Ronde 20, 9 maart ‘20

Er was wel weer wat te beleven deze avond. Een wel heel erg gave partij tussen Bert en Ron. Nogal wat spannends bij Peter-Matthijs. En redelijk goed afgeschermde aanvalspogingen van Frank tegen Gerrit, die uiteindelijk toch het onderspit moest delven.  Maar eigenlijk weer het lolligst voor het grote publiek  (Wanneer moeten ook onze wedstrijden zonder publiek gespeeld worden?) was wat Arend op het bord zette tegen Ab. Die uiteindelijk toch aan het langste eind trok.

Bij Bert-Ron was er bij zet 1 al iets te beleven! Ron speelde Hollands! Kan natuurlijk aan mijn langzaam aftakelende geheugen liggen (dat is ook niet meer wat het nooit geweest is) , maar ik herinner me niet dat eerder van hem bij ons gezien te hebben.  1  d4  f5!   Het vreemde van die opening is dat die totaal in onbruik is geraakt bij de grote schakers, maar dat ik nog nooit een witte aanpak heb gezien, waar zwart echt van wakker moet liggen.  Het aardigst voor de eenvoudige amateur is natuurlijk  het Staunton- gambiet.( 1. d4 f5   2. e4!? ) Daar heb ik me vroeger wel van bediend, omdat daar niet al te veel theorie aan vast zat en je daarbij tenminste met wit gelijk de teugels  in handen neemt  en zwart dan niet meer kan kiezen uit heel veel mogelijkheden, waar je dan ook weer van alles van moest weten. De Leningrader (met g6 en Lg7) de Stonewall  (c6,d5,e6,f5), , het klassieke Hollands ( met e6 en d6) , de Antoshin-variant (met c6, Dc7,  en e5) en wat er in vredesnaam allemaal nog meer mogelijk is.  Zelf heb ik ook wel eens Hollands geprobeerd. Me destijds  alleen maar verdiept in de Leningrader (omdat het  een beetje lijkt op KoningsIndisch) , en een korte tijd in de Antosjin- variant. Erg succesvol was ik er niet mee, en mijn laatste poging ermee was tegen Martin’s  1 c4, en toen werd ik ermee door Martin afgedroogd. (Een situatie die toen nog niet erg normaal was.) Ik had er gelijk genoeg van.

Misschien vergis ik me nogmaals, als ik me meen te herinneren dat Bert toen hij nog heel jong was zelf veel Hollands speelde.

Maar als dat zo was wist hij niet meer wat de moeilijkste varianten zijn voor zwart want zijn 3. Pc3 is niet slecht, maar belooft geen voordeel.

Ron: ‘Dus toen Bert zijn paard naar c3 speelde en de c-pion blokkeerde, wist ik het gelijk.’

Met bewondering stel ik vast hoe sterk die twee zitten te schaken. Er wordt wederzijds diepzinnig gemanoevreerd,  maar het evenwicht  wordt lang niet verbroken.

Er gaat iets gebeuren rond zet 18.

Bert – Ron (18.Pg3)

18 …….   g5!  19. Lh5 Pxh5  20. Pxh5  g4!

‘Ik speelde eerst a6, wilde zetten als Pb5 en alsnog c4 voorkomen. Toen hij vervolgens zijn loper tegen mijn paard gaf, voelde ik mij in mijn element. Volgens mij heb ik hem daarna geleidelijk weg gespeeld. ( Prof. Mr. Ir K :  “mwhah”)  g5 (!) was erg sterk. Bert ging vervolgens maar in troebel water vissen (slim met tegenstander in tijdnood).’

Bert – Ron (28…Td8)

29. b4 is dit het bedoelde troebele water? Hierna komt inderdaad zwart nog beter te staan. En inderdaad wordt de stelling zodanig moeilijk voor iemand onder tijdsdruk dat een vergissing van zwart het evenwicht weer volledig herstelt. Dus Bert’s strategie werkte!

Ron:  “Ik zag in de slotstelling dat ik Tb2 en dan Dd7 moest spelen, maar draaide dit in de haast om.  Bert was gelukkig nog zo sportief om remise aan te bieden, dat had ik in zijn plaats waarschijnlijk ook gedaan. De slotstelling is mogelijk nog remise te houden, maar dat was in tijdnood niet gemakkelijk geweest.”



