendelijke Nederland  (zeker als het om vrouwen ging)  van destjjds.  Hoe ze het allemaal redde.  

Ik wil er dus toch iets van laten zien, maar  ik ga me beperken tot wat details die ik leuk vond doch die in het overzichtsartikel in het Bondsblad niet aan bod konden komen. En ik kan u natuurlijk wat voorbeelden  voorschotelen van haar leuke partijen, met ‘bewegende diagrammen’. Wat daar ook niet kan.

Ze schrijft niet alleen over zichzelf, maar ook heel veel over Peter Dely,  de grootmeester die haar talent onderkende, en  aanbood haar te trainen toen ze 14 was. Daarvoor moest ze uit huis weg en helemaal alleen ver weg in Boedapest gaan wonen. De drang om een sterk professioneel schaker te worden was zo heftig dat ze het deed. En ze is haar ouders nog dankbaar dat die haar begrepen en het goed vonden. Eigenlijk onvoorstelbaar, vind ik.

Een ander groot deel van het boek is gewijd aan Johan van Mil,  en wat ze van hem leerde. Veel partijen van hem, en die zijn vaak erg boeiend. Daar stond hij om bekend.

Leuk is het fragment waarin ze vertelt dat Van Mil voor het Ohra-toernooi in 1982 van Eindhoven naar Amsterdam fietste . Daar aangekomen had hij last van zijn voeten, en schoof met blote voeten aan bij de wedstrijdtafel waar de toen erg sterke  Jan Hein Donner wachtte.  Hij versloeg Donner in een mooie partij. Reactie van een geīmponeerde Donner, na te hebben opgegeven ”Hoe sterk zou hij wel niet geweest zijn met schoenen aan !?”

Hier die partij. Als bij de volgende diagrammen,  met commentaar van Sziva!

Ook aardig een partij die Sziva ons bezorgt van Van Mil’s debuut als 17-jarige in de hoofdklasse van de KNSB.

Maar het mooiste vind ik toch wat ze over zichzelf schrijft. Over haar gezwoeg (naast schaken, gezin, zaak) om Nederlandse diploma’s te halen, want zonder kun je hier niet veel. Over sport, lachen met haar partner en lol met vrienden, spanningen rond het schaken, over haar beminde grootouders en ouders, in een beroerde communistische tijd,  over de sterke band met haar familie., enz. Het is zelden schokkend of opzienbarend, maar het is wel warm en menselijk, bescheiden, en eerlijk  (veel persoonlijks wordt ons zonder schroom medegedeeld ) en daarom juist  interessant. Vind ik. Over dat ze  een poosje een bevriende grootmeester Miles te logeren hadden. U weet wel die schaker die ooit een toernooi speelde liggend op een bed wegens rugklachten, die berucht was omdat hij zeer hoorbaar winden liet tijdens zijn partijen, die ooit tegen wereldkampioen Karpov ‘s 1. e4  tot grote consternatie van het publiek antwoordde met 1. …. a6 en … won!  Sziva vertelt dat deze vis na drie dagen niet fris meer was en dat ze hem er na een week weer uitgooiden.

En vaak leuk. Bijv. de belevenissen met het damesteam  bij de abominabel slecht georganiseerde  Olympiade 1998 in Kalmukkië: met drie dames (met Peng en Lanchava)  op één kamer, door het eten met een voedselvergiftiging in het ziekenhuis belanden. Opgesloten zitten op een WC wegens bezwijkend nieuw slot.

Dat ze echt goed kon schaken blijkt uit veel van haar partijen.  Bijv. eentje uit het NK van 1999. Ze was niet in geweldige schaakconditie, want ze was 5 maanden zwanger, en was zeer vermoeid. Haar tegenstandster echter ook. Peng, de record-kampioene, was 6 maanden zwanger en fysiek ook niet optimaal. Toch stonden ze samen bovenaan. Het ging om het Nederlands Dames – kampioenschap. Sziva won.  Het valt mij op hoe eindeloos geduldig de aan elkaar gewaagde dames blijven manoevreren. Veel zetten lijken geen ander doel te hebben dan te wachten tot de ander haar geduld verliest.

Ze verklapt ook dat ze wel eens aan psychologische  oorlogvoering deed. Bij een Olympiade had haar tegenstandster te lang in de zon gezeten en was knalrood verbrand.  Sziza “overlaadde  haar tevoren met informatie over huidkanker”  “ Lalic beweerde zich zo ontzettend overrompeld gevoeld te hebben door mijn uitleg dat ze geen gezonde zet meer kon vinden.”  Maar Miles en Suzan Polgar vonden het gewoon een briljante partij van Sziva.

Twee keer deed ze in de voorrondes voor het NK voor mannen mee. Twee keer bereikte ze de halve finale, De bovenste twee doen mee in de finale. Sziva werd uiteindelijk vierde. Bijna sensatie. Nooit zat er en vrouw bij  in de mannenfinales NK.

Hieronder haar partij tegen Knoppert ( Elo 2340 )   ,   NK 1994

In het laatste hoofdstuk “Het einde of een nieuw begin ”  blikt ze samenvattend terug op wat het leven haar bracht: “Het gat dat het overlijden van Johan van Mil achter liet was op geen enkele manier te vullen. “ Maar nu wat ouder en wijzer,weet ik al te goed dat dit de prijs is die je voor een grote liefde betaalt” ”Toch past een bewogen leven met echte liefde en veel pijn me beter dan een lang en saai  leven met zijn middelmatigheid.”

Ze is dan wel gestopt met professioneel schaak en toernooien, ze schaakt nog steeds. Zonder openingenstudie e.d  En toch sterk!  Getuige enkele partijen,  waaronder een miniatuurtje. Om het clubkampooenschap. Dit vind ik wel de allerleukste partij van het hele boek! Om zo op de club ingemaakt te worden! En door een vrouw! ( Denk ik niet, maar hij? )  Nou  ja, wel door een Nederlands Kampioene.

In 2020 was ze nog clubkampioen van WLC Eindhoven. Zij het na een onvolledig seizoen.

“ Betoverd”   Waardoor? Door een spel en een schaker.  Een boeiend verhaal dat  niet alleen over schaken gaat maar ook over een mensenleven met dromen, plannen en tegenslagen, met plezier en verdriet. Maar ook veel leuke schaakpartijen. Dat ook.

Heel mooi boekje!

Erika Sziva    “Betoverd”      Uitgeverij  De beste zet,  2020

Eindcorrectie moet nog plaatsvinden

Uit de kast gekomen 8

‘Move first, Think later’,  afl 4

Uiteraard besteedt schaakdocent  Hendriks in zijn boek over de manieren om beter te leren schaken  veel positieve aandacht aan de mogelijkheden van de computer. Het zal u niet verbazen dat hij daar ook  nogal wat ernstige waarschuwingen bij in petto heeft. Bijv. In het hoofdstuk ‘The human standard’ . Als u de computer vraagt om een hoogwaardig oordeel over uw stelling,  vergast die u vaak op zeer lange, wijdvertakte analyses, waar u niet zo veel meer aan heeft. Dus roept Hendriks: ‘Ik denk dat het verstandig is de menselijke standaard in de gaten te houden. Wat ligt in uw bereik en wat niet?’ Sla de rest maar over!

