Categorie archieven: Schaak diversen

Eindspelvraagtekens

Onze schakers verknoeien nogal eens hun partij in het eindspel. Aldus werd kortelings gememoreerd op een vergadering. Probeer daar maar eens wat aan te doen. Het is echt het moeilijkste deel van ons koninklijke spel. Ik heb zelf het idee dat je erop kunt studeren tot je een ons weegt (ik deed er wel af en toe wat aan, maar bleef helaas toch altijd last houden van overgewicht) , want op het beslissende moment loopt het allemaal toch weer anders. Of je weet het niet meer. Mijn vader zaliger placht zulke zaken te karakteriseren met zijn tot vervelens toe terugkerende uitspraak: “Ten eerste is het anders, ten tweede dan je denkt.” Het is al vaak opgemerkt dat het ook voor veel grootmeesters een moeilijke materie is. Ook van hen zijn er grove fouten te over in de schaakliteratuur. Hier moet vaak ver vooruit worden gedacht en exact ‘gerekend’, en een klein foutje daarbij blijkt vaak desastreuze gevolgen te hebben. De echte superklasse wordt in deze fase pas goed zichtbaar. Het grote voorbeeld daarvan is vandaagdedag de wereldkampioen Carlsen. Je krijgt vaak de indruk dat hij zijn supergrootmeesterlijke tegenstanders gewoon maar, vaak zonder al te veel openingsvoorbereiding van zijn kant, rustig laat schuiven, met de  zekerheid dat hij ze in het eindspel wel even gaat inpakken. Hij weet eindspelen te winnen die door vriend en vijand en computer ernstig als remise worden getaxeerd, en weet verloren eindspelen toch remise te houden. Door mij dan zowiezo verkeerd beoordeeld. Want ik begrijp er wel erg vaak helemaal niks van.

Ik bekeek eind juni een partij uit het Croatia Grand Chess Tour- toernooi 2019. Stuitte op een eindspel dat me wel interessant leek voor de website. Het leek een betrekkelijk eenvoudig thema : pionneneindspel zonder andere stukken, behalve de koningen. Daar bleek ik dus ook weinig van te begrijpen. Simpel “Remise” dacht ik in mijn onnozelheid. Maar de computer van chessbomb (Stockfish 10) taxeerde het als wat beter voor wit, en dat deed Komodo-10 ook. Wat zagen/wisten die supergrootmeesters So en Nakamura, en die computerprogramma’s, wat ik niet zag/weet.

Nadere studie met behulp van prof. mr dr K. leverde wetenswaardigheden op:

Ik dacht: OK. Zwart heeft twee geïsoleerde pionnen:  c6 en a7 . (Zulke pionnen hebben geen buurpionnen die hen kunnen dekken als wit zijn wapens ertegen in stelling gaat brengen. Ik schoolmeester maar even omdat een enkel schaaklid van ons die rare schaaktermen misschien niet herkent.). Maar hoe centraler zich een Koning in zo’n eindspel op het bord bevindt, hoe beter. En die zwarte koning staat op e5, en dus beter. Denk ik dan. Die zal die isolani  (haha, weer zo’n term)  wel compenseren. Maar ten eerste is het anders, ten tweede …..

  • Hardloopwedstrijden naar de overzijde het bord van tegelijk een witte en een zwarte vrijpion dienen erg zorgvuldig te worden uitgeteld
  • voor het geval dat er eentje een zet eerder promoveert dient goed te worden gekeken of de nieuwe dame (zowel de ene als de andere) niet toch nog rare dingen kan uithalen tegen die vijandelijke koning. Staat die wel een beetje veilig?
  • Altijd moet rekening gehouden worden met de mogelijkheid van ‘tempodwang’. (Weer zo’n term: Je hebt geen goede zetten meer, en moet dus wel een slechtere doen. Hier: De pionnen kunnen niet veilig verder, dus de koning moet belangrijke velden prijsgeven. Of andersom.)
  • Een ‘betere’ positie van de koning hoeft niet altijd voldoende compensatie te zijn.
  • Geïsoleerde pionnen zijn inderdaad een ernstig nadeel. Inderdaad dat is één van de redenen voor de winst van So.
  • Een dame kan winnen tegen een pion, gesteund door zijn koning,  ook als die al op de voorlaatste rij staat.

