Categorie archieven: Schaak diversen

ALEXANDER MÜNNINGHOFF

Ik zag enkele weken geleden in mail van schaakhuis ‘De Beste Zet’  dat  ‘Hein Donner ,The Biography’ was verschenen.  Van de hand van Alexander  Münninghoff.  Journalist, Slavist, auteur en ….  schaker  (Elo lang rond de 2000). Het betreft een vertaling in het Engels van zijn “Hein Donner 1927–1988. Een biografische schets ‘ (1994) . Huhhh…?  Nu een vertaling van een biografie van jaren geleden, over een Nederlandse grootneester met niet een supersensationele schaakcarriėre?  Raakt dat nog verkocht? Ja, want  die Donner is nog steeds ook elders op deze aardkloot een bekende figuur. Niet zozeer door zijn schaakpartijen, maar vooral door zijn schrijfsels. Die mondiale populariteit werd namelijk ook veroorzaakt  door een Engelse editie van de kort voor zijn dood verschenen  uitgave van  ‘De Koning’,  een keuze uit Donner’s journalistieke werk plus een aantal van zijn  partijen.  Ik heb de biografie en ‘De Koning’ destijds met veel plezier  in het Nederlands gelezen.  Als die biografie al in mijn boekenkast staat, is het niet zo zinvol om die te kopen. Zoeken dus. Nee, die staat er niet. Dan maar aanschaffen.  Het lezen van de Engelse editie van Donner ging vrij vlot. Het zal u niet ontgaan zijn dat één van de verschijnselen van de Corona-tijd is dat vele thuiszitters  hun huis en hun tuin en hun boekenkasten zijn gaan opruimen. Zo ook uw wepmeester. Ik had het boek bijna uit toen ik bij het opruimen van de boekenkasten ontdekte dat ik de Nederlandse editie natuurlijk wel bezat. Toch niet erg.  Het was een goede training voor mijn niet geweldige Engels, en ook weer een opfrisser voor mijn wat weggezakte informatie met betrekking tot de legendarische Donner. 

En het las plezierig. Munninghof is een heel goede auteur. Hij schreef ook een (eveneens vertaalde en goed gerecenseerde) biografie van Euwe. (1976))  en ook nog een van Fischer.  Maar het meest bekend werd hij door een biografie van zijn eigen leven.  Een tijdlang topper op de bestseller-lijst, prijzen mee gewonnen. Ook wij (mijn eegaa ook) waren heel bewonderend over zijn ‘De stamhouder’ (2014) Ik las ergens bij een alweer positieve recensent dat die zich afvroeg hoe iemand met zo’n getormenteerd leven nog zo stevig in zijn schoenen kan staan. Zijn vader vocht bij de WaffenSS, die heeft hij na de oorlog ook niet meer gezien , de familie vluchtte uit Letland naar Duitsland. Later werd hij als kind uit Duitsland ontvoerd, door familie in Nederland tamelijk liefdeloos opgevoed, vreemd af-en-toe-contact met zijn moeder (18 jaar niet gezien), zelf 3 kinderen verloren aan de dood, enz., enz. Maar hij kon Slavische talen studeren aan de Universiteit, had wel een mooie carriėre als journalist (jarenlang correspondent in Moskou. ) , sprak vele talen, en had dankzij zijn innemende persoonlijkheid veel vrienden en was productief en toch ook vaak een levensgenieter.

Toen ik zijn Engelse ‘Donner’ net uit had, las ik tot mijn schrik in de krant dat hij gestorven was, op 28 april 2020.  Alweer iemand er plotseling tussenuit geknepen die je bewonderde. Iets te jong. Vond je vroeger sterven met 76 best redelijk, als je zelf ouder wordt, verleg je je grenzen. Mij lijkt nu de dood met 96 wel acceptabel.  Wat vreemd dat je zo met iemand ineens nogal intensief bent bezig geweest, en dat die dan  gelijk weer in de krant opduikt. Maar dan wel met een zwart randje!

Ik was behalve onthutst, daarna ook extra tevreden dat ik zijn boek over Donner weer gelezen had. Het voelde als een soort eerbewijs mijnerzijds aan Münninghof. Extra interessant voor mij was natuurlijk dat aan de Engelse uitgave een interview is toegevoegd van Dirk-Jan ten Geuzendam met Harry Mulisch (2008)  0ver diens vriendschap met Donner.  Donner en Mulisch waren lang boezemvrienden. Veel over die vriendschap gebruikte Mulisch later in zijn boek “De ontdekking van de hemel”. Donner stond model voor Onno Quist. Het boek is wel eens beschouwd als ook een eerbewijs aan hun vriendschap. En als zijn magnum opus.