( Ik heb zelf  gemerkt  dat  velen van u dat best wel doen gehoord de reacties die ik wel eens krijg op de analyses van prof mr dr K : ‘ dat kan ik toch niet onthouden,’  ‘ dat had ik zelf nooit kunnen bedenken’ ‘ sorry hoor dat begrijp ik allemaal niet”. ) Uw schaaksterkte  zal trouwens belangrijk zijn  voor hoe hoog u de lat van uw eigen menselijke standaard wilt leggen. De een kan er wat mee, de ander niet.

Maar de computer kan u best helpen met het ontdekken van een  door u en wellicht door uw tegenstander gemiste voortzetting die helemaal niet zo moeilijk was. Nuttig dus zo’n computer.. Het bezorgt u weer een herinnering aan een stelling,  die u ooit best weer van pas kan komen.

Voorbeeld van waarschuwing achteraf door de computer:

“Wegens de dreigingen h5-h6 en hxg6 verwachtte ik dat mijn opponent de dames zou gaan ruilen en dat deed hij. Ik was wel tevreden met mijn ‘plan’.   Maar beiden hadden we volgens de computer winst voor wit over het hoofd gezien.

  Hendriks – Van Onzen

Ik schreef eerder al dat bij al mijn  waardering voor dit boek, ik ook wel een enkele keer iets aan mij voorbij laat gaan : uitweidingen over filosofie en psychologie. Waarmee hij zijn ideeën probeert een basis te geven. In hoofdstuk 22 tipt hij even aan  de kwestie Erfelijkheid of Milieu? “aanleg “of  “aangeleerd?” Nature or nurture? Talent of doorzettingsvermogen?  Hij citeert hier o.a. Midas Dekker’s  “De larf” . Die stelt daarin dat ouders zich niet druk hoeven te maken over de opvoeding van hun kind. De larf heeft bij de geboorte al alle eigenschappen in zich waarmee hij later een goede volwassene kan worden. Daar kunnen ouders  niet zo veel aan verknoeien. Dat is weer typisch een conclusie van onze dwarse Midas. Maar psycho-analytici daarentegen  waren erg op zoek naar trauma’s die kinderen  in hun jeugd oplopen: hardhandige vaders , gebrek aan waardering, misbruik. Ik concludeerde uit recente boeken als “Mijn vaders hand” van Bart Chabot en “Mijn ware verhaal” van Karin Bloemen  echter zelf ook weer  dat je na een akelige jeugd toch nog aardig terecht kan komen. Maar dat zijn wellicht uitzonderingen.

We verwachten inmiddels, gezien zijn voorafgaande hoofdstukken, wel dat Hendriks het ervaringen opdoen nog belangrijker vindt dan het talent. “To go to the maximum of your talent , hours have to be spent.”  En “ Talent has one adventage- the right to work harder than others”

Maar talent wordt niet geheel ontkend: stel je hebt met je leerlingen vastgesteld wat wint in onderstaande stelling:

Movefirst4a

(Dxh7 gevolgd door Th5 mat)

En je vraagt  ze later nog eens wat te spelen in een dergelijke stelling dan heeft iemand die gelijk Txb5? speelt duidelijk minder ‘talent’ dan wie Dxh7 speelt.

En wie in onderstaande stelling

daarna ook een soortgelijke combinatie wel ziet en dat 1.  Dxg5 wint, ja die heeft meer talent.   (1. … hxg5 2. Th3+ Kg8 3. Pe7 mat )

In hoofdstuk23 gaat de schrijver zich afvragen welke onderdelen van het schaakspel de meeste aandacht vragen als je er beter in wilt gaan wordenl   (Als we het erover eens zijn dat dat dus niet kan middels een beperkt aantal denkrecepten, maar moet gebeuren door het aanbrengen van een enorm reservoir van langsgekomen stellingen en zetten.)

De tactiek?

Schaakproblemen oplossen verbetert je tactisch vermogen maar ook je rekenvaardigheid. (Zelf noem ik dat laatste liever ‘vermogen om vooruit te zien’. Wat is ‘rekenen’?)   En dat hoeft niet persé te gaan over veel zetten diep. Vraag aan de grootmeester “Hoeveel zetten diep kunt u rekenen?” dan zal hij  wellicht antwoorden : “Niet meer dan één, de beste”. Hendriks varieert : “Diep genoeg.”

Een niet diepe maar wel lastige combinatie  bijv. :

Jadoul – Soos

De opening?

v. Wijgerden (Stappenplan) is niet zo’n voorstander van openingenstudie. Loek van Wely begon pas openingen te bestuderen toen hij een Elo had bereikt van 2400. (Dus Gerrit en Bert bevinden zich in goed gezelschap.) Hendriks nuanceert het  met een voorbeeld van een partij die hij won door betere openingsvoorbereiding.

Het eindspel?

Tja. Misschien. Vaak zit je dan al gauw in tijdnood. Dus handig als je zo’n stelling al in je hoofd hebt. Maar lukt dat? Nunn schreef een boek “Understanding Chess Endgames” met “ the hundred most important endgame-ideas”   IM Hendriks las het natuurlijk. “Tja” zegt Hendriks “als ik nu zou tegenkomen de volgende stelling

Movefirst44

 “ ,waarin zwart speelt het verliezende 87 ….  h2 ipv het remisemakende Kg2 , dan herken ik de exacte stelling  toch niet. Dan  komt er bij mij -als bij de meeste spelers  hoogstens  iets boven als  “ soms remise, soms verloren” en een vaag idee van tactische zaken die hier kunnen spelen : pat,  mat, penning, tempodwang, enz.”

Voor u als beweegbaar diagram:

Wat is essentiële kennis? Bijvoorbeeld matzetten met Loper en Paard. “Maar”, zegt Hendriks, “in de dertig jaar dat ik gespeeld heb, ben ik het maar één keer tegengekomen. En wat te denken van wat bekend staat als de Lucena-positie. Wit moet als hij zijn Koning van het promotieveld van zijn pion wil halen, proberen te ontsnappen aan voortdurende schaakjes!

Dat kan het eenvoudigst met 1. Td4 om “een brug”te bouwen.

 Lucena – positie

Hendriks:  “Een erg bekende voortzetting, en in de top van de lijst van wat je moet weten, maar ik ben dat nog nooit in een eigen partij tegengekomen!”

Hij vindt derhalve dat veel schaakleraren de voordelen van eindspelstudie overschatten. Dus als je zelf zulke studies niet zo leuk vindt, is er weinig reden om je zorgen te maken. Zelf vindt hij het soms toch wel eens leuk om eindspelproblemen op te lossen, want het is wel natuurlijk gewoon schaken! Maar hij doet dat niet met het doel een berg stellingen in je hoofd te stampen.

Strategie?

Middenspelstrategie. Net als bij studie van openingen, tactiek en eindspel moet je kennis opdoen via concrete stellingen. Dat kan je helpen bij stellingen die er op lijken. Maar het is lastiger. Verderop komt hij daar nog op terug. Hij beveelt aan hele partijen na te spelen en vooral de analyses te bekijken. Partijverzamelingen zijn tegenwoordig gemakkelijk te vinden. Boeken. Of op internet live weergegeven partijen van lopende toernooien. Enz.  Eigen partijen met hulp van de computer altijd achteraf analyseren. Vluggertjes op internet  (minimaal 5 minuten) later goed bekijken.