Ron:  “Ik zag in de slotstelling dat ik Tb2 en dan Dd7 moest spelen, maar draaide dit in de haast om.”” Bert was gelukkig nog zo sportief om remise aan te bieden, dat had ik in zijn plaats waarschijnlijk ook gedaan. De slotstelling is mogelijk nog remise te houden, maar dat was in tijdnood niet gemakkelijk geweest.”

Ik vond dit een gave partij! En Ron was tevreden: ‘Zelden heb ik zo lekker geschaakt als tegen Bert deze keer.’

Gerrit stond lang gelijk tegen Frank die hem met zijn geliefde Frans onderuit wilde halen. Maar dat lukte niet omdat Gerrit de geijkte Franse stellingen ontweek door al op zet 3. exd5 te spelen, waarna zwart gelijk verlost is van de enige schaduwzijde van het Frans: die gekooide loper op c8. Heel erg slecht is het ook niet voor wit. Zijn voordeel is dat Frank weliswaar direct het nadeel van de ‘achterzet’ kwijt is maar die het nu overwegend zelf moet gaan bedenken. Dat doet Frank  niet slecht, maar bereikt toch slechts een minimaal voordeeltje. Erg grappig voor de onpartijdige toeschouwer is dat Gerrit’s defensieve tactiek fraai tot uiting komt door een ongelofelijk groot aantal zetten met zijn dameloper. 6. Lg5  14. Ld2  16. Le3  17. Lf4   18. Lg5   21.  Lxf6  (hèhè) . Je zou zeggen dat moet toch niet goed zijn. Zes zetten doen met een loper om hem dan alleen maar af te ruilen. Je ziet ze staan, al die andere witte stukken met sippe gezichtjes en een vinger omhoog: ‘ik wil ook wel eens meedoen!’ Het vreemde is dat het allemaal schijnt te kunnen. Zwarts voordeeltje wordt niet groter. Pas bij zet 25. kan het dan eindelijk even mis gaan voor wit, maar dan hapert Frank’s aanvalsmachine. (25.  …  Dh3!?) Wellicht wordt Frank hierna toch een beetje ongeduldig waardoor zijn 26e zet fout had kunnen uitpakken.

  Gerrit – Frank (26.Pe2)

26. …. Lxd4?   [26…Df3= !?]     27.Dd2??  

Wit mist een kans om volledig uit de zorgen te geraken met: 27.h3!! (de dame kan de loper op d4 niet blijven dekken) Lxf2+ 28.Dxf2 Dxh3 met licht voordeel voor …. wit!    27…Lb6!  Hierna staat zwart gewoon een gezonde pion voor. En is ‘in hogere zin’ (Zo staat dat altijd in schaakcommentaar. Rare woordkeuze.) de partij voor zwart gewonnen.

Een grappig combinatietje maakt er dan met wat assistentie van wit echt een eind aan.

 Gerrit – Frank (30…Te6)

31.h3?  Pxf2!  32.Txf2 Tf6!  (Let ook op die loper op b6! Penning van Tf3!)  33.Pf4 g5 Al met al een feest van penningen.

De stelling van Peter- Matthijs bleef lang in evenwicht. In een (wederzijds wel erg) ‘Gesloten Siciliaan’ duikt al gauw een stelling op waar iets principieels van te zeggen is.

  Peter – Matthijs (6…Le7)

Ik leerde 60 jaar geleden uit één van de vele boekjes van Dr Max Euwe dat het voordeel voor wit is in zulke stellingen dat een wit paard in het gat op d5 nooit door een pion kan worden verjaagd, en een zwart paard in het gat op d4 wel met c2-c3 tot terugtocht kan worden gedwongen. Dus veld d5 is zwakker dan veld d4. Wel vreemd dat je dit soort stellingen tegenwoordig dus wel weer wat meer ziet. En niet alleen bij de amateurs! Maar toch, ik houd niet van dit soort stellingen voor zwart.