Donner was voor mij ook zo’n onderwerp van bewondering. Ik volgde zijn verrichtingen na 1954, toen schaken voor mij belangrijk werd,  ijverig in de krant. (Computers bestonden nog niet, laat staan internet.)  Vaak was het knudde (dan werd hij laatste bij een Hoogoventoernooi) ,  soms verbijsterend goed. (Hij won driemaal het Hoogoventoernooi, en het meest opzienbarend: hij won het internationale schaaktoernooi in Venetië in 1967, waarbij hij de toenmalige wereldkampioen Tigran Petrosjan en nog een aantal supergrootmeesters achter zich liet.)  

Ik speelde één keer tegen Donner toen hij  een simultaan gaf. Ik was aan het studeren geweest op een jachtvariant van het Siciliaans die toen in de mode was. Dat gebruikte ik, met wat succes. Van Donner was bekend dat hij geen zin had om veel van zijn kostbare tijd aan openingstheorie te besteden. Maar mij viel op dat hij wel degelijk de sterkste zetten benutte die door het toenmalige instrumentarium voor actuele openingenstudie – “De Losbladige Schaakberichten” van Max Euwe-  waren aanbevolen.  Omdat wederzijds de sterkste en modernste zetten waren gespeeld en het aantal stukken op het bord flink was uitgedund, trok ik de stoute schoenen aan en bood remise aan. Ik zie het nog voor me. Ik, opkijkend tegen die boomlange man voor mijn tafeltje. Opkijkend, letterlijk en figuurlijk. En ik hoor hem nog zeggen, met een enigszins hypercorrecte, geaffecteerde stem  (hij was de nazaat van een nogal defige christelijke familie uit het westen des lands met enige belangrijke en beroemde Donners in de stamboom  ) : “Ja, dit kan ik niet meer winnen” , waarna hij een grootmeesterlijke hand uitstak die ik – eenvoudig jong amateurtje – zomaar even mocht schudden. Ik geloof dat ik weken lang die hand niet meer gewassen heb.

In augustus 1983 kreeg hij een hersenbloeding die het hem moeilijk maakte om te spreken en te typen. Hij typte toch, met één vinger, heel korte stukjes die in de NRC werden gepubliceerd. De stukjes zijn verzameld in vier bundeltjes, o.a. Na mijn dood geschreven. Daarvoor kreeg hij in 1987 de Henriette Roland Holst-prijs. Hein Donner overleed op 61-jarige leeftijd in verpleeghuis ‘Vreugdehof’ aan een maagbloeding.

Ik zal een volgende keer nog wat nader ingaan op wat ik over Jan Hein Donner leerde van Münninghoff, en wat meer schrijven over Donner’s journalistieke werk en misschien wat laten zien van zijn beroemdste partijen. (Of beruchtste! Donner was ook beroemd wegens zijn geregeld optredende blunders!).

Alexander Münninghof  (1944-2020),  bedankt.  Rust in vrede!

Ouwe Kost 6 (slot)

Omdat veel schakers uit de ouwe tijd onze gelederen thans niet langer versterken, ben ik nu wel bijna uitgepraat over jullie partijen uit de ouwe doos. Maar ik vond er nog enkele, o.a. nog éen, van een nog niet behandeld huidig lid van Aris de Heer, van de externe competitie seizoen 2005-2006. In onze deelnemerslijst van dat jaar staan ook nog Paul Ruber, Stefan Vink, Erik Pot, Pieter Worp.  Ik  hoop van harte, maar vermoed zeer, dat die allemaal nog in leven zijn. Maar destijds verhuisd of verhinderd geraakt op maandagavond. (of was dat toen dinsdagavond?)  De rest van onze deelnemers van 2005-2006 hebben we in vorige happen Ouwe Kost al verorberd.

