Uit de kast gekomen, 15

Omdat niemand reageerde op mijn vraag welke soort tactiek u nog uit het boek van Seirawan voor u behandeld zou willen zien, laat ik zijn ‘Tactics’ nog maar even liggen. Ik zet het nog niet terug in de kast, want misschien komt er toch nog een reactie op.

Haalde er  een ander boekje uit, dat mij destijds stevig interesseerde. Ik ben een beetje bang dat de meesten van u het wat minder belangwekkend zullen vinden, maar daar trek ik me nu even lekker niks van aan. Is het als bij vorige keuzes (Talj, Donner) gewoon alweer een kwestie van nostalgie, van  heimwee naar wat vroeger zo mooi was, maar op mijn  leeftijd voorgoed voorbij? Kan me niet schelen.  Ik wil het boekje gewoon graag nogmaals lezen.  En erover schrijven, desnoods voor mijn eigen plezier, en voor die enkeling met vergelijkbare interesses.   

Ik trok uit mijn  kast: Lodewijk Prins‘ Multatuli en het spel van koningen’  , uitgave De Bezige Bij, 1970. Gut ja, dat had ik ook nog!  Voor mij destijds heel aantrekkelijk natuurlijk. Literatuur voor mijn vak en schaken voor mijn hobby.

Multatuli

Ik vrees dat Multatuli  niet veel meer gelezen zal  worden. Ik las zijn beroemde ‘Max Havelaar’  toen ik 24 was omdat het nu eenmaal moest voor mijn studie.  ‘Verplichte ouwe kost’, dacht ik. Een boek   dat in 1859 werd geschreven, wat moet je daar nu (1960) nog mee?   Het werd een openbaring.  Ik studeerde tot dan  eigenlijk alleen maar omdat mijn verloofde dreigend  vond dat ik maar wat meer moest halen dan de ‘gewone’ onderwijsakte. Ik vond het eigenlijk wel best zo, maar ja, ik wilde haar toch niet kwijt. Vooruit dan maar. Maar ik durf wel te stellen dat ik pas na lezing van ‘Max Havelaar of de koffieveilingen der Nederlandsche Handel-Maatschappij’  ineens plezier begon te krijgen in mijn studie Nederlands.  Wat een boek!  Zo vroeg al! 1858!  Een felle aanklacht tegen de manier waarop in Nederland geprofiteerd werd van de kolonie Nederlands Oost-Indië.  Toen al! Maar met zoveel hartstocht, zoveel humor,  zoveel levendige geest, zo totaal anders dan tot dan vertoond. Die compositie! Minstens 5 in elkaar gevlochten verhalen. Sommige ernstig, sommige hilarisch, soms romantisch , soms tragisch. En het past allemaal in elkaar. Hier begon de moderne Nederlandse  literatuur! Later begreep ik dat eigenlijk alle latere nieuwe literaire stromingen naast misprijzen voor vroegere auteurs wel altijd veel waardering over hadden voor die ouwe Eduard Douwes Dekker, alias Multatuli. Hij was zijn tijd ver vooruit. Hij schreef over de misstanden van zijn tijd, kwam op voor vrouwenrechten, voor de onderbetaalde arbeiders,  voor betere huisvesting, enz. Hij zal niet veel meer gelezen worden, maar beroemd werd hij wel, en dat is hij eigenlijk gebleven. Er zijn straten en pleinen en scholen naar hem genoemd, standbeelden van hem gemaakt, een Multatuli- museum geopend in Amsterdam, er is nog steeds een fanclub : Het Multatuli Genootschap. Van Max Havelaar werd een film gemaakt in 1976.  Het boek  werd in 40 talen vertaald! Er komen van dit ouwe boek nu nog steeds herdrukken in de handel!  Van het evenzeer geweldige ‘Woutertje Pieterse’  maakte Jan Kruis (ja, die van ‘Jan Jans en de kinderen’ ) een schitterend tweedelig plaatjesboek   (Bezige Bij, 2010).

Eduard Douwes Dekker werkte  bijna altijd. Voor tijdschriften, voor kranten, voor zijn boeken, zijn toneelstukken, enz.  enz.  Zijn oeuvre is enorm. Ik heb het verzameld werk, 7 delen dundruk, in de kast staan. (Andere kast natuurlijk. Ze zullen niet uit meer uit die kast komen, want de lettertjes zijn te klein geworden. Zo vreemd! Als je oud wordt, worden alle lettertjes kleiner! Maar alle loopafstanden groter. Zo eigenaardig.)  Multatuli moest wel altijd schrijven want hij werd bijna zijn hele leven geplaagd door geldzorgen. Hij kon niet met geld omgaan, leefde geregeld op te grote voet en te wild, en vooral …  hij was gokverslaafd.  