Natuurlijk dat wisten de meesten van u allemaal al. Maar toch maar wat voorbeelden om het nog maar eens te laten zien:

Hoezo betere positie van de zwarte koning? Wat kun je ermee? De witte damevleugel aanvallen? Mooi niet! Misschien als de witte pionnen al wat opgeschoven waren? Maar nu?



Toch moet je goed vooruit denken of er geen adder onder het gras zit als je eerder promoveert. We kijken hieronder nog even verder dan zet 50. (Klik op zet 50 voor het vervolg.)



Hier dus geen ongedierte in het gras. Wit wint dus.

Misschien is dit wel een goede plek om even te laten zien dat meestal zo’n ver opgedrongen pion niet opgewassen is tegen een Dame. Zelfs niet als hij al op de voorlaatste rij staat. Goed om te onthouden hoe dat gaat: dat de Dame met schaakjes steeds dichterbij komt, tenslotte de koning dwingt om op het promotieveld te gaan staan, waarna de vijandelijke koning één stapje dichterbij komt. Die moet helpen bij het uitdelen van de doodklap! Daarna opnieuw zo’n sessie: dame dwingt de koning naar het promotieveld, koning nog één stapje dichterbij. Enz. Enz. Stel dat dit het resultaat in de partij zou zijn geweest:     



Maar het is nu dus duidelijk : Nakamura mag niet met 47. .. Kd4? toestaan dat de witte koning zomaar onbelemmerd naar f4 kan gaan.

Moet dan die zwarte koning de rest van zijn leven op dat veld e5 blijven staan? Hopend dat de witte koning zich ooit gaat bewegen?

Misschien kan hij met een driehoekje van de koning voorkomen dat pion g5 verloren gaat ? Zo’n driehoekje van de koning is in een pionneneindspel heel vaak een heel belangrijk hulpmiddel. In dit geval Ke5- e6 – f6. Helaas raakt zwart nu in tempodwang. Ik vind onderstaande daar een mooi voorbeeld van!



Wat speelde Nakamura bij zet 46 ?     46. ..  c5!   De beste! Eén zet dichter bij de finish aan de overzijde. En als wit die pion met b4 wil aanvallen volgt c4! Dan is het een echte vrijpion geworden. Met alle mogelijkheden vandien.  Nakamura zal het toch moeilijk krijgen, maar hij heeft nog een kansje. Als wit niet uitkijkt kan die zelfs nog verliezen.



Wit mag dus niet 47. Ke3? spelen. Wat deed So in het echt?  47. b3  de beste!     c4 wordt even verhinderd.



Zo, ik meen dat bovenstaand stukje huisvlijt van mij best een aantal principiële zaken van het pionneneindspel aan de orde heeft gesteld. Misschien mag dit een kleine bijdrage tot verbetering van de eindspelkunde van onze schakers betekenen. Mocht u mij daarvan op enigerlei wijze blijk van geven dan kan ik misschien nog weer eens een ander onderwerp  aan de orde stellen.

Voor op- en aanmerkingen houd ik mij aanbevolen.

Prettige vakantie verder.

Eindcorrectie moet nog plaatsvinden

Nieuws van de wepmeester

Ik heb mijn herwonnen vrije tijd gebruikt om bij alle Diemer-artikelen al die weigerachtige ‘levende diagrammen’ weer aan de gang te krijgen. Het is volbracht. Pfffffft. Ga hierna eindelijk eens proberen de nog steeds resterende BDG8 en BDG9 te bedenken. Ik ben na herlezing zelf eigenlijk best tevreden over die BDG-onderzoekingen. Heb weer inspiratie. Ga ook binnenkort een nieuwe aflevering over het eindspel op touw zetten. Van de op de ledenvergadering beloofde verzoeken om bepaalde onderwerpen op de site voor te bereiden heb ik nog niets mogen zien binnenkomen. Ik ga eerst dus zelf maar wat verzinnen. Prettige zomer verder.

