Categorie archieven: Interne competitie

Ronde 20, 9 maart ‘20

Er was wel weer wat te beleven deze avond. Een wel heel erg gave partij tussen Bert en Ron. Nogal wat spannends bij Peter-Matthijs. En redelijk goed afgeschermde aanvalspogingen van Frank tegen Gerrit, die uiteindelijk toch het onderspit moest delven.  Maar eigenlijk weer het lolligst voor het grote publiek  (Wanneer moeten ook onze wedstrijden zonder publiek gespeeld worden?) was wat Arend op het bord zette tegen Ab. Die uiteindelijk toch aan het langste eind trok.

Bij Bert-Ron was er bij zet 1 al iets te beleven! Ron speelde Hollands! Kan natuurlijk aan mijn langzaam aftakelende geheugen liggen (dat is ook niet meer wat het nooit geweest is) , maar ik herinner me niet dat eerder van hem bij ons gezien te hebben.  1  d4  f5!   Het vreemde van die opening is dat die totaal in onbruik is geraakt bij de grote schakers, maar dat ik nog nooit een witte aanpak heb gezien, waar zwart echt van wakker moet liggen.  Het aardigst voor de eenvoudige amateur is natuurlijk  het Staunton- gambiet.( 1. d4 f5   2. e4!? ) Daar heb ik me vroeger wel van bediend, omdat daar niet al te veel theorie aan vast zat en je daarbij tenminste met wit gelijk de teugels  in handen neemt  en zwart dan niet meer kan kiezen uit heel veel mogelijkheden, waar je dan ook weer van alles van moest weten. De Leningrader (met g6 en Lg7) de Stonewall  (c6,d5,e6,f5), , het klassieke Hollands ( met e6 en d6) , de Antoshin-variant (met c6, Dc7,  en e5) en wat er in vredesnaam allemaal nog meer mogelijk is.  Zelf heb ik ook wel eens Hollands geprobeerd. Me destijds  alleen maar verdiept in de Leningrader (omdat het  een beetje lijkt op KoningsIndisch) , en een korte tijd in de Antosjin- variant. Erg succesvol was ik er niet mee, en mijn laatste poging ermee was tegen Martin’s  1 c4, en toen werd ik ermee door Martin afgedroogd. (Een situatie die toen nog niet erg normaal was.) Ik had er gelijk genoeg van.

Misschien vergis ik me nogmaals, als ik me meen te herinneren dat Bert toen hij nog heel jong was zelf veel Hollands speelde.

Maar als dat zo was wist hij niet meer wat de moeilijkste varianten zijn voor zwart want zijn 3. Pc3 is niet slecht, maar belooft geen voordeel.

Ron: ‘Dus toen Bert zijn paard naar c3 speelde en de c-pion blokkeerde, wist ik het gelijk.’

Met bewondering stel ik vast hoe sterk die twee zitten te schaken. Er wordt wederzijds diepzinnig gemanoevreerd,  maar het evenwicht  wordt lang niet verbroken.

Er gaat iets gebeuren rond zet 18.

Bert – Ron (18.Pg3)

18 …….   g5!  19. Lh5 Pxh5  20. Pxh5  g4!

‘Ik speelde eerst a6, wilde zetten als Pb5 en alsnog c4 voorkomen. Toen hij vervolgens zijn loper tegen mijn paard gaf, voelde ik mij in mijn element. Volgens mij heb ik hem daarna geleidelijk weg gespeeld. ( Prof. Mr. Ir K :  “mwhah”)  g5 (!) was erg sterk. Bert ging vervolgens maar in troebel water vissen (slim met tegenstander in tijdnood).’

Bert – Ron (28…Td8)

29. b4 is dit het bedoelde troebele water? Hierna komt inderdaad zwart nog beter te staan. En inderdaad wordt de stelling zodanig moeilijk voor iemand onder tijdsdruk dat een vergissing van zwart het evenwicht weer volledig herstelt. Dus Bert’s strategie werkte!