Maar tussendoor leidde hij zijn rusteloze geest af door ……   te schaken. Vooral correspondentieschaak!  Daarvan zijn veel  briefkaarten bewaard. Lodewijk Prins speurde  in de bewaarde correspondentie en in oude schaaktijdschriften en vond  er wat van terug,. Hij publiceert er veel van in dit boekje.

Lodewijk Prins

Wie was de auteur van het boekwerkje? Lodewijk Prins.  Een Nederlandse schaker. Van formaat. Hij won het Hoogoventoernooi in 1948.  Kampioen van Nederland in 1965. Met Donner lag hij in onmin. Donner schreef dat Prins een prutser was die geen paard van een loper kon onderscheiden. Toen hij door Prins in de Nederlandse rangorde gepasseerd was. (Hij doelde op zijn winstpartij tegen Prins, waarin die het loperpaar  onnodig had weggegeven. )  Prins, die de woede wekte van Donner als Prins een bord hoger in het schaakteam van Nederland werd geplaatst. Vreemd heb ik altijd gevonden dat Prins pas ( in 1982) tot grootmeester werd benoemd door de Fide toen hij al een poos niet meer schaakte.  Alsof ze wilden zeggen “ Sorry we zagen jou even over het hoofd.”  Terwijl hij best een sterke schaker was.  Hij was, geloof ik, de enige Nederlander die van Euwe won, in diens toptijd.  Hij was een gentleman. Altijd keurig gekleed. Heel  konsekwent  in zijn opvattingen. Met Donner heeft hij nooit meer een woord willen spreken. Mer de KNSB raakte hij in conflict. Die hadden hem inderdaad slecht behandeld. Het kwam nooit meer goed. Hij weigerde ooit nog voor het Nederlands schaakteam te spelen. Hij schreef jarenlang de wekelijkse schaakrubriek in Het Parool, de krant die mijn ouders lazen. Ik bekeek dat elke week, maar alleen de partijen en het commentaar. Met de begeleidende tekst van Prins kon ik niet zoveel. Heel veel gewichtig, zeer ouderwets taalgebruik. Met woorden die niemand meer gebruikt. Ik vond het een beetje hinderlijke aandachttrekkerij. Ik raakte ook geregeld de draad kwijt . Wat wil hij nu eigenlijk beweren? Hoewel hij in dit boekje uit 1970 over  Multatuli niet zo meer pronkt met zijn kennis van  verouderd Nederlands, blijf ik nu nog moeite hebben met de draad vast te houden. Het springt van eigen tekst naar citaat, van geschiedenis naar nu, heel fragmentarisch. En nog steeds is daar die neiging om te laten zien hoe intelligent, geleerd,  belezen die heer Prins wel is. Er zit dus wel veel ruis in de opname. Ook nu nog voel ik de aandrang om  het boekje voor ik het uit heb maar weer in de kast te zetten.

Maar ja, volhouden maar. Hij heeft natuurlijk wel lovenswaardig speurwerk verricht. Wat is er nog overgeleverd van de schaakverrichtingen van Multatuli, deze BN-er uit de 19e eeuw? Het vroeg voor de auteur wel veel inspanning om dat bij elkaar te zoeken. Want heel veel feitelijks bleek er niet meer te vinden. Dus moest Prins om het boekje vol te krijgen er ook maar wat omheen improviseren. Bijv. over de destijds  opzienbarende  blindscéances van schaker Fritz (!). Waar misschien ook Multatuli eens als toeschouwer bij aanwezig was.  Over andere schrijvers die iets van belangstelling voor het spel verraden  in hun werk. Over de vroegste geschiedenis van het correspondentieschaak. En dergelijke.

Het interessantste  resultaat van zijn speurtocht zijn de partijen die DD tegen ene Switzar speelde van 1873 tot 1875. En tegen ene Van der Linden in 1875.