Jos over EindspelGerrit

Jos reageerde op zet 35 … h5 in de hoofdvariant. Hij vindt …. d5 beter. (Hartelijk dank voor deze reactie. Zo blijft er leven in de tent. ) Hieronder de analyses van Komodo n.a.v. deze suggestie.



Gerrit’s eindspel

Het eindspel van Gerrit in zijn partij tegen De Pion zorgde voor wat opschudding. In eerste instantie vonden Bert, Ron en Eddy dat het onverstandig was geweest dat Gerrit tevreden was met remise. Hij stond immers een pion voor in een eindspel van K+pionnen en het was heel belangrijk dat wij vanavond minstens gelijk speelden. En zo’n eindspel zou waarschijnlijk wel  te winnen zijn. Vonden wij.


  Wormer eindspel – Gerrit (29.Kf5)

Ik nam mij voor me er eens in te storten. Daarbij zwaar geassisteerd door Komodo 10. Wellicht zou het leerzaam zijn. Clubgenoten stelden vast na de verloren wedstrijd in Wormerveer en dus degradatie, dat we weliswaar best een aardig team hadden dit seizoen, en dat het in de opening en het middenspel meestal nog wel redelijk ging , maar dat het vaak mis ging in het eindspel. Misschien nuttig om aan het eindspel eens wat meer aandacht te schenken op de website. Dat kan nu ook omdat we nu eindelijk een ‘bewegend’ diagram kunnen maken vanuit een bepaalde stelling. ( Dankzij advies van Rob Hahlen van Purmerend. Dank, dank! )

Ik heb er inmiddels al heel veel tijd aan gespendeerd. Maar wat ik beoogde heb ik niet bereikt. Ik hoopte een aantal overzichtelijke regels te kunnen vinden waar men iets aan zou kunnen hebben in dit type van soort eindspel:    Koning  Alleen + pionnen  op beide vleugels.

Waarom lukte het me niet?

  1. Het schaakspel is toch echt een buitengewoon gecompliceerd spelletje, met buitengewoon veel mogelijkheden. Ik kreeg tenslotte het gevoel dat ik voor een sluitende analyse van deze stelling niet zozeer een artikeltje op de website  nodig had maar een heel boek.

Het deed me denken aan die anecdote over de uitvinder van het schaakspel die tevreden was met de beloning van 1 graankorrel op veld 1, 2x zo veel op veld 2, dan 2x het aantal van veld 2 op veld 3. Enz.  De koning was blij met zo’n bescheiden wens, tot ze hadden uitgerekend dat dan de oogsten van het hele land van 10 jaar nog niet voldoende zou zijn om aan de wens van de uitvinder tegemoet te komen.

2. Mijn kennis en kunde schieten eigenlijk tekort voor zulke stoutmoedige voornemens. Daar zou je toch eigenlijk een Euwe, of Botwinnik voor moeten kunnen inhuren.

Ik heb mijn plannetje dus maar gewijzigd.

  1. Het beetje dat ik wel kon vaststellen aan de hand van de analyses van Komodo, daarvan zal ik u bij dezen kond doen. 
  2. Bij het speurwerk stuitte ik wel op een paar heel aardige verrassende varianten, die soms ook wel leerzaam zijn. Die vis ik er maar even uit. Uit die veel te volle vijver van varianten in varianten in varianten.

Verwacht dus geen sluitend compleet overzicht van alle varianten.  Daar valt gewoon niet aan te beginnen. Ik hoop dat ooit nog wel eens te kunnen leveren bij een ander, eenvoudiger eindspel.

