Categorie archieven: Interne competitie

Ronde 17, afl 2

Verder nog wat te beleven vanavond? Jawel. Ik stond verbaasd te bezien hoe Paul door Frank werd afgedroogd. Ik vond Paul eigenlijk even geen schaduw van zichzelf vanavond. Misschien te weinig geschaakt  de laatste tijd? Moet er weer even inkomen. Hij speelde een Pirc.      1. e4 g6  2. d4 Lg7    Frank kiest hier voor 3. Lc4  

  Frank – Paul (3.Lc4)

Niet heel gebruikelijk, en ook niet de scherpste of gevaarlijkste. Maar toch. Er was een tijd dat ik tegen e4 vrijwel uitsluitend Pirc speelde met zwart. En ik herinnerde me gelijk een niet al te prettige ervaring tegen zo’n opstelling met Lc4. Ik weet nog dat het was in een externe wedstrijd van Aris de Heer tegen Caïssa in Hoorn. Hoe ging dat ook alweer? Mijn notatieboekjes uit de kast gehaald. Het bleek tegen ene mijnheer De Gruiter, begin 1979! Ik herinner me zelfs nu nog dat het zweten werd, en dat ik blij was dat ik na 38 zetten met remise wegkwam. Ik speelde zoals het hoort in een Pirc.   Met   d6.  En dan later e5 of c5 om ook iets in het centrum te hebben.  Paul voorkwam eventueel gezeur (dat mij destijds overkwam , ook door niet de beste zetten te spelen, want ik had me er nog nooit in verdiept .) namens  Lc4, door 3. …. e6 te spelen.   Even gelijk een barrièretje tegen die loper op c4!  Maar het bezwaar is dat dat ook weer niet zo goed past bij een Pirc. Je krijgt nu onherroepelijk weer ander gezeur over andere zwakke velden: een loper op g5 wordt dan weer lastiger! Ik was zo eigenwijs na afloop tegen Paul te zeggen dat het gedonder voor hem al begonnen was met zijn  e6  in plaats van d6.   Raadpleging van Komodo leert me dat ik me eens wat bescheidener moet gaan opstellen.  Prof Mr Dr K. vindt dat het allemaal wel meevalt. Natuurlijk is de witte stelling dan, wat prettiger dan de zwarte, maar dat is het dan wel. Nee ‘het gedonder’ begon pas bij zet 11.

  Frank – Paul (11.Pc3)

11. …  e5 ?  Niet het goede moment.   Daarbij speelt ook nog een rol dat zwart de loper op g5 verjaagd heeft met f6 in plaats van met h6. Dat vraagt om een lastige penning.  (beter 11. …  Pb4!?)  12  exd5 Pxd5

   Frank – Paul (12…Pxd5)

En nu wordt het voor Frank en voor toeschouwers dus leuk om aan te zien. Voor Paul wat minder.



En opgegeven.  Lollig allemaal. En wat was Frank sterk bezig!

Ab liet iets minder van zijn sjablones zien. Hij rocheerde nu wel snel. Maar de stelling na zet 8 is toch wel typerend voor hem.

Actie in het centrum uitgesteld, en 5 pionnen op de derde rij. Beetje passief.

Ab – Gerrit (8…c5)

En stelling van Gerrit zoals het hoort. Centrum bezet. Meeste stukken ontwikkeld. De rest gaat  vlug volgen.

Hierna begint Ab dan toch tegengas te geven met e4 en f4. En houdt de boel toch nog wel een beetje overeind. Tot zet 17. Dan zet Gerrit een val uit.

  Ab – Gerrit (17.b3)

Gerrit speelt hier 17. …..  d3. (Eigenlijk niet wit’s beste zet:  17. …. Lg5!?)  Maar nu is er wel even de dreiging Dd4 met schaak èn aanval op toren a1. Vrij doorzichtig, maar Ab trapt erin. Die slaat op d3, waarna 18. ..  Dd4+ volgt. Als hij eerst even 18. Lb2 had gespeeld, staat hij zelfs beter! Nu kan hij opgeven. Maar hij doet dat pas na zet 21.

Wordt vervolgd

Ronde 17, 17 februari , afl. 1

Omdat ik wegens te mijnent veel digitaal gedoe weer wat achter lig op mijn schema, ga ik dit verslag voorlopig in afleveringen op de site zetten. Zo hoeft niet iedereen  alsmaar te wachten op mijn ongelofelijk n(tr)uttige  commentaar.