Hij geeft een eigen voorbeeld van leerzame analyse achteraf, dat me zeer aanspreekt. Ik wist alles wat hij hierover schrijft zelf al, omdat ik destijds Colle speelde en na een partij in de externe vrijwel dezelfde stelling met de computer uitvoerig analyseerde en tot dezelfde varianten en ontdekkingen kwam. En inderdaad dat dus zelf in een latere partij herkend en nog eens toegepast heb. Nooit meer vergeten!

Het standaardoffer op h7!

Lxh7offer

In hoofdstuk 24 “Expectations” betoogt de schrijver dat je weliswaar beter leert schaken door stellingen langs te zien komen en schaakproblemen op te lossen, maar dat je in een echte partij niet al gestuurd wordt door de opdracht: “Wat is hier de sterkste zet voor wit?” “Wit wint!” “Mat in drie” Of nog erger: een stelling in het hoofdstuk “pat”  of “blokkade van een vrijpion” , dan weet je al waar je naar moet zoeken.  In een echte partij weten we zelfs nog niet dat er een goede zet voor ons is. We moeten een keuze maken uit een groot aantal alternatieven waarvan we de waarde nog moeten ontdekken.

In hoofdstuk 26 komt hij terug op zijn opmerkingen dat het lastiger is om “puzzels” te maken met strategische voortzettingen. Want als het gaat om tactiek dan is er meestal één duidelijke oplossing. (Computer zou dan bijv. aangeven    +3   en alle alternatieven 0 of minder. ) Als het om strategie gaat ligt dat moeilijker.

In strategische  puzzels zijn de verschillen meestal veel kleiner, en is ook minder duidelijk waarom alternatieven wat minder zijn.

In veel boeken wordt dan alleen de beste zet genoemd, en lees je niets over de alternatieven. Die vaak ook heel goed zijn. Hij geeft een voorbeeld uit Chess Strategy  for Club Players van Herman Grooten.

Kasparov Browne

Grooten laat de lezer kiezen uit vier mogelijkheden. Maar bij de oplossing vermeldt hij alleen het gespeelde 29. Pe5! Als de beste.Omdat de pion op d6 weliswaar zwak lijkt maar na afruil van de blokkerende stukken ook een aanvalswapen kan worden.

Maar, zegt Hendriks, de zwarte koningsstelling is verdacht en  acties in die richting kunnen ook wel heel effectief zijn. Dus zijn ook de andere door Grooten aangegeven keuzemogelijkheden 29 Txe8 en later Pxg5 of 29. h4 of 29. Pxg5 ook sterke zetten. Maar daar zegt hij niets van.

En ook hier waarschuwt Hendriks voor te veel aanwijzingen in de opdracht. “Hoe herinnert wit zijn tegenstander eraan dat zowel d5 als f5 zwakke velden zijn?”  of “In wiens voordeel is het op het bord houden van de Dames.”

Het is kennelijk  heel moeilijk om een goed “strategisch” probleem te maken  of te vinden. Maar ze zijn er wel! En het hoeft niet perse een moeilijk probleem te zijn:

Movefirst4a5

Wat is wits beste?

Tc5! Want dat is de enige manier om te verhinderen dat zwart zich bevrijdt. In werkelijkheid werd gespeeld  1. Pd2? c5! Met voordeel voor zwart.

Een dergelijk schaakprobleem verliest veel charme als je ten gevolge van een aanwijzing niet zelf kan uitvinden wat er aan de hand is.

Computer en strategie

Je kunt natuurlijk gewoon zeggen: computers begrijpen geen strategie! Hendriks: Ik denk niet dat dat (nog) gerechtvaardigd is . Als een programma lang naar een stelling kijkt, zal zijn beslissing in 99% van de gevallen  tamelijk accuraat zijn.  Maar natuurlijk zijn er  verschillen tussen het denken van de mens en van de computer.  Je kunt niet spreken van een “plan” van de computer.

Hendriks geeft een aardige mogelijkheid om uit te vinden wat voor bedoeling een computer heeft met zijn zet!

Sutovsky Ivanchuk

Stel dit is uw stelling, die u wilt analyseren met uw computer. Die zegt 22. .. Kg7  U denkt: Daar begrijp ik niks van! Wat wil hij daarmee?

U  kunt dan een of meer zogenaamde 0-zetten invoeren. Dat kan in de meeste schaakprogramma’s. Hieronder kunt u zien wat de computer na Kg7 zou gaan doen als hij geen tegenspel krijgt. Als je dat geen ‘plan’ wilt noemen, noem het dan maar de ‘bedoeling’.

Ik was wel blij met deze suggestie. Vroeg me al meer dan tien jaar af wat je met doe zogenaamde  0-zet zou moeten.

Natuurlijk heeft Ivanchuk geen computer nodig om een winnende voortzetting te vinden. Wel met een ‘plan(netje)’

Sutovsky – Ivanchuk

Verder doet de schrijver ons nog iets aan de hand om het probleem te omzeilen dat je bij het oplossen van schaakproblemen hebt: je wordt door de opdracht al een beetje gestuurd. Je hebt minstens al te veel het idee dat er iets aan de hand is, iets bijzonders moet zijn. Misschien krijg je zelfs al mee in welke richting je moet zoeken. En meestal gaat het om iets ‘tactisch’. Maar je wilt misschien toch meer strategisch beter worden.

Pak een zet uit een niet geanalyseerde partij uit een partijenverzameling. Probeer te bedenken hoe jij dat zou aanpakken. Vergelijk het met het gespeelde. En voer de stelling in in je computer.Kijk met 0-zetten hoe die het zou aanpakken.

Leuk idee, maar ik denk niet dat u met deze suggestie iets gaat doen. Ik ook niet. U hebt al genoeg werk als u uw eigen partijen achteraf wilt bestuderen.

In het slothoofdstuk herhaalt Hendriks zijn in dit boek geuite ideeën over hoe je wel en hoe je niet een sterkere schaker kunt worden.

Als iemand heel goed is in spelling, is dat geen kwestie van aanleg, maar een gevolg van het jaren lang opbouwen van een enorme hoeveelheid kennis. Als zo iemand in een paar seconden de spelling in een zin controleert is dat gebaseerd op miljoenen acties in zijn brein voor het concept: spelling controleren.

Bij het schaken gaat het ook om een enorme hoeveelheid mogelijkheden. (En de absolute waarheid achterhalen is onmogelijk voor een mens. Computers komen eind verder.) Onze opgedane schaakkennis leidt ons naar de goede zetten. We vinden ze niet als een resultaat van een redenering via regels en vooraf inventariseren van alle kenmerken van de stelling. De zet wordt gevonden door herinneringen aan onze eerdere ervaringen, in concrete posities en concrete zetten.

Voor Hendriks is belangrijk: kritisch zijn op wat je voorgeschoteld krijgt. Niet zonder meer aannemen dat een loperpaar altijd sterker is dan L+P. En kritisch zijn, ook op methodes van schaaktraining en uitgangspunten van schaakboeken. Een beetje bescheidenheid zou ieder passen die schrijft hoe jij je schaak moet verbeteren.

Je leert goed schaken door goed schaak te consumeren. Er is geen manier om te leren slim te denken. Er is geen korte route naar de beste zet door posities te analyseren. De sterkste spelers volgen geen geheime protocollen! Schaken is een rijk spel. Dus we moeten blij zijn dat er geen simpele oplossingen beschikbaar zijn.