Ron:  “Ik zag in de slotstelling dat ik Tb2 en dan Dd7 moest spelen, maar draaide dit in de haast om.  Bert was gelukkig nog zo sportief om remise aan te bieden, dat had ik in zijn plaats waarschijnlijk ook gedaan. De slotstelling is mogelijk nog remise te houden, maar dat was in tijdnood niet gemakkelijk geweest.”



Ron:  “Ik zag in de slotstelling dat ik Tb2 en dan Dd7 moest spelen, maar draaide dit in de haast om.”” Bert was gelukkig nog zo sportief om remise aan te bieden, dat had ik in zijn plaats waarschijnlijk ook gedaan. De slotstelling is mogelijk nog remise te houden, maar dat was in tijdnood niet gemakkelijk geweest.”

Ik vond dit een gave partij! En Ron was tevreden: ‘Zelden heb ik zo lekker geschaakt als tegen Bert deze keer.’

Gerrit stond lang gelijk tegen Frank die hem met zijn geliefde Frans onderuit wilde halen. Maar dat lukte niet omdat Gerrit de geijkte Franse stellingen ontweek door al op zet 3. exd5 te spelen, waarna zwart gelijk verlost is van de enige schaduwzijde van het Frans: die gekooide loper op c8. Heel erg slecht is het ook niet voor wit. Zijn voordeel is dat Frank weliswaar direct het nadeel van de ‘achterzet’ kwijt is maar die het nu overwegend zelf moet gaan bedenken. Dat doet Frank  niet slecht, maar bereikt toch slechts een minimaal voordeeltje. Erg grappig voor de onpartijdige toeschouwer is dat Gerrit’s defensieve tactiek fraai tot uiting komt door een ongelofelijk groot aantal zetten met zijn dameloper. 6. Lg5  14. Ld2  16. Le3  17. Lf4   18. Lg5   21.  Lxf6  (hèhè) . Je zou zeggen dat moet toch niet goed zijn. Zes zetten doen met een loper om hem dan alleen maar af te ruilen. Je ziet ze staan, al die andere witte stukken met sippe gezichtjes en een vinger omhoog: ‘ik wil ook wel eens meedoen!’ Het vreemde is dat het allemaal schijnt te kunnen. Zwarts voordeeltje wordt niet groter. Pas bij zet 25. kan het dan eindelijk even mis gaan voor wit, maar dan hapert Frank’s aanvalsmachine. (25.  …  Dh3!?) Wellicht wordt Frank hierna toch een beetje ongeduldig waardoor zijn 26e zet fout had kunnen uitpakken.

  Gerrit – Frank (26.Pe2)

26. …. Lxd4?   [26…Df3= !?]     27.Dd2??  

Wit mist een kans om volledig uit de zorgen te geraken met: 27.h3!! (de dame kan de loper op d4 niet blijven dekken) Lxf2+ 28.Dxf2 Dxh3 met licht voordeel voor …. wit!    27…Lb6!  Hierna staat zwart gewoon een gezonde pion voor. En is ‘in hogere zin’ (Zo staat dat altijd in schaakcommentaar. Rare woordkeuze.) de partij voor zwart gewonnen.

Een grappig combinatietje maakt er dan met wat assistentie van wit echt een eind aan.

 Gerrit – Frank (30…Te6)

31.h3?  Pxf2!  32.Txf2 Tf6!  (Let ook op die loper op b6! Penning van Tf3!)  33.Pf4 g5 Al met al een feest van penningen.

De stelling van Peter- Matthijs bleef lang in evenwicht. In een (wederzijds wel erg) ‘Gesloten Siciliaan’ duikt al gauw een stelling op waar iets principieels van te zeggen is.

  Peter – Matthijs (6…Le7)

Ik leerde 60 jaar geleden uit één van de vele boekjes van Dr Max Euwe dat het voordeel voor wit is in zulke stellingen dat een wit paard in het gat op d5 nooit door een pion kan worden verjaagd, en een zwart paard in het gat op d4 wel met c2-c3 tot terugtocht kan worden gedwongen. Dus veld d5 is zwakker dan veld d4. Wel vreemd dat je dit soort stellingen tegenwoordig dus wel weer wat meer ziet. En niet alleen bij de amateurs! Maar toch, ik houd niet van dit soort stellingen voor zwart.