De stand is ongeveer gelijk. En dat blijft hij. Omdat Matthijs wel een beetje,  maar niet optimaal profiteert met zijn paard van zijn door een mindere 7e zet toch ook sterke veld d4. Bij de 12e zet  wordt het even heel erg kermis. Peter neemt te veel risico en raakt in veld vol penningen materiaal kwijt.



Leuke momenten dus! (voor mij)

Klein voordeel voor wit, en dat wordt een groot voordeel voor wit na nog een  misser van Matthijs. Maar helaas, daarna geeft wit een stuk weg. ( Is het er toch nog van gekomen) Jammer dat een eigenlijk grappige en redelijk vernuftig gespeelde partij voor Peter toch nog verloren gaat.



Maar heel aardig vond ik Arend tegen Ab.

Ab speelt weer een geheel eigen opening, die lijkt op een Pirc. Zelf speelde ik vaak met wit tegen Pirc of tegen KoningsIndisch iets met 0-0-0 en daarna g4 en h4. Aaanvallluuuhhh maar. (En had als ik zwart had daar ook de meeste hekel aan.) Maar die opzet was vroeger een poosje mode.  Ik vind het bemoedigend dat Arend zo’n soort opzet kiest, waarschijnlijk zonder ooit iets gelezen te hebben over bijv. de Saemisch-variant tegen het KI. Hij heeft duidelijk het goede instinct! Zijn opzet is logisch en agressief.

Na 16 zetten zult u niet twijfelen over waar u het liefst achter gaat zitten, achter wit of achter zwart.

  Arend- Ab (16…De6 )

Arend staat duidelijk beter. Maar eenvoudig is het niet. En hoewel wit erg zorgvuldig speelt, lukt het niet om zijn voordeel vast te houden.

Ik weet niet zeker of onderstaande stelling helemaal correct is, want ik kon alleen beschikken over de notatie van Ab en daar was één zet moeilijk te ontcijferen. Maar erg fout kan het niet zijn.

Arend – Ab (20…Pd4)

Ik zag hier Arend  21. Tg6 spelen en dacht: ‘Heel goed! Sterk! Zou ik ook gedaan hebben.’

Geen seconde gedacht dat de veel betere hier 21. Dxb7!! is. (Aldus Prof. Mr Dr K.) Als je aan het aanvallen bent op de koningsvleugel ga je je toch niet bezighouden met een pionnetje op de damevleugel. Kom op, niet zo krenterig met een pionnetje winst bezig zijn. Aanvaaallluh!! Alle stukken op die zwarte koning gericht!

Vreemd genoeg zakt na 21. Tg6 de pudding ineens een beetje in. Ab speelt hierna erg goed, pakt zijn kans om te ontsnappen aan de druk, en langzaamaan raakt wit in het nadeel.



Wat voordeel voor zwart, maar nog niet desastreus. Waarschijnlijk mede door teleurstelling dat zo’n leuke stelling hem toch ontglipt, doet wit voor het eerst een echt zwakke zet bij zet 24.

  Arend Ab (23…Txg7)

Wit staat nu een kwaliteit achter, maar na 24. Dxb7  (nu alweer!) is remise nog goed mogelijk.  Bijv.:   24.Dxb7!=  Tag8  25.Lxh6 Th7 26.Le3

Maar na   24.Dh3? Pf5!   Krijgt wit tegen een ineens secuur spelende Ab geen kans meer.

Een boeiende partij waar na afloop veel van onze ‘betere’ schakers zich nog zwaar tegenaan bemoeiden. Hoe had zoiets gewonnen moeten worden? Ik geloof niet dat ze het vonden. Ik laat zoiets meestal maar liever aan de heer Komodo over. Die had het wel geweten.

Misschien is dit voorlopig wel het laatste verslag. Wie weet hoe dat nu verder gaat met de Corona- ellende.

Wellicht gebruik ik de vrij komende tijd om nog maar eens een leerzaam onderwerpje aan te snijden. Of eindelijk de BDG-serie eens echt af te maken.

Als de heer Corona mij dat tenminste nog even wil toestaan. Ik ga me wel flink aan de voorschriften van de heer Rutte houden. Veel zult u mij dus even niet zien.

Hopelijk ooit tot ziens!

Eindcorrectie moet nog plaatsvinden