De schaakprofessionals hebben wel talent. Maar ze hebben er vooral heel veel studie in gestopt. Er is veel materiaal voor en er zijn veel manieren om dat te doen. Zelf vertrouwde Hendriks op : -schaakproblemen oplossen  – met de computer achteraf zijn eigen partijen bekijken – zwoegen op probleemstellingen en proberen uit te vinden wat de waarheid is. Niet te veel bezig zijn met ‘karakteristieken’ van stellingen, het maken van ‘plannen’, denken volgens een ‘protocol’, regels volgen, ‘kritische momenten’ ervaren, enz. Zetten, lijnen, beslissingen komen voorbij in ons geheugen, en het is mooi als we ze in onze actuele partij herkennen en kunnen  toepassen,  en achteraf voegen we dan wellicht daar een of andere redenering aan toe. Er bestaan geen ‘fundamental rules and secret concepts of chess strategy”. En ja, soms leidt ons trial and error tot een  partij waar we trots op zijn, en soms tot een partij die we het liefst snel zouden willen vergeten.

“Move First , think later”

Dat was het dan. Ik heb met veel genoegen voor u dit interessante boek weer doorgespit. Ik begrijp waarom er zoveel enthousiaste recensies op kwamen. Ook in Engeland en de USA.. Hendriks ventileert erg  verrassende (zelfs tegendraadse) meningen. De enorme hoeveelheid stellingen en partijen die hij toevoegt ter illustratie zijn bijna altijd boeiend en verhelderend.  Je herkent er ook vaak eigen ervaringen in. Ik vind wel dat je aan het eind van je excursie door dat rijke boek af en toe begint te denken : ja, nu weet ik het wel wat jij vindt. En  ja, overdrijf je nu niet een beetje? Of, ja dit sleep je er wel erg met de haren bij. Vooral als hij weer heel erg op de filosofische of psychologische toer gaat. (In mijn ‘uittreksel’  dat ik voor u van dit boek maakte  heb ik u daarvoor behoed. Zulke fragmenten  heb ik maar overgeslagen.)  Of:  je denkt : Maakt Hendriks zich nu niet zelf schuldig aan zo’n zelfde soort wijsneuzerig doceren dat hij bij zijn collega’s zo afwijst?

Blijft toch voor mij overeind:  een heel bijzonder boek. Met bijzondere meningen en heel veel prachtig materiaal waar de eenvoudige  clubspeler van kan leren en  genieten. Ik kon in 4 artikelen er slechts een greep in doen.

Ik zag dat er in juli van dit jaar een nieuw boek van deze auteur is verschenen : “On the origin of good moves”.  Ook als ebook verkrijgbaar. Zal ik toch maar? 

En daar u dan ook mee lastig vallen. Bijvoorbeeld in een nieuwe serie ‘In de kast gekomen’ ? Ik bezweek gisteren al voor een boekje van Erika Sziva, een Hongaars wonderkind, die later met IM Johan van Mil meeging naar Nederland en hem trouwde. Ze was vele malen dameskampioen van Hongarije  en vele malen dameskampioen van Nederland en internationaal damesgrootmeester. En nu de eigenaresse van de prima schaakwinkel ‘De beste zet’ 

Dan zou ik haar boek “Betoverd”  (mooie titel) ook kunnen bespreken op onze site!? Ik denk er nog maar even over.

Eindcorrectie moet nog plaatsvinden.

Tussendoortje : Schakende wonderkinderen

U bent het inmiddels natuurlijk ook wel tegengekomen. Ik zag  het gesignaleerd in o.a. artikelen in De Volkskrant en het Noordhollands Dagblad. En elders. ‘The Queen Gambit’.  Alles lovend. Het is een hype.

Ach, als het schaakspel een rol speelt in een film reageert een beetje schaker al gauw met: Wat een onzin! Wat zich daar afspeelt dat kan helemaal niet. Doen alsof het serieus is: twee grootmeesters die openen met 1 a3 h6. Haha, laat me niet lachen. Ik denk dat politiemensen ook heel hard moeten lachen als ze op de bank naar een krimi op de TV zitten  te kijken. Haha, zo gaat dat in het echt helemaal niet.

Het schaakspel is wel populair bij kunstenaars. Je komt het nogal  eens tegen in literatuur, in de schilderkunst, in de filmkunst. Al in de ridderroman ‘Walewein’,  geschreven in het midden van de 14e eeuw!!  Ridder Walewein gaat voor Koning Arthur proberen het prachtige schaakbord te bemachtigen  dat door de troonzaal zweefde en daarna spoorloos verdween.  Louis Couperus maakte er later een roman van : ‘Het zwevende schaakbord’ . In 1957 zag ik de film ‘Het zevende zegel’ van Ingmar Berman, waarin  ridder Anthonius Block schaakt met de Dood. Als hij verliest kost hem dat zijn leven.

Ach met ons geliefde schaakspel heeft het eigenlijk zelden iets te maken. Het laat wel zien dat  veel buitenstaanders erg onder de indruk zijn van  ons spelletje. Je moet wel heel slim zijn om dat mysterieuze spel te kunnen  begrijpen.  Denken ze . (U weet wel beter!) Komt het daarom zoveel voor in de kunst? (Nu schieten me ook ineens  romans te binnen van 1. Nabokov: De Verdediging Het verhaal van een wereldkampioen die gek is/wordt.  Als ik me goed herinner is die verdediging de Meraner van het Slavisch en 2. Elias Canetti: Het Martyrium. Met daarin een figuur Fischerle, een dwerg die wereldkampioen schaken wil worden en nogal wat trekken vertoont van Bobby Fischer. Het idiote is dat het boek in 1935 verscheen, toen Fischer nog niet geboren was! Canetti voorspelde de toekomst!. ) .  

Wordt The Queen Gambit door zo ongelofelijk veel mensen bekeken, omdat het zo’n raadselachtig spel is? Ook door niet-schakers.  ( Het staat bij Netflix als 2e op de lijst van meest bekeken producties!)

Moet ik die serie zien? Dacht het niet. Is natuurlijk ook allemaal maar onzin, waar een beetje schaker zich aan gaat ergeren.

Maar dan lees ik bij Ger Ligterink  dat de partijen die wonderkind Beth Harmon speelt wel echte ooit gespeelde partijen zijn, van grootmeesters. En dat zelfs Kasparov daartoe zijn medewerking heeft verleend. Ligterink zocht zulke bestaande voorbeeldpartijen op en publiceerde er 2. Hieronder neem ik één over. En ik lees dat Judith Polgar veel in deze serie heeft herkend. En in een interview reageert ook Maaike Keetman enthousiast. (Voor als u die naam niets zegt: ze werd 3e bij het Nederlands Kampioenschap vrouwen in 2017. Ze was toen 17 lentes jong.  Ik herinner me nog goed dat onze Marko Bosnjak me op de club  vertelde dat hij op zijn  school tegen dat meisje had gespeeld en van het bord was geveegd. (Terwijl hij toen bij ons op de club langzaamaan serieus begon mee te tellen.))

Maar ja, Netflix. Ik heb me er wel eens op geabonneerd, maar na een maand weer opgezegd. Allemaal films en series die mij vast niet gingen boeien. Om nu alleen maar voor The Queen Gambit me weer op Netflix aan te melden?