Nou ja, op één persoon na. Nou ja, dat was ik dus zelf. Nou ja, op gevaar af van  ergerlijke  ijdelheid  te worden beschuldigd zal ik dit serietje maar afsluiten met een partijtje van mezelf. Het liefst zo’n miniatuurtje , met lekker spectaculair offertje in een vroeg stadium. Maar heb ik die niet alle al eens misbruikt, in een vroegere serie over miniaturen of over het BDG-gambiet?   Bovendien kwamen die korte partijtjes vooral later pas, toen ik eens even flink aan mijn openingsrepertoire was gaan werken. En ik was ook niet zo heel erg succesvol in dat jaar (2005/06  (3,5 uit 6)) , en ons team ook niet.  (We eindigden in de middenmoot  in de 3e klasse)  Ook dat kwam later pas.

Toch vond ik nog iets,  wat er wel mee door kon.

Eddy SaraberJan Piersma (Koedijk 2, elo 1630)) ,  14 maart 2006 

Ik had na 50 jaar wedstrijdschaak een geweldige  hekel gekregen aan het Klassiek Damegambiet,  toen en nu veel gespeeld. Ik kon daar nooit iets leuks tegen verzinnen. Dus was ik gaan uitkijken naar iets prettigers. Ik herinnerde me een prominente speler van mijn allereerste schaakvereniging . Die speelde Colle. Wat dat inhield wist ik nog steeds niet erg in 2004, maar ik herinnerde me wel iets wat stond  in een blad van 1955 van mijn club ‘Het Vrije Veld’ (schaakclub van een krant: ‘Het Vrije Volk’). Dat die speler alweer een mooie aanvalspartij had gewonnen ‘met zijn lijfopening, de Colle’.  Misschien moest ik me daar maar eens in gaan verdiepen. Daar heb ik geen spijt van gekregen. Als je als zwartspeler een beetje op de hoogte bent, hoef je er echt niet erg bang voor te zijn. Maar op ons niveau zijn er niet zoveel mensen op de hoogte en met sjablonezetten  kun je er met zwart toch wel flink tegen in de problemen raken. En voor de witspeler is het een overzichtelijk geheel waar je geen vijf boeken voor nodig hebt. Zelfs ik heb er veel partijen mee gewonnen. Zo ook tegen Piersma.

Na de standaardzetten   1.d4 d5 2.Pf3 e6 3.e3 Pf6 4.Ld3 c5 5.c3 Pc6 6.Pbd2

  ES – Piersma (6.Pbd2)

wordt nogal eens  6. .. cxd4 gespeeld.

Het boek ziet als bezwaar van cxd4 dat wit na exd4 met Te1 druk kan gaan uitoefenen op de e-lijn. Die pion op e6 vastzetten. Zelf loeren naar veld e5. Dat wist ik nog uit het boekje. Gerrit speelde het ook tegen me in 2007. Dat werd ook een partijtje waarin mij alles meezat. Nee, dat cxd4 is niet aan te bevelen. Het boekje had gelijk. Wit krijgt langzaam wat voordeel:



ES – Piersma (14…Pf8)

Dit is de stelling waar een Colle-speler van droomt:  zwarts loper op c8 zit achter de pionnenketen en kan dus niet meehelpen met het verdedigen van zijn koningsstelling.  Wit heeft twee lopers die daarop dreigend gericht staan. De g- en h- pion rukken op.

Dat leidt na wat langzaam verder dreigend optreden tot de volgende stelling:


  ES – Piersma (22.Lc2)

En nu kan het offerfestijn een aanvang nemen. Dat moet een offer worden op h6. (En als die pion nog op h7 had gestaan, was het een offer op h7 geworden.) in ieder geval is het een dreiging.



Zeg nu zelf, dat is toch heel wat leuker dan het schuiven in een klassiek damegambiet.

Ik laat het hierbij met de ouwe kost. Tenzij  u zelf iets aandraagt. Ik ga iets anders bedenken.

Ouwe Kost 5

Bij mijn zoektocht naar uw glansrijke momenten uit het verleden, stuitte ik op een partij van Gerrit uit het Jaar Onzes Heeren  2007. Gerrit blijkt – en dat schijnt voor iedereen zo te moeten gaan –  er met het klimmen der jaren niet sterker op geworden te zijn.  Misschien goed om nog even te vermelden dat hij rond de eeuwwisseling nog een Elo bezat van 1780. En ook dat zijn enthousiasme voor het schaken er intussen niet  minder op werd.  Zeker niet.  Aan  zijn partij  tegen Huisman (Purmerend, Elo 1560) kunnen we zien hoe sterk hij kan zijn.  Zijn oude krachten uit zijn toptijd zijn hier nog volop waarneembaar.  Gerrit speelt dit ongeveer foutloos, en ook behoorlijk agressief. Dat is nuttig omdat zijn tegenstander het iets te kalmaan probeert. Die  Huisman wordt totaal weggespeeld.   Eigenlijk is hij bij zet 14 al kansloos, maar de klus moet dan nog wel even geklaard worden. Dat doet Gerrit met verve.

