Uit de kast gekomen (2)

Als beloofd nu mijn hengel uitgeworpen in “Mysterieuze krachten in de toren” van Krabbé’s “Nieuwe Schaakkuriosa”. Maar de vangst viel een beetje tegen. Daar kon Tim Krabbé  niets aan doen. Was gewoon mijn  schuld. Deze vijver is echt buitengewoon rijk en bevat informatie die zelfs voor grootmeesters uniek is. Hij bevat vooral theorie over hoe, als mogelijk,  aan de dolle toren te ontsnappen. Met analyses die vele bladzijden per stelling in beslag nemen. Buitengewoon. Waarschjjnlijk theorie  die nergens anders te vinden is. Maar …..  te moeilijk voor mij, en ik vrees ook voor u.  Ik wilde wat eenvoudige witvisjes vangen voor de kat, maar kreeg  een zeldzame zeelt-soort  aan de haak, zonder enig idee hoe daar iets smakelijks mee te bereiden. Ik ben tenslotte geen chef-kok-schaker.  Dus eerst maar even via de google-winkel  wat simpelers besteld om aan u voor te zetten. Daar begin ik mee. Wat me wel voor ons , eenvoudige consumenten, ook  smakelijk lijkt van Krabbé zal ik daarna  aan de orde stellen.

In     chessgames.com   vond ik een buitengewoon grappig voorbeeld van een ‘dolle toren’. Dat is een toren die niet geslagen mag worden omdat de stelling dan pat is en je de winst dus op je buik kunt schrijven. Haast onvoorstelbaar dat zo’n stelling dan remise is. Dit soort stellingen is niet zeer zeldzaam. Omdat een normaal mens zoiets niet ziet aankomen. Ook hier was het motief best te voorkomen geweest, en de winst niet moeilijk, maar ja wie rekent nu op zoiets. Grünfeld in ieder geval niet . Dat was toch ook geen kleine jongen. Won vele toernooien en was de vaste 1e bord-speler van het schaakteam van Oostenrijk.

Janovski-Grünfeld, 1925



In één van de bloedstollende partijen in de diverse matches om het wereldkampioenschap tussen Kasparov en Karpov dreigde ook even een remise in verloren stelling door een dolle toren van Karpov. Maar hier laat Kasparov even zien dat die vlieger hier niet opgaat. Karpov verliest.Dat deed hij niet zo vaak.

Kasparov-Karpov 1985



Tom Krabbé besteedt 40 bladzijden aan dit onderwerp. Met zeer uitvoerige analyses, en talloze voorbeelden. Geeft veel theorie over mogelijkheden om aan de dolle toren te ontkomen. Zeer ingewikkeld!

Hij stelt vast dat er veel fouten worden gemaakt. Door schakers die de dolle toren niet zien aankomen. En door schakers die niet zien hoe ze in hun stelling nog kunnen ontsnappen,

Enkele van zijn voorbeeldjes die wij, eenvoudige zielen, misschien nog kunnen volgen:

Smejkal (Elo 2500) met zwart,  gaf ten onrechte de volgende stelling op tegen Sax (Elo 2600)

Hij overzag dat hij in wezen drie dolle torens had!



Ook in de volgende partij Wockenfuss (2257) – Andersson (2550)  overzag  wit het motief van de dolle toren. (Grappig dat ook Komodo 10 het eerst niet ziet! Maar geef hem veel tijd en dan gaat hem ook een licht op!)



Hier laat ik het maar even bij.

Wat we er in ieder geval van kunnen opsteken: Kijk ontzettend uit als je in de buurt van een toren- eindspel raakt, waarin een koning zodanig omsingeld is dat hij pat kan komen te staan. Ook niet op een manier die je eigenlijk niet voor mogelijk houdt.

Ik ga nog even verder bladeren in “Nieuwe schaakkuriosa”. Vind ik nog wat lolligs, dan merkt u dat wel. Anders trek ik wel een ander boek uit mijn kast. Keuze genoeg.

Eindcorrectie moet nog plaatsvinden.