Ik was wel altijd erg geïnteresseerd in schakende wonderkinderen. Ik herinner me nog de opwinding die me beving toen ik in 1958 in  de krant las dat een jongen van 14  van  Reshevski had gewonnen. Nota bene. En hoe!  De partij (zie verderop) kwam in de krant. Daar moest je destijds  je informatie vandaan halen. Nagespeeld natuurlijk. Tjonge.  Tegen Reshevski, een oersterke supergrootmeester met een mooie agressieve stijl. Zelf ooit een wonderkind. Die zelf als jongetje van 8 simultaan speelde tegen heel veel  ervaren clubschakers, en van ze won.  Een ster. Maar jongetje Bobby Fischer zette die inmiddels  in 1959 48-jarige supergrootmeester in zijn hemd. Dat jongetje Bobby heb ik natuurlijk de rest van zijn leven nauwgezet gevolgd.

En natuurlijk ook Judith Polgar. Ze moet een jaar of 15 geweest zijn toen ik, bij een Amsterdams Toernooi  temidden van een menigte mannen ademloos naar dat lieve meisje met die mooie haarvlecht stond te  kijken. Ook hier stond het meeste publiek bij haar b- groep. Veel interessanter dan de a- groep met die beroemde maar saaie supergrootmeesters als Kortsnoi , Timman, Karpov  en dat type van soort. Voor een jeugdpartij zie verderop.

Judith Polgar

Dat ik ook Carlsen’s carrière nauwgezet volgde had u al eerder op deze site gelezen.

 Maar ook die carrière van Jantje Smeets. Twee keer kampioen van Nederland, enige tijd de jongste Nederlandse grootmeester. Ik herinner me dat ik als toeschouwer bij een toernooi in Groningen even in de lagere groepen ging kijken bij mensen die ik kende. Ook weer even bij Jantje Smeets .Die volgde ik al een poosje.  Misschien was hij toen een jaar of 14. Hij speelde tegen een of andere oosteuropiaan. Die stond slechter. Die misdroeg  zich ergerlijk. Alles deed hij om  dat jongetje uit zijn spel te halen. Toen die vent even weg ging om een klacht in te dienen bij de wedstrijdleiding over niks, sprak ik Jantje aan : Laat je niet in de war brengen. Die man is vreselijk onsportief bezig. Waarop Jantje zei : ‘ Ik kan daar wel tegen. Maar zo gaat het wel erg lang duren. Maar ik wil eigenlijk gauw naar huis, want de championsleague-wedstrijd van Ajax wordt vanavond  uitgezonden. Die wil ik zien.’

Ook Beth Harmon een wonderkind. Toch interessant ?

Nou ja, dus toch maar weer bij Netflix  aangemeld, en aflevering 1 gedownload. Na het bekijken ervan was ik niet echt  onder de indruk. Het weesmeisje ziet de conciërge van het weeshuis (waar ze  terecht komt na het verongelukken van haar ouders, en waar ze uiteraard ongelukkig is) met een schaakbord in de weer. Alleen door er zwijgend naar te kijken leert ze de spelregels. Onwaarschijnlijk? Het schijnt wel eens vaker voorgekomen te zijn. Maar toch. Als die norse mijnheer daar toch wel van onder de indruk is,  is hij bereid haar wat basisprincipes uit te leggen. OK. Maar de snelheid waarmee ze dan zonder veel  verdere hulp ( ze heeft niet eens een schaakbord.) zich van allereerste beginner  ontwikkelt tot een meisje van 10 die simultaan speelt tegen de 12 zeer veel oudere   jongens van de schaakclub van de plaatselijke middelbare school en alles wint …. Ja hoor ! Dat mogen niet- schakers mooi vinden, ik geloof er niet in. Maar ik geef toe: de zetten die je ziet spelen, daar is niks mis mee. Dat is wel bijzonder. Dat zijn we niet gewend.  En het blijft zo in de volgende afleveringen.

De razendsnelle ontwikkeling tot wereldkampioen die ze in de volgende 6 afleveringen doormaakt blijft een tikkie onwaarschijnlijk. Vooral in het begin als je haar nauwelijks ziet studeren. Maar wel als eerste eindigen tegen betere clubschakers in lokale toernooien en geldprijzen winnen, zelfs als haar dan nog moet worden uitgelegd hoe een schaakklok werkt, en dat ze haar partij moet noteren. Ja hoor.  Gelukkig zien we haar later wel met stapels schaakboeken sjouwen, krijgt ze verschillende sterke schakers om zich heen die haar coachen, en gaat ze zich met hen voorbereiden op komende tegenstanders. Maar het tempo waarin ze sterker wordt , blijft zeer onwaarschijnlijk  hoog. Maar ik begrijp het wel,  de serie zou natuurlijk anders te saai geworden zijn voor het grotere publiek. Desondanks,  al na aflevering2 merk ik dat ook  ik in de greep raak. Het word toch steeds spannender. Omdat Beth wel steeds meer hindernissen tegenkomt naast haar schaakverrichtingen? Haar drugsverslaving (nota bene opgedaan in het weeshuis want zo hielden ze daar de wezen rustig) wordt steeds bedreigender, evenals haar  alcoholproblemen. De kijker vergeeft het haar. Heel nare  jeugd. En als ze uit het weeshuis wordt bevrijd door adoptie-ouders, gaat in dat gezin ook weer van alles mis. Ze is behoorlijk  contactgestoord, maar met haar  adoptiemoeder ontstaat dan gelukkig wel een goede band. Maar die overlijdt plotseling. Kommer en kwel. Hoe gaat dat aflopen?

Ik word steeds meer een ongezellige huisgenoot. Word zelf ook contact- gestoord. En ook zo bezeten. Aflevering af, zo gauw mogelijk de volgende. En jammer als deel 7 uitgekeken is.

Verbijsterd vraag ik me af waarom  ik nu zo ging  meeleven. Zeker speelde mee dat prachtige hoofd  van hoofdrol  Anya Tayler-Joy. Die ogen !!!!! En wat een  fabelachtig acteren. Beth is alsmaar vrijwel emotieloos. Maar als ze schrikt van een onverwachte sterke zet  of blij is met een winst, zie je dat aan haar ogen! Vaak close up. Die ogen blijf je zien, bijvoorbeeld  als je de slaap maar  niet wilt vatten. En het gaat in de serie om veel meer dan alleen om een schaakcarriëre. Het gaat over tegenslagen in je leven overwinnen, om worstelen met verslavingen, om de grens tussen genialiteit en gekte, om er is meer in het leven dan werk en ambitie, om contactproblemen en vriendschap en liefde. En natuurlijk over gelijke mogelijkheden voor vrouwen. Interessant!

De partij Harmon-Girev  is gebaseerd op de partij Jakovenko-Stellwagen , 2007, Wijk aan Zee. Die eindigde in remise na de zet Txb7. Harmon geeft bij het afbreken (dat deden ze toen nog) de veel sterkere zet h5 af!

Fischer – Reschevski , 1958

Een variant van de Draak of een draak van een variant.

Judith Polgar- Hans Ree , OHRA-B Amsterdam, 1989

Als meisje van 13 versloeg Judith Polgar grootmeester Hans Ree, meermalen kampioen van Nederland. Die werd afgedroogd. Hij schreef ooit “Als ik ga verliezen van kleine meisjes, is dat misschien een teken dat ik moet stoppen met spelen.” Hij stopte gelukkig niet.