Iedereen was er. Behalve Jasper. Behalve Herman. Maar die had daartoe een erg geldige reden! Ik wens hem vanaf hier, en ook namens clubgenoten, het beste wat denkbaar is. 

Ik begin met waar ik veel interessants in ontdekte. De partij Peter- Arend.

Het begon als een Philidor :  1. e4 e5  2. Pf3 d6  

  Peter – Arend (2…d6)

Bij Wikipedia kunt u hierover lezen :

‘Deze verdediging is vernoemd naar François Philidor (1726-1795). In de 18e eeuw werd deze opening vaak gespeeld, maar later nam de belangstelling voor de opening af, omdat zwart geen actieve stelling krijgt en het opschuiven naar f5, wat oorspronkelijk de bedoeling was, uiteindelijk ongunstig blijkt te zijn voor zwart. Toch wordt de verdediging nog wel gespeeld door meesters als Bacrot, Aronian en Nisipeanu.’

Graag wil ik hier aan toevoegen:  ‘en meesters als Gerrit van Dok, en aanstormende talenten als  Peter van Putten en Arend Schuur.’

Het hierboven genoemde “minder actieve” zit  ‘m erin  dat dezwarte koningsloper voorlopig weinig actief achter die d6-pion blijft zitten. Dat Peter al gauw wat beter spel krijgt, zit hem echter niet in zijn beste aanpak   ( dat is 3.  d2-d4 exd4  4. Pxd4 Pf6 5. Pc3 Le7 6. Le2 ) , want hij sluit nu ook zijn eigen witte koningsloper op, achter 4. d3. Nee, het zit hem in de wat mindere aanpak van Arend:  Die ruilt de actiefste van zijn twee lopers gelijk af, en speelt daarna het wat twijfelachtige Df6.

  Peter – Arend (6…Df6)

Ik denk dat hij op die manier op de snelst mogelijke manier lang wil rocheren. Op zichzelf wel een lofwaardig idee. (Maar dat komt er nog even niet van. )  En dat Komodo dit nu taxeert als 1.00 voor wit, komt – denk ik –  omdat het nu voor zwart wel even scharrelen wordt om die stukken van die koningsvleugel nuttig te ontwikkelen.  Df6 houdt het logische veld voor Pg8 bezet en Pe7 is dan weer niet zo prettig voor die loper op f8.

Gelukkig voor Arend gaat Peter op de 10e zet dameruil aanbieden (beetje passief) en dan gaat het er weer wat prettiger uitzien voor zwart.

 Peter – Arend (14…Pd4)

Na 14. … Pd4 moet wit wel Ld1 spelen  want ook pion c2 moet gedekt worden.  Beetje rare plek voor die loper , maar na bijv. c3 zijn er nieuwe mogelijkheden, dan moet dat paard weer weg en kan bijv.  Ld1-a4.

Maar Peter speelt  15. c4 en dat heeft de volgende bezwaren : wit zit daarna met een geïsoleerde dubbelpion op de f-lijn en is bovendien zijn ‘loperpaar’ kwijt.  Hier murmelde ik tegen Arend: “geef mij maar zwart”. 

Arend speelt inderdaad sterk verder. 

Een spannende situatie ontstaat rond zet 23.

(Klik op de zetten of pijltje om het diagram te laten veranderen.)



Hierna lijkt de stelling geleidelijk aan in een remisestelling te veranderen.  Even gaat er iets fout. Als mijn gegevens kloppen kan Peter ergens gewoon een stuk slaan, maar doet hij dat niet. Of is er iets mis met de notatie. Interessanter vind ik dat er even later ineens een heel boeiend en leerzaam eindspel op het bord staat. En opnieuw had zwart kunnen winnen. Maar best wel nogal moeilijk allemaal! Na zet 34  ging het aldus:



Voor ik nu verder ga om te laten zien hoe zwart deze stelling met een op promotie beluste vrijpion wint, wil ik eerst nog even iets laten zien voor de enkele theoretisch wat minder geschoolden onder ons. Wellicht wordt het vervolg dan duidelijker!