De stand is ongeveer gelijk. En dat blijft hij. Omdat Matthijs wel een beetje,  maar niet optimaal profiteert met zijn paard van zijn door een mindere 7e zet toch ook sterke veld d4. Bij de 12e zet  wordt het even heel erg kermis. Peter neemt te veel risico en raakt in veld vol penningen materiaal kwijt.



Leuke momenten dus! (voor mij)

Klein voordeel voor wit, en dat wordt een groot voordeel voor wit na nog een  misser van Matthijs. Maar helaas, daarna geeft wit een stuk weg. ( Is het er toch nog van gekomen) Jammer dat een eigenlijk grappige en redelijk vernuftig gespeelde partij voor Peter toch nog verloren gaat.



Maar heel aardig vond ik Arend tegen Ab.

Ab speelt weer een geheel eigen opening, die lijkt op een Pirc. Zelf speelde ik vaak met wit tegen Pirc of tegen KoningsIndisch iets met 0-0-0 en daarna g4 en h4. Aaanvallluuuhhh maar. (En had als ik zwart had daar ook de meeste hekel aan.) Maar die opzet was vroeger een poosje mode.  Ik vind het bemoedigend dat Arend zo’n soort opzet kiest, waarschijnlijk zonder ooit iets gelezen te hebben over bijv. de Saemisch-variant tegen het KI. Hij heeft duidelijk het goede instinct! Zijn opzet is logisch en agressief.

Na 16 zetten zult u niet twijfelen over waar u het liefst achter gaat zitten, achter wit of achter zwart.

  Arend- Ab (16…De6 )

Arend staat duidelijk beter. Maar eenvoudig is het niet. En hoewel wit erg zorgvuldig speelt, lukt het niet om zijn voordeel vast te houden.

Ik weet niet zeker of onderstaande stelling helemaal correct is, want ik kon alleen beschikken over de notatie van Ab en daar was één zet moeilijk te ontcijferen. Maar erg fout kan het niet zijn.

Arend – Ab (20…Pd4)

Ik zag hier Arend  21. Tg6 spelen en dacht: ‘Heel goed! Sterk! Zou ik ook gedaan hebben.’

Geen seconde gedacht dat de veel betere hier 21. Dxb7!! is. (Aldus Prof. Mr Dr K.) Als je aan het aanvallen bent op de koningsvleugel ga je je toch niet bezighouden met een pionnetje op de damevleugel. Kom op, niet zo krenterig met een pionnetje winst bezig zijn. Aanvaaallluh!! Alle stukken op die zwarte koning gericht!

Vreemd genoeg zakt na 21. Tg6 de pudding ineens een beetje in. Ab speelt hierna erg goed, pakt zijn kans om te ontsnappen aan de druk, en langzaamaan raakt wit in het nadeel.



Wat voordeel voor zwart, maar nog niet desastreus. Waarschijnlijk mede door teleurstelling dat zo’n leuke stelling hem toch ontglipt, doet wit voor het eerst een echt zwakke zet bij zet 24.

  Arend Ab (23…Txg7)

Wit staat nu een kwaliteit achter, maar na 24. Dxb7  (nu alweer!) is remise nog goed mogelijk.  Bijv.:   24.Dxb7!=  Tag8  25.Lxh6 Th7 26.Le3

Maar na   24.Dh3? Pf5!   Krijgt wit tegen een ineens secuur spelende Ab geen kans meer.

Een boeiende partij waar na afloop veel van onze ‘betere’ schakers zich nog zwaar tegenaan bemoeiden. Hoe had zoiets gewonnen moeten worden? Ik geloof niet dat ze het vonden. Ik laat zoiets meestal maar liever aan de heer Komodo over. Die had het wel geweten.

Misschien is dit voorlopig wel het laatste verslag. Wie weet hoe dat nu verder gaat met de Corona- ellende.

Wellicht gebruik ik de vrij komende tijd om nog maar eens een leerzaam onderwerpje aan te snijden. Of eindelijk de BDG-serie eens echt af te maken.