Voor de analysetekens zie Ouwe Kost 3

Nog maar even de betekenis van de cijfers die de stellingwaardering aangeven: 1.00 is de waarde van ongeveer 1 pion. 0.50 is dus : wit staat beter, ongeveer de waarde van een halve pion. Een min ervoor betekent zwart staat beter. Dus -2.00 is : zwart staat beter, ongeveer de waarde van 2 pionnen.



Line

 Huisman – van Dok (17.Kf1)

M.i. zou wit hier zijn tegenstander bewonderend moeten aankijken en de hand schudden. Drie pionnen achter. En dan nog die vrijpion van zwart. Brrrr.  Maar hij tobt nog even door.



Grappig is dat Gerrit later demonstreert dat extra stuk helemaal niet nodig te hebben.

Huisman – van Dok (32…Tb3)

Eindelijk geeft wit op. Hierna volgt a5-a6 en die zwarte pion gaat  verder op stap.

Hierna zal nog één Ouwe Kost volgen en dan bedenk ik weer wat anders.

Pas goed op uzelf.

Tot ooit.

Ouwe Kost, 4

Wie is er nu aan de beurt? Laat ik eens zoeken naar ouwe kost van Paul. En ja, die is er ook nog. Uit het seizoen 2009-10. Dat is een beetje een wonder want door de af en toe onleesbaarheid van zijn hanepoten heb ik zijn partijen nog wel eens geheel of gedeeltelijk voor de website moeten overslaan. Maar ik heb wel vastgesteld dat de kwaliteit van zijn handschrift parallel loopt met de spanning van zijn partij.  Beroerder leesbaar indien zenuwslopender potje schaak. Dat het nu meevalt komt  dus misschien wel omdat Paul dit seizoen (2009-2010) zelfverzekerd achter het bord zat. Hij had toen een prachtig seizoen. Hij scoorde in de externe 5 uit 7,  aan het 2e bord!  (2e bord, want Paul Ruber was al gedeserteerd en Ron nog niet op het toneel verschenen)  Paul was bijna topscorer geworden in de externe.  Bijna, want ik wil toch maar even achteloos vermelden dat ik (zei de gek) toen de beste in de externe was,  met 5,5 uit 7,  meestal aan het derde bord. (En idem in 2011-12 met 6,5 uit 7 waar ik nog steeds trots op ben. Het was ook gelijk mijn laatste wapenfeit. Daarna ging het snel bergafwaarts.) Moet daarbij -bescheiden als ik ben- vermelden dat ik van Paul, op mijn verzoek, altijd wit  kreeg! En ook dat we dit seizoen opnieuw slechts in de 3e klasse speelden.  In het seizoen 2012-2013 keerden we terug naar de 2e klasse. Waar we het met een korte onderbreking eigenlijk  nu al vrij lang volhouden, zij het met veel geïmproviseer en vaak met vallen en opstaan.

Paul scoorde van december tot maart maar liefst 4 winstpartijen op een rijtje. In wat ik terugvond viel me wel op dat het niet altijd  glanzende winstpartijen waren. Vaker partijen waarin hij slecht kwam te staan , maar aan het eind van de avond wel over meer tegenwoordigheid van geest en doorzettingsvermogen  beschikte.  Eigenlijk tref ik dat bij  Aris de Heer-spelers bij die oude partijen nogal vaak aan. Worden Beemsteraars pas laat op de avond echt wakker?

Dat geldt ook voor Paul’s  partij met zwart tegen Peter Smeenk  (1652) van Purmerend.

Paul’s tegenstander weet kennelijk wat hij speelt. De eerste 10 zetten zijn alle nog theorie: Spaans. Niet de eenvoudigste opening. Daarna gaan beide spelers op eigen vindingrijkheid verder.  Dat leidt spoedig tot een licht voordeel voor wit.

En rond de 20e zet gaat het dan voor Paul behoorlijk mis. Smeenk speelt sterk en Paul kan hem niet aldoor volgen en raakt in een vijftal zetten volslagen van het bord gespeeld.