Wat ik wel durf te concluderen:

  1. Dit eindspel blijkt inderdaad heel moeilijk te winnen. Gerrit had dus wel degelijk gelijk dat hij, toen hij geen duidelijk plan zag, remise aanbood. Zeker tegen iemand met een wat hogere elo.
  2. Zwart loopt  zelf weinig risico als hij doorspeelt. Fouten zullen eerder door wit gemaakt kunnen worden. Gerrit had het dus kunnen wagen. Maar het is ook weer niet zo dat zwart echt helemaal nooit kan verliezen.
  3. De zet die Gerrit hier van plan was (29. … b5) is niet slecht maar niet de allerscherpste. Remise wordt daardoor , na 30. Ke4, nog iets waarschijnlijker,
  4. Waarin schuilt nu het geheim van de grote remisekans van dit eindspel? M.i. het ver opgedrongen zijn van de witte Koning. Die kan veel gemakkelijker centraliseren dan de zwarte koning. Kan gemakkelijker te hulp schieten waar het nodig is. En ook nog daarbij de zwarte koning de pas afsnijden.

Ik zal wat losse varianten laten zien die me wel interessant leken:

  1. Allereerst de hoofdvariant, als de computer de volgens hem sterkste zetten speelt voor wit en voor zwart:

(29. Kf5)    Na 29. …. c6 geeft Komodo zeven mogelijkheden die te overwegen zouden zijn:

30. a4 (-0.08)    30. b4 (-0.11)    30. g3 (-0.28)   30. b3 (-0.29)   30. h4  (-0.32)   30. h3  (-0.32)  30. c3 (-0.96)

(Voor schakers die geen schaakprogramma gebruiken:  Getallen met een min geven een voordeel voor zwart aan.  (Zonder min voordeel voor wit) Wat de grootte betreft  1.00 is een waarde te vergelijken met de waarde van één pion.  2.00 dus van 2 pionnen.  Als hierboven staat 30. h3  (-0.32) betekent dat dus : zwart staat iets beter, te vergelijken met een voorsprong van ongeveer  1/3 pion,  oftewel  33 % van één pion.)

Hier eerst dus  die met   de beste :   30. a4      Hoe zou zo’n eindspel kunnen gaan als er twee (super)grootmeesters achter het bord zitten?



Interessant om te zien hoe het zou kunnen gaan als wit de zwakste van de 7 mogelijke zetten zou kiezen:  30 c3? 

  • De volgende variant is interessant omdat je hier kunt zie hoe belangrijk in zo’n eindspel kan zijn wie de laatste tempozet kan doen. En natuurlijk ook de rol van de koningen in zulke eindspelen.


Nog een variant via 30. c3?

  • Interessant omdat hier een bekende mogelijkheid te zien is om via offers een  vrijpion te creëren.Een truc die waard is om te onthouden!


Ook leerzaam m.i. de volgende variant:

  • Als wit zou proberen om zijn koningsvleugelpionnen te laten opmarcheren en zwart één vrijpion op de koningsvleugel overhoudt,E.  zou je zo’n situatie kunnen krijgen waarin de witte  koning zoveel energie moet aanwenden om promotie op de koningsvleugel tegen te houden dat hij niet kan voorkomen dat de zwarte koning daarvan gebruik maakt om pionnen op de damevleugel te gaan verorberen. Ook een bekend motief.




  • Wit zal ook vooral niet te hebberig moeten worden


  • Loopt zwart geen enkel risico? Bijna niet. Maar hij kan zich niet alles veroorloven. Zie bijv. :



Gerrit vertelde me dat hij in de stelling nog 29. … b5 had gespeeld. Wat vindt de computer daarvan? Ten gerieve van Gerrit dat dus ook nog maar even



Voor wie de moed nog heeft, nog enkele andere varianten.



Wie dit allemaal heeft meegespeeld (niemand denk ik) is 60 elopunten vooruit gegaan. Dankzij  meer ervaring met het eindspel KA + pionnen aan beide flanken , met één pionnetje meer.

Eindcorrectie moet nog plaatsvinden.