Het verhaal van de Netflix-serie is gebaseerd op een gelijknamig boek van Walter Tevis.
De auteur zegt dat hij geïnspreerd werd door de levens van Fischer (de gekte rondom diens match om de wereldtitel met een Rus, diens contact-gestoordheid , zijn snelle carrière) , van Spasski ( ook wereldkampioen en al zeer jong grootmeester), Vera Menchik ( eerste zeer sterke vrouwelijke schaker,ook een legende die niet kansloos was tegen mensen als Euwe en Aljechin.

Ik zal nog wel wat vergeten zijn. Blij dat ik even weer Netflix op mijn tablet had. Als u  nog niet hebt gekeken …… een aanrader!

Uit de kast gekomen, 7

“Move first, think later”  aflevering 3

Nu ik het boek helemaal opnieuw heb gelezen weet ik het nog beter : er zit zoveel fraais in dat ik het waarschijnlijk ook in deze aflevering niet compleet krijg.

Hendriks filosofeert verder over het ‘maken van een plan’. Hij ziet eigenlijk niet zoveel verschil tussen tactiek en strategie.  Volgens hem switchen we als we schaken niet van combinatie-denken  naar strategisch denken.  Hij heeft bezwaar tegen de terminologie: we  zien  een combinatie en we maken  een plan. Welnee, ook een plan zie je’  Hij wil best toegeven dat het onderscheid soms wel eens nut heeft, maar hij gelooft niet in een ander soort denken voor strategie. En meestal staan we in de partij voor gemengde beslissingen. Hij beweert zelfs dat als u onder ‘strategisch denken’  zou verstaan ‘op een aantal momenten rustig achterover leunen, de tijd nemen,  en nagaan welke kenmerken die u uit uw leerboeken heeft opgedaan in uw stelling aan de orde zijn, en op grond daarvan een plan maken’, dat hij, Hendriks- zelf, nog nooit zo een plan gemaakt heeft.

In hoofdstuk 17 “It plays chess in me” onderhoudt Hendriks ons met wat we verder nog voor een verklaringen kunnen bedenken die van invloed zouden zijn geweest op onze verrichtingen op het bord.  Bijvoorbeeld : psychologische!

Gypser-Ristic 2000

Bijv. : “Hij (Ristic) stond goed, maar daardoor verloor hij zijn gevoel voor gevaar en interpreteerde de manoeuvre Lg4-h3 als een vergissing en niet als een poging tot counterplay.”

Of bijvoorbeeld”

“Ja ik heb wel aan Pe7 gedacht, maar zie je, deze vent maakte me nerveus. Deze vent deed echt irritante zetten, maar ja ik had Pxg6+ moeten spelen dan was alles opgelost, maar ja ik raakte de controle kwijt”  Enzovoort. Beetje herkenbaar?

Er zijn schakers die hun missers realistischer bekijken. Bijvoorbeeld na Jan Hein Donner tegen Eduard Spanjaard (1951)

Donner staat totaal gewonnen. Er zijn veel winnende zetten. Maar wat geschiedt? ….

Ristic regaeerde op zijn blunder met “shit happens”.

Jan Hein Donner deed het veel beschaafder: Die verzuchtte:   “Ja Eduard. Zulke dingen gebeuren”.

Er zijn voor allerlei fouten veel voorkomende verklaringen:”Hij had de b2-pion wel kunnen pakken, maar hij was bang.” “Zij was volledig gefocust op haar eigen aanval en vergat haar eigen kwetsbare koning.” “Opgewonden door de naderende winst, miste hij zwarts reddende mogelijkheid. “ “Omdat ik de moed had opgegeven, merkte ik deze plotselinge mogelijkheid niet op.” Enz.

Hendriks: “Laat mij een fout zien, en ik geef u een psychologische verklaring”

Hij besluit zijn betoog over psychologische factoren met: “Het is heel gevaarlijk om onze schaaktechnische tekortkomingen te “psychologiseren”. Ik wil niet de mogelijkheid van de werking ervan volledig ontkennen, maar fouten zullen veelal van puur schaaktechnische natuur zijn. Ik wil me concentreren of goede zetten en slechte zetten.”

Inmiddels hebben we het idee gekregen dat volgens Hendriks het enige waarmee we onze schaakresultaten kunnen verbeteren  is:  veel schaken, partijen naspelen, onze partijen op de computer na afloop laten analyseren , gewoon veel langs zien komen en je te zijner tijd daardoor zetten en situaties herinneren en dus ‘zien’.  

In hoofdstuk 18 (‘Trust your chess module’) initieert hij het begrip “chess module” voor dat deel van je brein waarin alles ligt opgeslagen wat je gebruikt als je schaakt. Het is er, veel en veelal onbewust. Het is kennis van .., ervaring met.., gevoel voor …  Intuïtie als er gevaar dreigt, gevoel voor je kansen, enz. Opgebouwd vanaf het moment dat je begon te schaken en voortdurend uitgebreid. En daar zul je dan maar op moeten vertrouwen. (Hij vergelijkt het met je ‘taal-module’. Een enorme voorraad woorden, taalregels, spreekwoorden, enz. waar je het mee moet doen als je spreekt. En die naar behoeven boven komen borrelen als je ze nodig hebt. Vanzelf, zonder dat je er bewust naar zoekt.)

Vervolgens beschouwt hij adviezen van bekende schaakleraren om je schaakkracht te verbeteren. Hij behandelt bijv. hun adviezen:  1. ‘Blunder-checq’  en 2. ‘Zoek naar kandidaat-zetten en bekijk vooral de zetten die het meest forcerend zijn.’

‘Blundercheck’ is je losmaken van je voorafgaande gedachten als je besloten hebt om een bepaalde zet te gaan doen. Die toch nog even niet doen, maar eerst met een helder, leeg hoofd nogmaals opnieuw kijken naar eventuele mogelijkheden van de tegenstander die je wellicht hebt gemist.

Hendriks relativeert het sterk: Hoeveel tijd gaat het je kosten!? Wat heb je eraan als je door deze habitude steeds in tijdnood geraakt!? Bovendien: heel vaak helpt het helemaal niet. Je maakt evengoed je fout of blunder!

Charles Hertan’s  ‘Forcing Chess Moves‘ vindt hij een mooi boek, maar vooral vanwege de mooie stellingen die erin langs komen,  en waarvan je indrukken kunt opslaan in je eigen chess module, maar niet wegens diens adviezen. Want soms zijn zijn ‘most forcing’ zetten helemaal niet de most forcing. Hertan krijgt het bijv. moeilijk met wat schakers noemen “de stille zetten”. Zo genoemd omdat het lijkt alsof ze niet zo belangrijk zijn en niets doen, maar in wezen heel sterk en eigenlijk dus toch ‘the most forcing!’

Nee, vertrouwt u maar op uw ‘chess module’.

Ik ben niet erg onder de indruk van dit alles. Ik weet niet of u er  veel aan  zult hebben. Ik weet van mezelf dat ik ook vaak een soort ‘blunder check’ toepaste. En dat het vaak niet hielp. En dat ik inderdaad ook vaak in tijdnood raakte. Maar toch het gevoel had dat het vaak positief werkte, dat het toch nodig was om nog erger te voorkomen.

Toch vermeld ik dit alles omdat Hendriks weer veel erg  leuke voorbeelden geeft. Vooral van te weinig ‘blunder-checking’, enz.  Daar kunt u zich in ieder geval wel mee amuseren. Denk ik. Hoop ik. En het kan u wellicht troosten na eigen tekortkomingen op dit terrein.