Peter Smeenk,Purmerend – Paul

Voor de analyse-tekentjes zie een vorige aflevering van Ouwe Kost.



Dit zou dus afgelopen moeten zijn. Resteert slechts : opgeven. Maar Paul heeft nog een beetje zelfvertrouwen over en rommelt nog wat verder. De stelling wordt wel heel erg ingewikkeld en Paul hoopt op een wonder.

En er komt toch nog een klein beetje  licht, heel ver in de verte. Wit ziet de allersterkste zetten enkele keren niet. Maar ja, hij houdt  helaas wel steeds toch nog een sterke aanval.



Smeenk bevindt zich op een hellend vlak. Hij kan de winst niet goed vinden , blijft een mooie stelling houden maar het wordt wel steeds een fractie minder.

 En dan komt de grote omwenteling:

  Peter Smeenk Purmerend – Paul (31…Pg7  )

Wit staat nog heel erg goed. (  a5!? ) Zwart moet afwachten.  Als wit maar niet slaat op f5.

Maar dat doet hij wel! En dan verandert de witte stelling plotseling  in een ruïne. Ineens staan de zwarte stukken nog beter dan de witte. Het zwarte paard wordt zeer dreigend. De zwarte lopers ontwaken uit hun winterslaap. En in plaats van de stagnerende koningsaanval op de zwarte monarch, wordt het een verwoestende zwarte  aanval  op de witte koningsstelling. Was dit gewoon een beetje geluk omdat wit niet doorzette, of was het geniaal loeren van Paul op de laatste kansen?  Aanschouwt het wonder!



Een ander voorbeeld dat af en toe het geluk hem laat op de avond wel wil tegenlachen vond ik in zijn partij tegen Marcel Kruijer,  SV Harenkarspel,  dec 2009.   Paul staat al heel lang een fractie beter, maar het is al laat en winnen zit er absoluut niet spoedig in.  

Dan offert Kruijer om totaal onduidelijke redenen een kwaliteit.  Wat gaat er door zo’n man heen op dat moment?  Ik zie zelfs geen spoor van een schim van een zwarte dreiging. Hij ziet –waarschijnlijk-  ook nog door tijdnood opgejaagd het enkele zetten later niet meer zitten.

   Paul – extern (36.Td2)

Txf5?? [36…Dc7  (0.40)]

37.exf5 (2.60)  Pe5 38.Da7  opgegeven

Dat was het weer. Ik ga nog even verder zoeken. Maar mijn voorraadkastje zal wel na nog 1 of 2 Ouwe Kosten leeg zijn.  Daarna ga ik wat anders bedenken. Ik overweeg maar weer een een serie  ”Schaakvraagstukjes”   ( term van Ben Brouwer) . Als iemand een ander idee heeft, hoor ik het graag.  Of heeft iemand  zelf nog Ouwe Kost liggen waar hij apetrots op is?

Tot schrijvens.   Blijf enthousiast en blijf vooral gezond.

Ouwe kost 3

Bij mijn verdere speurtocht naar ouwe meuk zocht ik naar partijen van Frank. Ik vond er één van 2009. Eerst leek het me niet zo’n geschikte, omdat Frank het lang een beetje liet liggen, tegen een tegenstander met een veel lagere ELO. (Gerard Zoon van S.V. Harenkarspel-WH’76) Maar die man zit als een kampioen te spelen, bijna de hele avond. Frank zet per ongeluk veel van zijn stukken een beetje vast en zijn tegenstander krijgt steeds meer ruimte- voordeel en steeds meer initiatief. En die maakt alsmaar geen fouten en die gaat het afmaken met een prachtig loperoffer op zet 24. Waarom heeft die vent een Elo van 1411 ?? Misschien was het een aanstormende junior? Doch bij zet 30 geeft hij in één klap zijn gigantische voordeel weg. Staat nog steeds een heel kleine beetje beter. Frank worstelt zich eruit. Tegenstander nu natuurlijk totaal gedemoraliseerd. Frank krijgt zelfs een kleine voordeeltje, en blijkt dan het eindspel wel iets beter te spelen dan zijn tegenstander Dat eindspel is heel erg boeiend. Frank won dus toch. Een mirakel! Maar waarschijnlijk won hij op de klok, want nog steeds staat wit niet heel duidelijk gewonnen.