Switzar was in zijn tijd voor Nederlandse begrippen een sterke schaker. Hij werd een keer vierde bij het kampioenschap van Nederland. Hij wilde wel met Multatuli spelen. Dat was tenslotte een beroemdheid in die dagen. Ze speelden zes partijen. Eigenlijk was Douwes Dekker  geen partij voor hem. Toch won DD twee keer. Wellicht onderschatte Switzar zijn tegenstander. Maar één keer overtrof DD zichzelf.  Zijn 6e partij mocht er wezen. Zijn behandeling van de opening werd zelfs opgenomen in de Bilguer, hèt openingenboek rond 1916.

Daarin  wordt Multatuli’s aanpak, met zijn naam, genoemd als een mogelijkheid om  in deze variant van het Koningsgambiet tot gelijkspel te geraken. Prins is het daar niet mee eens en constateert  in 1970 dat deze variant van het Koningsgambiet, die in 1916 nog voor zwart als  mogelijk werd gezien,  door Douwes Dekker in zijn partij  al in 1874 als  ondeugdelijk werd ontmaskerd. Prins kwalificeert deze partij als ‘de beste van DD’s leven’. Maar besluit zijn opmerkingen met ‘Geen belangrijke of spectaculaire partij, maar een proeve van verrassende competentie. ‘  (Een zin die mooi laat zien waarom je soms moe wordt van de schrijfsels van Prins: zijn woordkeuze (competentie), en na zijn eerdere lofprijzingen, een beetje onduidelijkheid, over wat hij nu eigenlijk van Multatuli als schaker vindt. )

De partij verliep als volgt. Het commentaar en varianten van Komodo en van Lodewijk Prins:

Ook tegen Dr A.  Van der Linde speelde Multatuli sterk. Als schaker was , volgens Prins, Van der Linde niet veel sterker dan Multatuli. Hij had wel een enorme kennis van de toenmalige openingentheorie. Wat blijkt uit zijn teksten bij zijn zetten. Hij schreef zelf een boek over de ‘Geschichte und Literatur des Schachspiels’. (1874) Het werd als een standaardwerk over dit onderwerp beschouwd. Multatuli schreef in een brief vol  ontzag over dit boek:

 ‘Van der Linde’s werk over de Geschiedenis van ‘t schaken is ’n prachtwerk. Wat een geduld, wat ’n eruditie. Dat neemt niet weg dat ik niet begrijp hoe iemand zóóveel studie kan ten koste leggen aan de geschiedenis van ’t spel.’

Van der Linde was bewonderenswaardig veelzijdig en een super-intellect.  Hstoricus, hoogleraar, hoofdbibliothecaris van een grote koninklijke biblloiheek  in Wiesbaden,  theoloog, leider van een religieuze secte, schrijver van een opzienbarend werk over Gutenberg, waarin hij aantoont dat niet onze Laurens Jansz Coster de boekdrukkunst heeft uitgevonden, maar de Duitser Gutenberg. Dat werd hem in Nederland niet in dank afgenomen. En er waren meer zaken die hem problemen bezorgden. Hij maakte graag ruzie, liefst met belangrijke personen. Hij was vermogend, maar de bank waar hij geld gestald had ging failliet. Op een gegeven moment vlucht hij naar Duitsland. Wellicht wegens schuldeisers, maar ook omdat hij in een liefdesaffaire was geraakt. Multatuli zal wel wat in hem herkend hebben: dwarskop, eigenzinnig, veelzijdig geïnteresseerd, gevlucht naar Duitsland, geldzorgen, liefhebber van schaak, en blijkens zijn briefjes met zetten naar Multatuli origineel en zeer geestig !

Van Multatuli’s partij tegen hem zijn niet de berichten van M. bewaard, maar wel die van v.d.Linde.

Bij zijn 24e zet  (Lb7-a6) schrijft die:

“ Amice,  ( …..  )  De meid gaat juist ‘om boodschappen’ en kan den zet meenemen .(……) 

Een aaier ging uit om te aaien. Mina. (  max) Een draaier ging uit om te draaien. Pierson Een kraaier ging uit om te kraaien.  Huet Een maaier ging uit om te maaien. Ik Een paaier ging uit om te paaien.  Knoop. (Generaal)”

Na het onbekende antwoord van DD schrijft hij: ‘Met zulke boekjes ga ik nu mijn partner bestrijden .Met zulke zetten, daartoe is alleen een Hollander in staat.  t’ Is beneden me , er op te antwoorden. Ik abandonneer. Mijn adres luidt : op St. Helena, naast den kastanjeboom, achter het graf van Nap.’