Als de heer Corona mij dat tenminste nog even wil toestaan. Ik ga me wel flink aan de voorschriften van de heer Rutte houden. Veel zult u mij dus even niet zien.

Hopelijk ooit tot ziens!

Eindcorrectie moet nog plaatsvinden

Ronde 19, 2 maart

Niet al te veel reuring deze avond. Paul wist het met zijn Schots gambiet op een gegeven moment, na een zet of 7,  ook verder niet meer zo goed en de hele partij stond het daarna  zo’n beetje gelijk. Gerrit slaagde erin zoveel mogelijk stukken af te ruilen, en tenslotte stond er een stelling op het bord waarin Paul geen winst meer zag. Prof Dr Mr K. zag nog wel iets, eindelijk, op dat moment. Maar erg duidelijk was het niet.

Ron (wit) excelleert de laatste tijd in homemade openingen, maar bereikt er niet vaak wat mee. Vanavond dus ook niet. Frank had geen problemen met een opening met 1. f4 en 6. c4 en na 10 zetten al zag Ron er niks meer in. Frank vond het best.

Van Ab  (wit) – Peter was voor mij interessant om te kunnen zien hoe beide spelers de website niet erg bijhouden. Want voor de derde keer in successie speelde Peter 3. …  d6  wat allerlei onheil over zich afroept. Ab volgde evenmin mijn eerdere suggestie, maar  zijn 4. d5 is in ieder geval niet slecht. Vooral niet omdat toen Peter gelijk een pion weggaf. Verder  gebeurde er lang weinig opzienbarends.  Tot Ab rond de 20e zet erg goed gehakt maakte van een plannetje van Peter om toch wat onrust te zaaien met een vrijpionnetje in de witte koningsstelling. Dat vrijpionnetje bleek ten dode opgeschreven. Ab kon toen rustig richting eindspel manoeuvreren met twee pionnen meer. En omdat Peter begrijpelijkerwijs toen zijn inspiratie ook wel kwijt was, werden het er gemakkelijk drie. Om het een beetje oneerbiedig te formuleren: Ab won vanavond niet  (hij liep dan ook de halve avond vrij ontspannen rond te kuieren) , maar Peter verloor vanavond wel.

Het interessantst vond ik de partij tussen Martin (wit) en Arend. Het was duidelijk dat Martin graag Blackmar-Diemer tegen een (nu nog) minder sterke tegenstander wilde spelen. Maar het zat hem niet mee. Eerst omdat hij zelf twee zetten verwisselde. Waar  Arend misbruik van had kunnen maken. Maar die deed dat niet, maar die maakte er Frans van. En ook daar houden Diemer-adepten niet zo erg van. Ron vertelde me eens dat hij geen BDG meer speelt, omdat je dan altijd (??) Frans tegen je krijgt en hij daar niet van houdt. Martin duidelijk ook niet. Die probeerde het maar een beetje alternatief aan te pakken, maar dat haalde niets uit. Arend demonstreerde daarbij dat hij weliswaar weinig theoretische bagage meezeult  (naar eigen zeggen) , maar dat hij wel over een opzienbarend schaakinzicht beschikt, waarmee hij dat aardig weet te neutraliseren. Misschien was zijn 12e zet (Lg4) wat minder goed maar Martin’s antwoord daarop ook. Rond de 15e zet heeft wit eigenlijk nog helemaal niets. De stelling is intussen behoorlijk explosief geworden. En juist dan, als Arend eigenlijk heel redelijk staat, raakt die met een paar achtereenvolgende mindere zetten  (sommige soms wel heel voor de hand liggend, ik zou ze misschien ook wel gedaan hebben) onnodig de controle kwijt. En daarmee krijgt  Martin eindelijk de uitgangspunten voor gedegen agressief en foutloos spel waarmee hij in 10 zetten de tegenstander naar het moment van opgeven duwt.

Ik maakte achteraf Arend mijn compliment over zijn sterke spel (ook taktisch)  in de eerste helft van de avond. Na zoveel schaakloze jaren nu nog even verliezen van Martin is geen schande. Ik denk dat we nog veel aan opzienbarends gaan zien van deze mijnheer.