Frank had toevallig dat jaar geen erg succesvol seizoen. Hij had het erg druk op zijn werk, kon maar vier keer met ons meedoen, en één keer was hij net dodelijk moe terug van verblijf buitengaats, wilde ons toch tegen Purmerend niet in de steek laten, viel achter het bord bijna in slaap, en verloor van iemand met een Elo van 1100. Helaas had ik zijn andere winstpartij in dit seizoen (tegen Caissa 5, die we wonnen met 7-1!!) niet meer in mijn archief. Ja en verliespartijen vind ik niet zo geschikt voor deze coronarubriek, dus toch maar de onderhavige. Helaas had ik ook geen foto van dit gebeuren , maar wel een gezellig kiekje van ongeveer deze tijd. Na afloop (?) , met de familie Kuijer.

FrankWEB
Enkele hoogtepunten:
Lesje Stukken Ontwikkelen, door G.Zoon

Frank heeft zichzelf opgescheept met een nogal passieve stelling. Zwart heeft zijn stukken veel beter ontwikkeld. Die staan allemaal wel wat te doen.  Dit in tegenstelling tot een aantal witte stukken. En hij speelt nu 13…… Ph5

De Geus (1611)- Gerard Zoon (1411)
13…Ph5!

Een sterke zet. Meestal is zo’n paard aan de rand wel weer weg te jagen, maar nu valt dat tegen. Er zit Pf4 in, èn f7–f5 !

Zwart staat veel actiever en daar gaat hij de komende zetten mee aan de slag.

Na zet 18 bijvoorbeeld zal Frank het best wel een beetje benauwd hebben gekregen:

 DeGeus – Gerard Zoon  (18…Dg5!)

Na 18 …. Dg5!    taxeert K. het op   -3.10 !  ( Min, dus zwaar voordeel voor zwart) Er is aardig wat waar op gelet moet worden. En die Gerard blijft alsmaar sterk spelen. Weliswaar neemt hij ook enkele keren niet de allerallersterkste , maar toch wel steeds heel sterke zetten.

Gezien het rommeltje op zijn koningsvleugel besluit Frank maar lang te rocheren. Misschien dat hij dan nog wat van zijn stukken in actie kan krijgen.  Hij moest nu al heel lang alsmaar afwachten. Daar word je niet blij van.

Lesje Stukoffer, door G.Zoon

DeGeus  – Gerard Zoon  (23. 0-0-0)

23. 0-0-0  Maar daar schrikt zwart ook al niet van. Die verlegt heel soepel zijn aanvalsbedoelingen naar de damevleugel. Dat kan omdat wit nog steeds zijn koningsvleugelstukken niet  goed aan de praat heeft. Hierna laat zwart zien dat hij niet alleen sterk spel in huis heeft, maar ook helemaal niet bang is. Er volgt nu een heel fraai stukoffer! Waarna wit zal worden ingeblikt. Frank doet wel steeds de zetten die nodig zijn, maar er is geen kruid meer gewassen tegen die open lijnen voor de zware stukken ter ondersteuning van die vreselijk oprukkende vrijpion. Frank mag dan wel dat stuk meer hebben, maar nog steeds staan zijn loper en een toren machteloos toe te kijken.

(Klik op de zet om het diagram te veranderen)



  De Geus- Gerard Zoon (30 Db2)

Probeer het eens vanuit bovenstaand diagram!

Er zijn hier veel sterke damezetten. Maar het snelst is  30. … Db4

Met de dreiging   31. ….  De1+ 32. Dc1 Ta1+ ! 33. Kxa1 Dxc1 mat, maar ook (na bijv. 31. …Lh3 )  31. …  Ta2!  32.  Dc1  Ta1+  (kan ook anders)  33. Kxa1 Da4+  34. Kb1 Da2 mat

Nog even in een ‘levend diagram’ voor het geval u niet zo ver vooruit kunt denken:



Die mijnheer Zoon heeft de hele avond prachtig gespeeld, maar nu strandt hij ineens vreselijk,  in het zicht van de haven. Wat er nu verder gebeurt zal Frank nauwelijks hebben durven geloven.


  De Geus- GerardZoon (30 Db2)

30. ….  Da2??? Hier zag zwart de winst dus even niet. Dat Da2 geeft bijna al zijn voordeel in één klap weg. Een poosje later heeft wit zelfs een heel klein voordeeltje dankzij die door zwart geofferde loper waar de compensatie nu voor een deel voor is verdampt. Toch wordt het nog een heel spannend en interessant eindspel. Een Loper eerst tegen drie pionnen, daarna tegen twee. En nog steeds die kreupele toren van wit. En die allesbehalve  kreupele  vrijpion van zwart!