Als je wilt weten of een koning een naar promotie snellende pion nog kan inhalen is er een handig trucje. Teken in gedachten een vierkant als in het diagram hieronder.

Tel het aantal vakjes van vrijpion tot promotieveld (e8), ga vandaar hetzelfde aantal vakjes naar links  (naar b8), dan weer terug naar de rij waar de vrijpion staat (5e rij), en dan weer naar rechts naar de vrijpion. Zo ontstaat een vierkant. Doe dat in gedachten! Als je echt een viltstift gaat zoeken en op het bord gaat tekenen, word je geroyeerd als lid.

  Promotievierkant

Als zwart aan zet is zal hij met Kb5 of Kb6 dat vierkant kunnen binnengaan. Dan haalt hij de witte vrijpion in! Als wit aan zet is niet. Die speelt dan e6, en dan wordt het vierkant kleiner en komt zwart er niet meer in! Dus te laat!

Natuurlijk hangt van de stelling af in welke richting je het vierkant bedenkt. Hier naar links. Maar in een andere stelling misschien naar rechts.

Zo , nu terug naar de stelling die ik verliet voor bovenstaand geschoolmeester.



Al met al een heel boeiend potje. Beetje teleurstellend voor Arend dat hij in een gewonnen stelling opgaf. Ik zag echter wel –eigenlijk vaak van beide kanten- heel goed spel. Maar wellicht leerzaam!

Wordt vervolgd

De verloren zoon

Toen hij terugkwam na vele jaren en erg onbezonnen gedrag, werd hij door zijn vader toch met open armen ontvangen! (Lucas 15: 11-32) Een leerzaam verhaal.

Aldus gebeurde nu bij ons: Jasper was er ineens weer. Wat hebben we zijn gezellige vrolijkheid lang moeten missen. “Blijf je nu komen Jasper?” “Ja, zeker weten!”  “Ja , dat heb ik je al eens eerder horen zeggen en daarna nooit meer gezien!” “Nee, maar nu wel!” 

Zijn bezoek was niet alleen een feest van herkenning, maar ook zeer nuttig. Want ook Arend Schuur was er weer. Hadden wij een tegenstander voor hem? Ja, Jasper dus. Voor mij was Schuur eindelijk ook een feest van herkenning. Na zijn: ‘Je was een klant van mij!’ en na nog wat informatie, wist ik het ineens wel weer heel goed. Ja, dat was waar ook, hij was ooit voor ons een vertrouwenwekkende redder in nood bij problemen met onze geliefdste huisgenoten. Nu maar hopen dat hij ook een redder in de ledennood wordt voor ons clubje!

De partij hierboven was zeer boeiend. Arend had een stuk gewonnen, maar Jasper was erg slim bezig met penningen (hulde!) en ik begon me af te vragen of wit die materiële voorsprong wel zou kunnen handhaven. Hoewel dat inderdaad niet lukte, zag wit wel kans om op zijn beurt slimme vallen op te zetten, en uiteindelijk overtuigend te winnen.

Verder nog iets aardigs te vertellen?

Martin speelde met zwart het Marshall-gambiet in het Skandinavisch. En dat is er een uit mijn eigen repertoire. Leuk voor mij dus. Ik speel het nog steeds veel op internet. Als ik zeker weet dat ik sterker ben dan mijn tegenstander. Want heel erg gevaarlijk is het eigenlijk niet. Je loopt het risico dat wit al gauw de boel saai en tam maakt. Maar toch wordt het ook vaak leuk. Nu ook wel. Voor Martin althans.

Gerrit houdt niet zo van gambietpionnen en verdedigde zijn pionnetje dan ook niet, maar wellicht is dat hier maar het beste. Maar dan moet je wel gebruik proberen te maken van wat meer invloed op het centrum wegens het tempoverlies door terugwinnen van die pion met Pxd5.

  Gerrit – Martin (4…Pc6)

Hier is echt actief 5. c2-c4 het beste. 5. …  Pf6  6. Pc3  en als de zwarte dameloper buiten de pionnenketen komt volgt meestal  d4-d5, en als zwart  6. .. e6 speelt ontwikkelt wit rustig verder, maar dat d5 blijft er wel in zitten.

Maar Gerrit houdt het liever rustig in de tent met  5. c2-c3. Maar dan heeft zwart weinig last meer van zijn zet achterstand. En kan langzaamaan op de wat ingewikkelder stellingen aan gaan sturen waar Martin zo van houdt.