Wesley So- Anish Giri  Wijk aan Zee , 2010

So staat heel erg goed. Met Dxd1 gaat hij op de winst af. Maar So ziet iets beters. Had toch nog even moeten checken of er geen lek in de combinatie zat.

Jan van Dorp- David Du Pont  Arnhem 2011

Een partij uit de KNSB-competitie.  De team-captain zei, omdat zijn team achter stond, “Je zult moeten winnen Jan!” Maar het was natuurlijk een grapje, want wit heeft geen compensatie voor de kwaliteit.

Doch wat gebeurt !?

In hoofdstuk 19 ( Quantity is a quality too) neemt Hendriks het op voor de computer. Vroeger dachten we dat het menselijk denken kwalitatief veel beter was dan het brute force denken van de computer.  Jan Hein Donner had een groot vertrouwen in de superioriteit van de menselijke geest. Die schreef lang geleden: “Maar computers kunnen helemaal geen schaak spelen, en zullen dat nooit kunnen, tenminste  niet in de volgende 2000 jaar of zo, want dat zou vragen om een technologie ver voorbij de horizon.”

Nou dat zien we nu wel anders. Hendriks: De menselijke geest  is vooral aan het activeren wat er in zijn chess module zit. Maar de computer creëert ter plekke zelf en controleert ontelbare en ijzingwekkend diepe varianten, met ontelbare zetten. Dus eigenlijk is het andersom: de mens activeert wat al in zijn brein zit en de computer is echt aan het denken en creëert zelf!  (En dan heeft Hendriks in het jaar van zijn boek (2012) nog geen weet van latere zeer opzienbarende ontwikkelingen met programma’s met kunstmatige intelligentie  (Alpha Zero) ). 

Hendriks concludeert: “Kwantiteit kan dus ook kwaliteit betekenen”. Als mens kan je ook (nee : alleen) sterker worden door de kwantiteit van je kennis en ervaring.  Niet de computer-kwantiteit natuurlijk, maar een menselijke kwantiteit.

Hij geeft nog wat voorbeelden van zetten die mensen moeilijk vinden, maar voor computers een peulenschil zijn. Hij rekent daartoe de “backward moves”  (ES: wat ik zou willen vertalen met “zetten uit het achterland”)  Leuk toch?

Molnar – Cherbakov, 1962

Kinova – Krush 2018

Zo, en nu weet ik zeker dat ik mijn artikel nog steeds niet helemaal af heb. Sorry! Dus bereid u voor op nog een vierde, allerallerlaatste aflevering van Hendriks uit de kast!

Eindcorrectie moet nog plaatsvinden.

Uit de kast gekomen 6

Ik zou uit Willy HendriksMove First, think later” nog wel vijf  artikelen  op uw wepsait kunnen publiceren. Maar dat doe ik maar niet. Aan een volledig overzicht van dit kostelijke boek kom Ik niet toe. Dat wordt te veel. Ik pluk er nog maar wat uit.

Het laatste onderwerp van onze eerste aflevering was zijn pleidooi voor “trial and error” tegenover het in de theorieboeken meer gebruikelijke “look and you will see”.  Hiervan eerst nog maar een kostelijk voorbeeld:

Hendriks:  “Het lijkt erop of we dicht bij “de kip of het ei” – kwestie zitten. Je kunt gemakkelijk de “trial and error”-methode afdoen als ‘blind in de duisternis rondtasten’. Maar dan kunnen we net zo goed lachen om de zoekende  (look and you will see-) generaal, die de zwaktes analyseert in de opstelling van het vijandelijke leger, alleen maar om er tenslotte achter te komen dat hij zelf niet voldoende troepen meer heeft om ervan te profiteren.”

Willy Hendriks- Richard van der Wel (2008)

Onbewaakte stukken aangevallen door een dubbele aanval zijn een belangrijke zaak voor een ‘kijk en vind-strategie’. Maar het wordt lastiger als er nog andere tactische motieven zijn. Neem bijvoorbeeld ‘stukken op paardvorken-afstand’.  Daar zijn er in dit diagram  veel van. Daar een studie van maken, ze allemaal opzoeken, en krijg je zo een paard op de goede plek?”

Dat vindt Hendriks natuurlijk van niet.

“Als je gewoon je beide paarden in je voorstellingsvermogen zoveel mogelijk laat rondhopsen, heb je een realistischer route om niet te veel vorken te missen …..  ”  en zo  dus de winnende zet te vinden.    Probeer het eens.

  1. Ph5! En opgegeven.

In hoofdstuk 3  “Recognizing the similar” hamert Hendriks verder  op zijn aambeeld: Waarom zijn sommige zetten moeilijker te vinden dan andere?  Omdat ze gewoon minder voorkomen! Je herkent ze dus niet! (Tot ze in eigen  partij of die van anderen toch een keer bij je langs kwamen):

Hendriks stelde vast dat in het volgende diagram zijn leerlingen heel veel tijd nodig hadden om de winnende sterkste zet van wit te vinden, terwijl die toch echt niet zo moeilijk was:

Bogdanovich-Starozhilov 2010.jpg

Hij kan zelfs op verschillende momenten. Maar het is een beetje rare, want zeldzame zet. Probeer het eerst zelf!

(33. Dh1!   Met mat in enkele zetten)

Ander voorbeeldje:    Ook een rare, want zelden voorkomende aanvalszet van wit:

Aagaard-Ostergaard 2

1.Lc8

In hoofdstuk 6 “Pattern-like knowledge” doet Willy Hendriks m.i. een logisch klein stapje terug: OK, het kan i.p.v. één eerder geziene zet ook wel een een combinatie van enkele zetten zijn die je ooit eerder hebt gezien.  Een voorbeeld waar Willy Hendriks zijn standpunt mee wil verdedigen  ontleent hij aan het Konings Indisch. Hij legde onderstaande  stelling ook aan veelbelovende leerlingen voor en stelde vast dat degenen die de oplossing vonden, die ooit al eens eerder gezien hadden.  Bijna alle overige leerlingen zagen het niet! Ik kan uit eigen ervaring zeggen dat  ik dat kan beamen. Niet dat ‘veelbelovende’, maar wel het ‘ooit gezien, en nooit  meer vergeten’. Lang geleden speelde ik zelf heel veel Konings-Indisch en zag bij mijn toenmalige (tijdelijke)  club Caissa als toeschouwer bij een partij van Aad Laan hetzelfde gebeuren. Ik weet nu nog dat ik verbijsterd dacht: ‘Dat moet ik onthouden! Was ik nooit opgekomen!” Terwijl het eigenlijk best gemakkelijk te beredeneren valt! En inderdaad: nooit meer vergeten!

KI-KI

Ik weet niet zeker of zelfs Bert die zet ooit is tegengekomen in een van zijn 1010 KI-partijen.

Toch is dit een normale  KI-stelling. Zwart zal gewoontegetrouw in ieder geval gaan kijken naar Pf6 en f4 of g5!

Maar de beste zet is hier het vreemde

 12. ……. Lh6! Met op de achtergrond …..  Dh4!+

Als u nu dacht dat Hendriks met dit voorbeeldje ‘patternknowledge’ wat gas terugneemt van zijn ‘hops maar wat rond en dan herken je wel wat, als je het maar eerder hebt gezien’. Nee hoor hij herneemt zijn aanval op de geijkte denkbeelden van bekende schaakboeken waarmee hij ook uw schaak’wetten’ aanvalt:  bijv. “een loperpaar is sterker dan L+P”  en   “als wit  g4 speelt, blokkeer die agressie met g5”   en “de beste reactie op een aanval op de vleugel is een tegenaanval in het centrum”  . Dat is allemaal niet waar! Nou ja, is heel erg vaak niet waar.