Wat illustratiemateriaal:

 Eerst maar van Martin tegen Arend.

Klik de zet aan of het pijltje om het diagram te wijzigen!

Een mislukt BDG:



De  explosieve stelling waarin zwart er nog stevig voorstaat, maar dat dan laat glippen:



De stelling waaruit blijkt dat Peter de website niet vaak meer leest:

 Ab – Peter (3.d4)

3. … d6 ??  ( exd4 !)    (Zie de verslagen van ronde 17, afl. 1.   En van ronde  15,  8 febr.  En van Ronde 13,  13 jan.

De stelling waarin Ab aan Peter fraai duidelijk maakte dat diens plannetje niet klopt:

Klik de zet aan of het pijltje om het diagram te wijzigen!



Een voorbeeld van de actuele homemade openingen van Ron:

  Ron – Frank (5…Pc6)

6. c4 ?   ( 6. d3 !?)

De stelling waarin Paul zijn Schots bij de 8e zet nog wat leven had kunnen inblazen:



De eindstelling waarin volgens K. eindelijk nog iets te proberen viel:

Paul – Gerrit (26…Tdd7)

Komodo suggereert hier: 27. h4 bijv:  27. ….  h5 28. Kf2 met en licht voordeeltje  voor wit. Wellicht toch door die kwetsbare pion op c7, waar zwart op moet blijven letten. Ook als wit op de koningsvleugel begint te rommelen! Maar veel is het niet.

Ronde 17, afl. 3

Resteren de partijen van Martin en Ron  en Matthijs-Bert.

Ron koos voor de afwisseling zelf eens met zwart de lijfvariant van clubrivaal Bert. Daar heeft hij met wit dus veel ervaring mee. Maar Martin verliet ogenblikkelijk de geijkte paden met 3 b3!? Dat bleek nota bene ook nog wel te kunnen. Voordeel: daar heeft Ron natuurlijk helemaal geen ervaring mee, en het komt in boeken en artikelen ook nooit voor. Gek genoeg, het wordt best wel eens gespeeld. Ik vond in mijn database 2700 partijen. Ron moest het verder helemaal zelf doen, en koos dan maar d7-d5. Indachtig de regel: als je zonder bezwaar in het Siciliaans d5 kunt spelen, dan direct doen! Misschien is dat hier toch niet de sterkste. Maar erg veel beter is er ook niet. Dus wie zal het zeggen. Martin had duidelijk succes met zijn verrassingstactiek. Ron’s  5 … a6 , hoewel in de Kan – variant bijna sjablone, is hier nu misschien wat aan de trage kant. Martin is natuurlijk al blij als hij Ron een beetje aan de teugel kan houden. En dat lukt. Maar  bij zet 11 schemert er iets verleidelijks in de verte. Zou Ron daar in trappen? Ik sta er naast, en denk : ‘Heus niet! Daar trapt die vent echt niet in.’

  Martin – Ron (10…cxd4)

Hij hoeft niet gelijk op d4 terug te nemen ( zie ook ‘levend diagram’ hieronder) maar stel nu eens dat ….   11.Lxd4 dxc4 12.Pxc4 Dxd4? 13.Lxh7+ met damewinst.

Ik denk dat Martin ver vooruit dacht, maar een kleinigheidje miste, nl

Martin – Ron (12.Pxc4)

Na 12. ..  Lxf3 kan wit niet terugslaan met de Dame. Want dan is hij wel die loper op d4 kwijt! Dus moet het wel met die pion. Ik murmel tegen Ron, hij moet wel met de pion terugslaan en dan staat hij slecht! Kwetsbare koning en in het eindspel een zwakke geïsoleerde dubbelpion!

En zo geschiedt. Alleen tot mijn verbazing vindt Prof Dr Mr K. dat het best nog wel een beetje meevalt. En als Ron dan ook nog een klein foutje maakt met 14. … Ph5   Ik begreep dit ter plekke niet erg. Wat moet dat? Ron vertelde me vandaag bij een ontmoeting in de sportschool dat hij iets wilde met Pf4 en Dc8 en Dh3, maar daar krijgt hij de tijd niet voor. Nu  is het inderdaad behoorlijk gelijk. Ron had in de eindstelling desondanks eigenwijs door kunnen spelen, en hopen dat die dubbelpion in het eindspel hem nog iets kon opleveren, maar daar had hij geen zin meer in.