Raadselachtige doch facinerende tekst. Varianten op het bijbelse ‘Een zaaier ging uit om te zaaien’. Mina, was wellicht de vrouw van Multatuli. De andere namen waren bekende belangrijke  personen in hun tijd. Die worden hier kennelijk bespot.  De boekjes zijn misschien eerder door van der Linde aanbevolen schaakboekjes? Ik denk dat hij  met ‘zulke zetten’  de laatste  van DD bedoelt, die heel sterk waren. Nap. Is uiteraard Napoleon. Een en ander demonstreert wel de geintjes, die ze zich wederzijds bij het schaken veroorloofden.

V.d. Linde publiceerde zijn  partij in het toenmalige bondsblad maar verzon er na zet 26 nog een heleboel zetten bij, waarschijnlijk om te verhullen dat hij zo smadelijk van een echte amateur had verloren!

In commentaren bij zijn zetten en in brieven onderstreept Multatuli vele malen hoe belangrijk schaken voor hem was, althans het correspondentieschaak.

Hij schrijft in een brief: “Ook is er verschil tussen de liefhebberij en het kunnen. Mijn oordeel over die zaak is anders dan de gewoone  meening. Veel goede schakers zijn nullen. Maar ’n andere vraag is of ’t niet  voor iemand prouveert dat hij er veel van houdt. Mij is ’t een verdrietafleider. En dat vind ik , uit ’n zedelijk oogpunt, met het oog waarop velen hun verdriet dragen, een certificaat van smaak. Intelligentie heeft hier niets mee te maken.”

Prins maakt duidelijk dat hij Douwes Dekkers schaakpartijen wel interessant vindt, maar niet heel erg onder de indruk is van diens schaakkwaliteiten. Voor hem was het gewoon een beetje nieuwsgierigheid naar een minder bekende kant van een beroemd persoon. Ook Multatuli, net als andere schaakliefhebbers als Napoleon, Marx, Rousseau, Tolstoi en anderen moet het toch meer hebben van hun echte werk.

Multatuli schatte zichzelf als schaker ook niet hoog in. Voor gewoon schaken vindt hij dat hij een ‘te trage geest’  heeft. In correspondentieschaak gaat het wat beter. In nogal wat brieven en teksten bij zetten benadrukt hij dat hij ook daarin toch maar een matige speler is. Maar hij doet het graag omdat het hem afleidt, bij spanning en narigheid. Misschien onderschat hij zich een beetje.

Hij had tegen verdriet en spanning nog wel meer mogelijkheden: ‘ Want hij kon zich verdiepen in de kleinste kleinigheden , en speelde immers gaarne en veel schaak, ook wel whist, biljart, wandelde veel en ver, speelde met kinderen, ook met meisjes …  kon zich occuperen en amuseren met wiskunde, met kunstjes, raadsels.’   Blijkens een brief van een vriendin aan zijn weduwe.  In een andere brief lezen we dat hij veel knutselde. En dat hij veel zong, ook bij het timmeren en het schaken!

Ooit toonde een schaker een partij van hem aan wereldkampioen Emanuel Lasker. “Laat eens een paar partijen zien van dien man, en ik zal u zeggen wie hij is. En hij tekende hem ten voeten uit : Een rustelooze geest, met een overborrelende phantasie, een vechtjas, een held in den aanval, maar een slecht verdediger.”  Zijn werk en zijn leven laten hetzelfde zien.

14 uur voor zijn dood op 17-2- 1887 liet hij zijn vrouw Mimi nog een zet 3 in een partij tegen Dr A. Gorter verzenden, een arts die hem in Nederland destijds terzijde had gestaan en met wie hij  bevriend was geraakt. Douwes-Dekker was een asthma-patient, en daaraan overleed hij. Hij was 67.

Hij leefde wat te kort als biologisch mens,   maar heel lang daarna voort als geniaal schrijver in de geest van veel mensen.  En door Prins ook even  als schaker.

Eindcorrectie moet nog plaatsvinden.

Hersenfitnes 35 + Oplossing

Zonder schaakprogramma of houtjes. Train uw voorstellingsvermogen!

Uit een partij Movsesian-Grisjoek 2010. Hoe kan zwart het spel hier duidelijk en snel winnen? Grisjoek zag het niet. (Het werd zelfs remise!) Ziet U het wel?

Ik kreeg oplossingen van Kees K, Peter v.P., Gerrit v. D en Paul V. Die van Paul was niet slecht, maar niet de beste. Allen zagen dat de witte toren kan worden opgesloten.