Hij geeft voorbeelden van stellingen waarmee ‘aangetoond’ wordt dat die ‘wetten’ juist zijn. Maar geeft ook voorbeelden waaruit blijkt dat ze niet juist zijn!

En komt met getallen na onderzoek: hij selecteert bijv. 110 partijen uit een database waarin van een vleugelaanval gesproken kan worden en gaat na in hoeveel gevallen een tegenaanval in het centrum het beste idee zou zijn. In veel gevallen blijkt  een centrum-tegenaanval helemaal niet mogelijk, in veel gevallen slecht, enz. Uiteindelijk stelt hij vast dat het in 10 partijen wellicht een optie was en in slechts 2 partijen de beste zet!! Dit als reden om alle schaakwaarheden te wantrouwen. Natuurlijk, voor ons eenvoudige amateurs, lijkt het een beetje houvast te geven , maar ,oppert Hendriks,     “De amateur kent  de regels, de schaakmeester kent de uitzonderingen”.  En:  “mijn voorbeelden laten zien hoe eenvoudig het is om een regel te geven of een principe, en er dan wat aardige voorbeelden bij te zoeken om het te bewijzen of te illustreren.  Bijv. bij : “Wees voorzichtig met vrijpionnen” “Houd in toren-eindspelen je toren defensief”  “Loop met je koning zo spoedig mogelijk het open veld in”.

Hij schokte me met een onderzoekje naar de kracht van het loperpaar, tegenover een paardenpaar. Iemand noemde mij wel eens een ‘loperpaarfetisjist’. Zonder Hendriks had ik wel geweten!  Maar  hij vermeldt een onderzoek van ene Watson op basis van 61000 partijen waaruit zou blijken dat slechts in 53% van de gevallen het loperpaar sterker was en dus in 47% het paardenpaar. Daar gaan mijn zeldzame zekerheden!

En Hendriks blijft om zich heen meppen. Schaakleraren hebben de neiging om uit verkeerde zetten van hun leerlingen algemene adviezen af te leiden. Vaak even onschuldig als nutteloos. En soms zelfs niet eens onschuldig:

Uitdekast6

[Uit een jeugdwereldkampioenschap. Volgens Hendriks heeft wit veel winnende zetten,]

De witspeelster vertelde Hendriks dat ze Dd6 gespeeld had, om “ het eenvoudig te houden”. Dat hadden haar coaches haar geadviseerd! Daar zijn schaaktrainers goed in: generaliseren, patronen zien.

Maar het is de vraag of je zo beter leert schaken. Hoe leer je koken? En hoe leer je het best je taal? Daar zijn veel opgeschreven regels voor :  grammatica, spelling, vocabulaire.  Maar zo gaat het niet. Als een kind voor het eerst naar school gaat, heeft hij al veel vaardigheid in zijn taal. Gewoon door anderen te horen praten, zelf te praten en dan gecorrigeerd te worden, en dat alles zonder expliciet regeltjes te leren.

Ooit zei Bert Kuijer mij dat hij het heel belangrijk vond om een plan te hebben. Je mocht wel slechter staan, als je maar wel een plan had. Dat was ik natuurlijk helemaal met hem eens! Maar ook daar denkt Hendriks genuanceerder over. Hij citeert Kotov die in een leerboek een partij analyseert van Karpov tegen Polugajevsky, en het lange-termijn- plan van Karpov bejubelt en ten voorbeeld stelt. En een partij  Movsas Feigins tegen Salo Flohr.  Hendriks reageert met tegen-analyses en stelt: ‘Het zal duidelijk zijn dat dit soort volgens Kotov verreikende plannenmakerij helemaal niet realistisch is! De eerste fase is al moeilijk genoeg en het is onzin  om dan al te denken aan de volgende vijf fases.’ En “Ik weet zeker dat Flohr dat  in het begin nog helemaal niet gepland had.”  Achteraf is het gemakkelijk te bedenken en lijkt het misschien één groot plan te zijn geweest, en dat is natuurlijk lekker voor de schrijver van schaak-handboeken.  Maar het bestaat gewoon helemaal niet.

Hij waarschuwt zelfs. Kijk uit dat je niet aan je plan blijft kleven! Zo gauw je een hapering ziet of een meer attractieve voortzetting, verander je plannen!!

Vaak is het helemaal niet nodig om een diep plan te bedenken:

ciocaltea- – Najdorf, 1974.

Ander voorbeeld van een één zet-plan:

KoninsIndisch

Wits laatste zet was 13. a3 . Met de bedoeling om met b4 het paard van c5 te verdrijven naar een minder nuttig veld.  Dat voorkomt zwart met 13 ..  a4!! Einde plan.(Wit kan deze bekende manoeuvre in het KI voorkomen door eerst 13. b3! En pas daarna 14. a3 en daarna alsnog 15. b4 te spelen. Dat 13. b3  is ook een heel kort plannetje. Eerst dat maar, en daarna zien we wel weer verder.

(ES:  Zelf wist ik dat van deze stelling al 50 jaar geleden (uit ‘De Losbladige’ van Euwe) maar kreeg maar een twee keer kans om het te toe te passen. Daar heeft Hendriks het niet over. Dat je wel heel verschrikkelijk veel hebt moeten zien langskomen om er als schaakamateur in je schaakbestaan van te kunnen profiteren. Je wordt vast wel sterker van zo’n kennismaking, alleen profiteer je er maar heel zelden van. Een schaakleraar zou eigenlijk eerst moeten onderzoeken welk zetten of combinatietjes van zetten heel vaak voorkomen. En die dan bij zijn leerlingen langs moeten laten komen.)

Nu terug naar Hendriks over ‘plannen  maken’:

WH:  “Ik kan me niet de laatste keer herinneren dat ik dacht: “Laat ons een plan maken” Ik ben niet bang voor het de zondige planloosheid waar Kotov tegen waarschuwt.”

Als grapje toont de schrijver aan het eind van het hoofdstuk “Big plan, small plan, or no plan at all” een stelling waarin het het beste is om niets te bedenken! Zeker geen echt plan:

Willy Hendriks-Kick Langeweg  1994

Opgave remiseUD

“Ik spendeerde nogal wat tijd hier. Zoekend naar mijn actieve mogelijkheden, Koning naar de a-pion. Koning naar g5 hopend op h5-h6. Koning naar f8 met de bedoeling Ta7.  Maar zag dat dat alles te langzam was of onmogelijk! Dus gaf ik op! “ “Maar deze stelling is gewoon remise, als wit niets doet!  Gewoon zijn koning tussen h2 en g2 heen en weer spelen! Dan kan hij niet verliezen!  Amusant: Langeweg was helemaal niet verbaasd dat ik opgaf.“

Zo, ik stel inmiddels vast dat ik nog wel een aflevering nodig heb om wat aardige momenten uit het boek van Hendriks te destilleren, die ik u echt niet wil onthouden.

Tot de volgende keer dan maar. Waarschijnlijk hoeft u daar niet zo lang op te wachten als op bovenstaande, want de technische storing lijkt inmiddels opgeheven.

Eindcorrectie moet nog plaatsvinden.