Daar viel dus voor de buitenstaander, wat eenvoudiger van geest, dus ook nog wel wat te genieten.

Matthijs deed het een poosje wel aardig tegen Bert.

Bert wachtte in zijn jagershut rustig af. Ooit zou het konijn wel langs komen.

MatthijsBert 14. Ta8-d8

Dat gebeurt bij zet 15   Ta2?

Ik probeerde die te begrijpen. Wil Matthiis die toren naar d2 krijgen om zo penningen over de d-lijn te voorkomen? Maar dat is toch al te laat! Kost een extra zet met c2. 15. Pd2 was toch veel logischer. Nu kan Bert al gewoon slaan op e4. Die doet dat niet. Ik denk omdat dat wel tot wat stukkenruil gaat leiden en hij wil het waarschijnlijk wat ingewikkelder  houden met meer stukken op het bord. Maar hij kan op de volgende zetten ook op e4 slaan, en blijft dat weigeren, maar daardoor krijgt Matthijs wel tijd om de verdediging tegen die penning door die toren nog wat te repareren.

Matthijs – Bert (16…bxc4)

Na 17.  Pd2 gaat het nog wel allemaal. Maar na 17. d4?? (toch alsnog onderschatting van die penning?) wordt het dus heel naar voor wit.  Daar is het konijn dan, en hij is haast niet te missen.  



Met een stuk achterstand rommelt Matthijs nog 7 zetten door, maar daarvoor hoeft Bert zijn schuilhut niet meer op te zoeken. Lekker maaltje vanavond!

Zo, beetje laat, maar toch voltooid.  Van het digitale gedoe te mijnent intussen het meeste wel opgelost, dus volgende keer hopelijk wat meer op tijd.

As maandag een heel belangrijke externe wedstrijd. Als we tegen Bakkum winnen of desnoods gelijkspelen, dan zijn we echt veilig. Maar was het niet vorig jaar tegen Bakkum dat we ineens in een situatie kwamen te verkeren waardoor alleen een wonder degradatie kom voorkomen. Dus ……  onderschat ze niet!  We zijn zoals het er nu naar uitziet in onze sterkste  opstelling. Dus doe je best!

eindcorrectie ……. enz.

Ronde 17, afl 2

Verder nog wat te beleven vanavond? Jawel. Ik stond verbaasd te bezien hoe Paul door Frank werd afgedroogd. Ik vond Paul eigenlijk even geen schaduw van zichzelf vanavond. Misschien te weinig geschaakt  de laatste tijd? Moet er weer even inkomen. Hij speelde een Pirc.      1. e4 g6  2. d4 Lg7    Frank kiest hier voor 3. Lc4  

  Frank – Paul (3.Lc4)

Niet heel gebruikelijk, en ook niet de scherpste of gevaarlijkste. Maar toch. Er was een tijd dat ik tegen e4 vrijwel uitsluitend Pirc speelde met zwart. En ik herinnerde me gelijk een niet al te prettige ervaring tegen zo’n opstelling met Lc4. Ik weet nog dat het was in een externe wedstrijd van Aris de Heer tegen Caïssa in Hoorn. Hoe ging dat ook alweer? Mijn notatieboekjes uit de kast gehaald. Het bleek tegen ene mijnheer De Gruiter, begin 1979! Ik herinner me zelfs nu nog dat het zweten werd, en dat ik blij was dat ik na 38 zetten met remise wegkwam. Ik speelde zoals het hoort in een Pirc.   Met   d6.  En dan later e5 of c5 om ook iets in het centrum te hebben.  Paul voorkwam eventueel gezeur (dat mij destijds overkwam , ook door niet de beste zetten te spelen, want ik had me er nog nooit in verdiept .) namens  Lc4, door 3. …. e6 te spelen.   Even gelijk een barrièretje tegen die loper op c4!  Maar het bezwaar is dat dat ook weer niet zo goed past bij een Pirc. Je krijgt nu onherroepelijk weer ander gezeur over andere zwakke velden: een loper op g5 wordt dan weer lastiger! Ik was zo eigenwijs na afloop tegen Paul te zeggen dat het gedonder voor hem al begonnen was met zijn  e6  in plaats van d6.   Raadpleging van Komodo leert me dat ik me eens wat bescheidener moet gaan opstellen.  Prof Mr Dr K. vindt dat het allemaal wel meevalt. Natuurlijk is de witte stelling dan, wat prettiger dan de zwarte, maar dat is het dan wel. Nee ‘het gedonder’ begon pas bij zet 11.