Lesje Eindspel , deel 1,  door  F. de Geus

 DeGeus  – Gerard Zoon (37 Le4)

Als zwart  hier 37. ….  Td2 speelt is er nog een dikke kans dat het remise wordt.

Maar wel een heel erg moeilijke stelling.  Voor een complete analyse is geen websiteartikel nodig maar een heel boek.  Maar om u er een beetje idee van te geven:



Maar zo ging het niet. Zoon speelde 37. ….Tc3. Lijkt logisch maar is wat minder.

Lesje eindspel, deel 2 , door F de Geus en G. Zoon


  De Geus-Gerard Zoon (37. … Tc3?)

38. Kb2 !   Nu kan de zwarte toren eigenlijk weinig meer. Waar kan hij heen? En als hij slaat  op c4 is die mooie vrijpion op b3 ook naar de …. (Heeft hij er evengoed nog éen op de d-lijn, dat wel)  Lastig om in te schatten wie er nu eigenlijk beter staat. Een stuk tegen drie pionnen. En dan nog wel t.z.t. gevaarlijke!  Tot zet 43 spelen beide heren alsof ze onder de tafel stiekem  een eindspelboek raadplegen.  Volgens Prof. Mr Dr Ing. K.  staat wit een heel klein beetje beter. Maar zoals u weet is die wel eens een beetje te materialistsich.

  De Geus-Zoon (43 Te1)

En weer laat Heer Zoon zien dat hij niet bang is. En ook heel wat van het spelletje begrijpt. Hij offert nu nog een kwaliteit !! Drie pionnen(2 vrijpionnen en al aardig aan het oprukken)  voor een toren!  En soms is dat best wel voldoende!  (Ik heb zelf wel eens een partij gewonnen met 2 vrijpionnen tegen een toren) En weer moet Frank maar laten zien dat hij daartegen opgewassen is. En weer  blijkt het offer uiteindelijk toch niet correct! Hoewel Frank de kansen om dat overtuigend aan te tonen  erg laat liggen.  Hij houdt zijn stelling  goed staande, niet veel meer.  Waarschijnlijk gaat de klok ook voor hem een rol spelen. Het resulteert in een eindstelling  die wel remise zou kunnen worden. Hoewel die nog steeds behoorlijk ingewikkeld is.  

  DeGeus  – Gerard Zoon (48…Kh3!+-)

Komodo geeft nog veel varianten:  Bijv.  49. Txe5 Kg2  50. Kxd4 Kxf2  51. Ta5 c2 52. Ta2 Kxg3  53. Ta1  enz. enz. En dan wordt het misschien toch remise. Ga er maar aan staan.

Even  hoe het zover kwam:



Maar het hoeft ineens niet meer. Want zwart stopt ermee. Ik heb zo’n vermoeden dat hij door zijn klok ging. Wat een vreemd spel is het toch. Kun je een avond geweldig inventief schaken en toch verliezen. Eigenlijk maakt hij maar één echte fout en dat is 30. .. Da2.

Frank  liet in 2009 ook al zien wat we nu inmiddels wel van hem weten. Hij kan erg taai zijn, vooral in de laatste fase van de partij. ( Zijn partijen duren ook vaak wat langer dan gemiddeld, geloof ik.)   En in spannende stellingen toont hij een (althans naar buiten toe) imponerende koelbloedigheid.

Maar Gerard Zoon stal de show. Vooral dankzij hem werd het een verschrikkelijk boeiende pot schaak.  Ik denk dat hij met schaken is gestopt. Hij komt niet meer voor in de lijsten van de NHSB en de KNSB.  Heel jammer. Zou deze ontmoedigende partij tegen onze Frank daar de aanleiding toe zijn geweest?

PS:  Ik heb nog wat verder geïnformeerd en weet inmiddels  dat Gerard Zoon inderdaad gestopt is. Dat hij geen junior maar in tegendeel niet piep meer was, en nu een hele avond schaken niet meer volhoudt. Omdat ik in bovenstaand verhaal nogal loftuit aan zijn adres heb ik via via aan hem laten doorgeven waar hij kan vinden wat ik hierboven over hem geroddeld heb.

Mocht u nog een onnauwkeurigheid ontdekken dan houd ik me aanbevolen. Ik kan dan alsnog verder corrigeren.