Een miniatuurtje dus!

Bert tegen Ab was een demonstratie van hun beider stijlen.

Bert rustig, voordeeltje binnenhalen en dan rustig uitbouwen met kleine dreigingen. Ab met eigenaardige opvattingen over het gebrek aan waarde van de rochade en meestal zoekend naar mogelijkheden om achter de door hem vastgeschoven pionnenstelling zijn stukken zo weinig mogelijk bewegingsvrijheid te gunnen.

Ab speelt een Pirc en Bert de ‘Oostenrijkse variant’ met f4. Het kan scherp worden als je tegenstander niet erg op de hoogte is. Er zijn meer scherpe varianten voor wit, bijv. met lange rochade,  f3  , g4,  h4 en snelle pionnenstorm richting de koningsstelling. Ik speelde zelf ook graag met f4.

  Bert – Ab (4.Pf3)

Ab is uiteraard niet erg op de hoogte en speelt 4. … e6? Dat is te defensief, te passief. Het scherpste is hier 4. … c5!  5. dxc5 Da5+ 6. c3  Dxc5  Ook na 6. Ld2 Dxc5.

Na 4. ..  e6 staat wit wat beter. En zeker als zwart dan een m.i. ook typische Ab-zet doet bij zet 6. :

  Bert – Ab (6.0-0)

6. …  f6 ? In strijd met de ‘wet’ dat je je koningsstelling zo gaaf mogelijk moet houden en je stukken daar snel ontwikkelen  en vlot rocheren.  Hierna staat wit al echt goed en je kunt aan Bert wel overlaten om nu langzaam de touwtjes aan te halen.

Na zet 29 staat het zo:

Bert Ab (29Tef1)

Frappant voor Ab’s stijl vind ik het grote aantal pionnen op de 6e rij, en de mede daardoor benauwde ruimte voor veel zwarte stukken, en die vastgeschoven pionnen op de damevleugel. Alleen wit kan echt tot actie overgaan. En dat gaat spoedig gebeuren, als wit c4 gaat spelen. Daarna heeft Bert niet heel veel zetten meer nodig.

Paul speelde tegen Ron m.i. een soort Reti: beide lopers fianchetteren en zwart voorlopig het centrum overlaten en na ontwikkeling dat centrum alsnog aanvallen. Maar dat luistert wel nauw en als wit zover is, is hij eigenlijk te laat. Beter c4 bij zet 13 dan bij zet 15.

  Paul – Ron (15.c4)

Nu wordt 15 ….  d5-d4 lastig voor wit. 16. exd4 exd4 en die pion, hoewel geïsoleerd, wordt een lastig obstakel in de witte veste. En na enkele zetten zal blijken dat bijna alle zwarte stukken er goed bijstaan, en wit wat zorgen heeft over de mogelijkheden van zijn dameloper en zijn paard.

 Paul – Ron (20.Df3)

En het wordt er in de komende zetten niet beter op:



Hoewel Ron nog de allersterkste verderop even mist, drijft hij toch wit zachtjesaan tot wanhoop. Die heeft er na 31 zetten geen zin meer in om als kop van Jut te gaan dienen.

Tot volgende week.

Eindcorrectie moet nog plaatsvinden.

Lichtpuntje in donkere tijden.

Tja …. Is het nog leuk om verslagen te schrijven van onze clubavonden?  Als er nog maar twee partijen te volgen zijn. En die beginnen dan ook nog erg op ‘herhaling van zetten’ te lijken.  Vanavond was de spoeling wel erg dun. Hoezo schaakvereniging? De séance begint overeenkomsten te vertonen met het op geregelde tijden een gezellig potje schaak van Hendrik Groen met zijn vriend Evert. In het verzorgingshuis. Huiselijke sfeer, glaasje ernaast.  Tot het door ziekte van Evert daar ook afgelopen was.

Ik word daar niet vrolijk van.

Gelukkig was er een klein lichtpuntje. Er kwam iemand van buiten binnenlopen. Eindelijk weer eens. Ron was zo verstandig en sympathiek om gelijk af te zien van zijn geplande partij tegen Ab. Er moest aandacht zijn voor de binnenkomer! Ab speelde partijtjes met hem. Het leek aardig gelijk op te gaan. Geen beginneling dus!

