Ouwe Kost 6 (slot)

Omdat veel schakers uit de ouwe tijd onze gelederen thans niet langer versterken, ben ik nu wel bijna uitgepraat over jullie partijen uit de ouwe doos. Maar ik vond er nog enkele, o.a. nog éen, van een nog niet behandeld huidig lid van Aris de Heer, van de externe competitie seizoen 2005-2006. In onze deelnemerslijst van dat jaar staan ook nog Paul Ruber, Stefan Vink, Erik Pot, Pieter Worp.  Ik  hoop van harte, maar vermoed zeer, dat die allemaal nog in leven zijn. Maar destijds verhuisd of verhinderd geraakt op maandagavond. (of was dat toen dinsdagavond?)  De rest van onze deelnemers van 2005-2006 hebben we in vorige happen Ouwe Kost al verorberd.

Nou ja, op één persoon na. Nou ja, dat was ik dus zelf. Nou ja, op gevaar af van  ergerlijke  ijdelheid  te worden beschuldigd zal ik dit serietje maar afsluiten met een partijtje van mezelf. Het liefst zo’n miniatuurtje , met lekker spectaculair offertje in een vroeg stadium. Maar heb ik die niet alle al eens misbruikt, in een vroegere serie over miniaturen of over het BDG-gambiet?   Bovendien kwamen die korte partijtjes vooral later pas, toen ik eens even flink aan mijn openingsrepertoire was gaan werken. En ik was ook niet zo heel erg succesvol in dat jaar (2005/06  (3,5 uit 6)) , en ons team ook niet.  (We eindigden in de middenmoot  in de 3e klasse)  Ook dat kwam later pas.

Toch vond ik nog iets,  wat er wel mee door kon.

Eddy SaraberJan Piersma (Koedijk 2, elo 1630)) ,  14 maart 2006 

Ik had na 50 jaar wedstrijdschaak een geweldige  hekel gekregen aan het Klassiek Damegambiet,  toen en nu veel gespeeld. Ik kon daar nooit iets leuks tegen verzinnen. Dus was ik gaan uitkijken naar iets prettigers. Ik herinnerde me een prominente speler van mijn allereerste schaakvereniging . Die speelde Colle. Wat dat inhield wist ik nog steeds niet erg in 2004, maar ik herinnerde me wel iets wat stond  in een blad van 1955 van mijn club ‘Het Vrije Veld’ (schaakclub van een krant: ‘Het Vrije Volk’). Dat die speler alweer een mooie aanvalspartij had gewonnen ‘met zijn lijfopening, de Colle’.  Misschien moest ik me daar maar eens in gaan verdiepen. Daar heb ik geen spijt van gekregen. Als je als zwartspeler een beetje op de hoogte bent, hoef je er echt niet erg bang voor te zijn. Maar op ons niveau zijn er niet zoveel mensen op de hoogte en met sjablonezetten  kun je er met zwart toch wel flink tegen in de problemen raken. En voor de witspeler is het een overzichtelijk geheel waar je geen vijf boeken voor nodig hebt. Zelfs ik heb er veel partijen mee gewonnen. Zo ook tegen Piersma.

Na de standaardzetten   1.d4 d5 2.Pf3 e6 3.e3 Pf6 4.Ld3 c5 5.c3 Pc6 6.Pbd2

  ES – Piersma (6.Pbd2)

wordt nogal eens  6. .. cxd4 gespeeld.

Het boek ziet als bezwaar van cxd4 dat wit na exd4 met Te1 druk kan gaan uitoefenen op de e-lijn. Die pion op e6 vastzetten. Zelf loeren naar veld e5. Dat wist ik nog uit het boekje. Gerrit speelde het ook tegen me in 2007. Dat werd ook een partijtje waarin mij alles meezat. Nee, dat cxd4 is niet aan te bevelen. Het boekje had gelijk. Wit krijgt langzaam wat voordeel:



ES – Piersma (14…Pf8)

Dit is de stelling waar een Colle-speler van droomt:  zwarts loper op c8 zit achter de pionnenketen en kan dus niet meehelpen met het verdedigen van zijn koningsstelling.  Wit heeft twee lopers die daarop dreigend gericht staan. De g- en h- pion rukken op.

Dat leidt na wat langzaam verder dreigend optreden tot de volgende stelling:


  ES – Piersma (22.Lc2)

En nu kan het offerfestijn een aanvang nemen. Dat moet een offer worden op h6. (En als die pion nog op h7 had gestaan, was het een offer op h7 geworden.) in ieder geval is het een dreiging.



Zeg nu zelf, dat is toch heel wat leuker dan het schuiven in een klassiek damegambiet.

Ik laat het hierbij met de ouwe kost. Tenzij  u zelf iets aandraagt. Ik ga iets anders bedenken.