  Frank – Paul (11.Pc3)

11. …  e5 ?  Niet het goede moment.   Daarbij speelt ook nog een rol dat zwart de loper op g5 verjaagd heeft met f6 in plaats van met h6. Dat vraagt om een lastige penning.  (beter 11. …  Pb4!?)  12  exd5 Pxd5

   Frank – Paul (12…Pxd5)

En nu wordt het voor Frank en voor toeschouwers dus leuk om aan te zien. Voor Paul wat minder.



En opgegeven.  Lollig allemaal. En wat was Frank sterk bezig!

Ab liet iets minder van zijn sjablones zien. Hij rocheerde nu wel snel. Maar de stelling na zet 8 is toch wel typerend voor hem.

Actie in het centrum uitgesteld, en 5 pionnen op de derde rij. Beetje passief.

Ab – Gerrit (8…c5)

En stelling van Gerrit zoals het hoort. Centrum bezet. Meeste stukken ontwikkeld. De rest gaat  vlug volgen.

Hierna begint Ab dan toch tegengas te geven met e4 en f4. En houdt de boel toch nog wel een beetje overeind. Tot zet 17. Dan zet Gerrit een val uit.

  Ab – Gerrit (17.b3)

Gerrit speelt hier 17. …..  d3. (Eigenlijk niet wit’s beste zet:  17. …. Lg5!?)  Maar nu is er wel even de dreiging Dd4 met schaak èn aanval op toren a1. Vrij doorzichtig, maar Ab trapt erin. Die slaat op d3, waarna 18. ..  Dd4+ volgt. Als hij eerst even 18. Lb2 had gespeeld, staat hij zelfs beter! Nu kan hij opgeven. Maar hij doet dat pas na zet 21.

Wordt vervolgd

Ronde 17, 17 februari , afl. 1

Omdat ik wegens te mijnent veel digitaal gedoe weer wat achter lig op mijn schema, ga ik dit verslag voorlopig in afleveringen op de site zetten. Zo hoeft niet iedereen  alsmaar te wachten op mijn ongelofelijk n(tr)uttige  commentaar.

Iedereen was er. Behalve Jasper. Behalve Herman. Maar die had daartoe een erg geldige reden! Ik wens hem vanaf hier, en ook namens clubgenoten, het beste wat denkbaar is. 

Ik begin met waar ik veel interessants in ontdekte. De partij Peter- Arend.

Het begon als een Philidor :  1. e4 e5  2. Pf3 d6  

  Peter – Arend (2…d6)

Bij Wikipedia kunt u hierover lezen :

‘Deze verdediging is vernoemd naar François Philidor (1726-1795). In de 18e eeuw werd deze opening vaak gespeeld, maar later nam de belangstelling voor de opening af, omdat zwart geen actieve stelling krijgt en het opschuiven naar f5, wat oorspronkelijk de bedoeling was, uiteindelijk ongunstig blijkt te zijn voor zwart. Toch wordt de verdediging nog wel gespeeld door meesters als Bacrot, Aronian en Nisipeanu.’

Graag wil ik hier aan toevoegen:  ‘en meesters als Gerrit van Dok, en aanstormende talenten als  Peter van Putten en Arend Schuur.’