Daarna speelde ik een partijtje tegen hem. Kunnen we hem niet inpalmen?! We moeten ons best doen. Ik had verder deze avond toch bijna niks te doen als verslaggever. Ik was van plan hem er even snel af te vluggeren. Dat ging absoluut niet door. Hij vertelde me dat hij vroeger wel clubschaak had gespeeld, maar nu al een poos niet meer. Nu met pensioen? Moest weer op dreef raken. Maar ik had wel een halve avond nodig om met een pionnetje meer te winnen. Dus een heel geschikt object voor pogingen tot klantenbinding?

Heb wat met hem gepraat. Aardige man. Maar ik weet zijn naam niet. Vergat een foto te maken. Hij hielp me toen mijn kamera bij het kieken van de notatieboekjes dienst weigerde wegens een door mij ten onrechte meegenomen verkeerde lens. Hij hield bereidwillig de partijen omhoog zodat het van grotere afstand toch nog lukte. Dus ik heb wel een foto van een mysterieuze hand. De hand die ons team een handje komt helpen?

   2S7A7308WEB

Slechts twee echte partijen dus: Gerrit tegen Bert en Martin tegen Peter.

Gerrit behandelde de Siciliaanse opening  van Bert redelijk. Maar na een wat krampachtige manoeuvre om de opmars van Bert’s damevleugelpionnen te vertragen scheepte hij zich zelf op met een kreupel paard, dat voorlopig als uitgeschakeld kon worden beschouwd. Waar kan het beest ooit nog heen? Dat gaat veel vee-artsenij vergen.

  Gerrit – Bert (14…c4)

Derhalve staat zwart vanaf nu wat beter. Bert schakelt zijn bekende Geduldig Doorschuif-Mechanisme in. Met succes. Tot zet 33.

   Gerrit – Bert (33.Lg2)

Na 33. ….  Ld7? raakt zwart zijn lang gekoesterde voordeeltje kwijt.

[Volgens Prof Dr Ir K.  geeft 33…f5!? wat mogelijkheden. Bijv.: 34.h4 fxe4 35.fxe4 (35.hxg5? exf3!+–) 35…Txd2 36.Txd2 Ph7 37.De3 Pf6 ]

  Gerrit – Bert (37…Pf6)  analyse

Komodo taxeert dit als flink beter voor zwart. Waarom dat is, begrijp ik niet erg. Vanwege dat voorlopig nog steeds wat kreupele paard? Vanwege de wat wonderlijke koningsstelling van wit? Misschien begrijpt Bert het wel. Houd me aanbevolen voor commentaar.

   Gerrit – Bert (33.Lg2)

Nu gaat Gerrit zelf over tot aktie.  34.h4! Pe6  En dan heeft zwart niet veel meer. Die probeert het nog wel. Wat plaagstootjes die bij onoplettendheid wit nog wat schade hadden kunnen berokkenen, Maar Gerrit is klaarwakker. Die ruilt eerst het een en ander af, en weigert dan nota bene dameruil  (Let wel: Gerrit!!), en gaat dan – terecht- zelf over tot voorzichtig aanvalletje! Ineens raakt Bert in de problemen:



Zwart kan niet veel meer.  Tot zet 50 kan zwart er alleen nog maar op hopen dat wit zijn flinke voordeel niet benut.

  Gerrit – Bert (50…Kg8)

Met zet 51 gebeurt dat een beetje.  51. Dc8? Beter gewoon De5 en Dxb5. Die pion is  ondekbaar. Nu zou zwart met 51. .. Dd6 niet alle maar wel veel dreiging kunnen wegnemen.  Ik denk dat Gerrit een dame-eindspel, al of niet met een pion meer, zo laat op de avond niet meer zag zitten en al lang reuze blij was met een remise tegen de vice-kampioen. Ik denk in deze fase Bert het ook wel best vond.

Martin schreef  ‘Peter wel goed gespeeld! Hij kwam echt een pion voor.’

Hij begrijpt dat ik dat haast niet kon geloven. Maar dit keer heeft Peter eens  geen zin om een stuk weg te geven in de opening.  In tegendeel. Na een blundertje van Martin komt hij zelfs een pion voor.

  Martin – Peter (10…Lb7)

11. Ph4?  Pxe4!  Na terugslaan op e4 slaat de loper van e7 het paard op h4!

Maar dan is Martin wel gelijk wakker! En gelukkig voor hem geeft dan zwart bij zet 27 toch dat stuk nog even weg. Maar toegegeven: het is wel iets voor wat dieper doorrekenen!

  Martin – Peter (17.Pf5)

Na 17. Pf5 moet echt die loper even in veiligheid gebracht met Lf6.  Voor het gespeelde   17. …. Ta8-d8?  is geen tijd.  (17. … Tf8-d8 is ook niet echt goed, maar wel beter, omdat dan het paard op a7 dubbel gedekt blijft) Na 18.Dc3! staat nog steeds de loper op h4 en prise, maar nu dreigt ook stukwinst met Lxa7 gevolgd door Dxc6. Wel een grappige combinatie.

Hierna , met een stuk meer, kan Martin het ook wel slapend.

 ‘Tja …. Is het nog leuk om verslagen te schrijven van onze clubavonden?’  Dat zei ik al.

Hoewel ik het met Martin eens ben dat Peter het niet slecht speelde , moet me wel even van het hart dat ik er een beetje ontmoedigd van geraakte dat hij de foutieve openingzet die ik in het verslag van 13 januari speciaal voor hem een beetje uitvoerig aan de orde had gesteld nu gewoon toch opnieuw doet. Ik schreef daar n.a.v. de partij Gerrit-Peter, na  ontboezemingen over het wel of niet erg zijn van rochadeverlies  (n.a.v. de‘Berlijnse Muur’ van Kramnik tegen Kasparov) :

‘Conclusie:  Het komt wel eens voor dat het verlies van de rochade in de opening niet ernstig is.  Bij Peter dus wel!’

Hier  precies dezelfde stelling (Schots) als op 13 januari tegen Gerrit, na 1. e4 e5  2. Pf3 Pc6  3. d4

  Martin – Peter (3.d4)

En weer speelt Peter 3. ..  d6 ??  In plaats daarvan kan zwart beter op d4 slaan.  3. … exd4. Want zoals ik toen al schreef,wit kan na 3. …, d6 gewoon na 4. dxe5 dxe5 zwart zijn rochademogelijkheid ontnemen. (Als zwart na Dx8 met het paard terugneemt kost het hem de rochade niet, maar wel een pion!)  Die mogelijkheid kun je met zwart maar beter niet aan wit overlaten. Dat Martin er niet op ingaat begrijp ik wel een beetje. Die vindt dat hij vanavond moet kunnen winnen, en doet dat liever in een ingewikkelder stelling met dames (en paarden) op het bord. Die jaagt op groter wild.

Ik vrees dus wel dat Peter mijn uitweiding op de website over zijn stelling tegen Gerrit niet heeft gezien.

Meer te schrijven heb ik nu niet. Tot de volgende keer dan maar. Ik zal het toch nog maar even proberen vol te houden.

Eindcorrectie moet nog plaatsvinden

Ranglijst na 27 jan 2020

Overzicht voor ronde 14

Wit Zwart Uitslag
Martin Zwaneveld Ab Hauer 1-0
Peter van Putten Paul Verkooijen 0-1
Ron de Vink Bert Kuijer ½-½
Frank de Geus Afwezig met geldige reden
Herman Zwaneveld Afwezig met geldige reden
Matthijs Groot Afwezig met geldige reden
Gerrit van Dok Oneven

Ranglijst bijgewerkt t/m ronde 14

Nr Naam Punten Wa Gsp Gw Rm Vl Perc
1 Ron de Vink 135,33 15 14 6 8 0 71,4
2 Bert Kuijer 130,00 14 14 6 7 1 67,9
3 Frank de Geus 117,50 13 11 5 5 1 68,2
4 Paul Verkooijen 111,00 12 10 6 4 0 80,0
5 Martin Zwaneveld 100,00 11 12 5 3 4 54,2
6 Ab Hauer 79,00 10 12 3 3 6 37,5
7 Gerrit van Dok 75,33 9 12 3 2 7 33,3
8 Matthijs Groot 69,33 8 8 2 2 4 37,5
9 Peter van Putten 57,83 7 9 1 0 8 11,1
10 Herman Zwaneveld 46,00 6 6 1 0 5 16,7