Het hierboven genoemde “minder actieve” zit  ‘m erin  dat dezwarte koningsloper voorlopig weinig actief achter die d6-pion blijft zitten. Dat Peter al gauw wat beter spel krijgt, zit hem echter niet in zijn beste aanpak   ( dat is 3.  d2-d4 exd4  4. Pxd4 Pf6 5. Pc3 Le7 6. Le2 ) , want hij sluit nu ook zijn eigen witte koningsloper op, achter 4. d3. Nee, het zit hem in de wat mindere aanpak van Arend:  Die ruilt de actiefste van zijn twee lopers gelijk af, en speelt daarna het wat twijfelachtige Df6.

  Peter – Arend (6…Df6)

Ik denk dat hij op die manier op de snelst mogelijke manier lang wil rocheren. Op zichzelf wel een lofwaardig idee. (Maar dat komt er nog even niet van. )  En dat Komodo dit nu taxeert als 1.00 voor wit, komt – denk ik –  omdat het nu voor zwart wel even scharrelen wordt om die stukken van die koningsvleugel nuttig te ontwikkelen.  Df6 houdt het logische veld voor Pg8 bezet en Pe7 is dan weer niet zo prettig voor die loper op f8.

Gelukkig voor Arend gaat Peter op de 10e zet dameruil aanbieden (beetje passief) en dan gaat het er weer wat prettiger uitzien voor zwart.

 Peter – Arend (14…Pd4)

Na 14. … Pd4 moet wit wel Ld1 spelen  want ook pion c2 moet gedekt worden.  Beetje rare plek voor die loper , maar na bijv. c3 zijn er nieuwe mogelijkheden, dan moet dat paard weer weg en kan bijv.  Ld1-a4.

Maar Peter speelt  15. c4 en dat heeft de volgende bezwaren : wit zit daarna met een geïsoleerde dubbelpion op de f-lijn en is bovendien zijn ‘loperpaar’ kwijt.  Hier murmelde ik tegen Arend: “geef mij maar zwart”. 

Arend speelt inderdaad sterk verder. 

Een spannende situatie ontstaat rond zet 23.

(Klik op de zetten of pijltje om het diagram te laten veranderen.)



Hierna lijkt de stelling geleidelijk aan in een remisestelling te veranderen.  Even gaat er iets fout. Als mijn gegevens kloppen kan Peter ergens gewoon een stuk slaan, maar doet hij dat niet. Of is er iets mis met de notatie. Interessanter vind ik dat er even later ineens een heel boeiend en leerzaam eindspel op het bord staat. En opnieuw had zwart kunnen winnen. Maar best wel nogal moeilijk allemaal! Na zet 34  ging het aldus:



Voor ik nu verder ga om te laten zien hoe zwart deze stelling met een op promotie beluste vrijpion wint, wil ik eerst nog even iets laten zien voor de enkele theoretisch wat minder geschoolden onder ons. Wellicht wordt het vervolg dan duidelijker!

Als je wilt weten of een koning een naar promotie snellende pion nog kan inhalen is er een handig trucje. Teken in gedachten een vierkant als in het diagram hieronder.

Tel het aantal vakjes van vrijpion tot promotieveld (e8), ga vandaar hetzelfde aantal vakjes naar links  (naar b8), dan weer terug naar de rij waar de vrijpion staat (5e rij), en dan weer naar rechts naar de vrijpion. Zo ontstaat een vierkant. Doe dat in gedachten! Als je echt een viltstift gaat zoeken en op het bord gaat tekenen, word je geroyeerd als lid.

  Promotievierkant

Als zwart aan zet is zal hij met Kb5 of Kb6 dat vierkant kunnen binnengaan. Dan haalt hij de witte vrijpion in! Als wit aan zet is niet. Die speelt dan e6, en dan wordt het vierkant kleiner en komt zwart er niet meer in! Dus te laat!

Natuurlijk hangt van de stelling af in welke richting je het vierkant bedenkt. Hier naar links. Maar in een andere stelling misschien naar rechts.

Zo , nu terug naar de stelling die ik verliet voor bovenstaand geschoolmeester.



Al met al een heel boeiend potje. Beetje teleurstellend voor Arend dat hij in een gewonnen stelling opgaf. Ik zag echter wel –eigenlijk vaak van beide kanten- heel goed spel. Maar wellicht leerzaam!

Wordt vervolgd