Veertien
dagen geleden publiceerde Ger Ligterink
in zijn wekelijkse rubriek in de Volkskrant een opgetogen stukje over een
18-jarig meisje dat bij het WK junioren 2019 een schitterende magneetcombinatie op het bord zette. Hij
voorspelt dat die binnenkort in de
leerboeken over combinaties zal worden opgenomen. U leest het goed: 18 jaar! En
… een meisje! Ik voeg hier nu snel aan toe dat ik niet als wijlen Jan Hein
Donner van mening ben dat vrouwen niet kunnen schaken. Natuurlijk wel. Dat
hebben na zijn dood een aantal dames overtuigend bewezen. Maar je komt ze wel
nog erg weinig tegen in de schaakleerboeken.
Omdat
ik vrees dat niet velen van u op de Volkskrant geabonneerd zullen zijn, ben ik
maar zo vrij om dat deeltje van Ligterinks publicatie te stelen. Misschien
vergeeft hij het mij, als ik er nu bij vertel dat ik op zaterdag altijd
allereerst zijn voortreffelijke rubriek opsla. (En daarna het altijd prachtige verhaaltje van Sylvia
Witteman. En pas daarna begin ik met grote tegenzin aan dat altijd vreselijke
wereldnieuws. ) Enige tijd geleden was er sprake van dat net als de damrubriek,
ook de schaakrubriek van Ligterink zou worden beëindigd. Dat is gelukkig niet
doorgegaan. Ik zou dan ook zeker direct mijn abonnement op de Volkskrant
opgezegd hebben. Daar waren ze bij de Volkskrant natuurlijk erg bang voor!
Omdat ik mij nu ook een eigen –natuurlijk veel minder fraaie, want door een paar kleinigheden enigszins ontsierde- magneetcombinatie herinnerde, bedacht ik dat het wel wat was voor een artikeltje op onze wepsaait.
Ik
zocht op internet naar een goede definitie van de magneetcombinatie, en stuitte
op een artikeltje op een website van Jeroen Vuurboom en die noteert daar ook
prachtige voorbeelden van een magneetcombinatie. Daar heb
ik er ook maar eentje van gepikt.
Wat is een magneetcombinatie? Omdat ik zo gauw geen definitie kon vinden, verzin ik er zelf maar een: Bij een magneetcombinatie offer je een stuk (of nog mooier: meer stukken) en trek je daarmee de vijandelijke koning het open veld in waar alle beschutting voor de arme ziel ontbreekt, en je zet hem daar meedogenloos mat. Wellicht is die definitie niet waterdicht, en als iemand mij wil corrigeren, dan hoor ik dat graag.
Eerst
maar dat potje van Sjoevalova. Ik
merkte trouwens bij mijn zoektochtje op internet dat die geniale partij van
haar al op meer sites wordt geciteerd.
Ze offert eerst een Toren en daarna een Dame! Die doet niet minder! Ze haalt zo de koning weg uit zijn schuilplaats op h8. En daarna wordt de zwarte Koning mat gezet op h3. Nou dat is toch prachtig. Voor die twee offers is veel moed en denkvermogen nodig. Daarna gaat alles op rolletjes.
Speel na en geniet:
Sjoevalova – Afonasjeva WK jeugd 2019
Hieronder nog een voorbeeld. Lasker was heel lang wereldkampioen. Sir Thomas werd kampioen van Groot-Brittannië
Ed Lasker – Sir George Thomas
En tenslotte een gerechtje uit eigen keuken. Natuurlijk slechts een loperoffertje, en later nog een paardoffertje, dus het haalt niet bij Sjoevalova.Maar als je zoiets lukt, vergeet je dat nooit meer. Ik ontdekte thuis wel dat het ook veel ingewikkelder had kunnen worden dan wat ik had voorzien. Wit kon dan ook nog wel winnen, doch misschien had ik het dan alsnog verknoeid. Maar gelukkig ging het niet zo. En ik had intussen wel wat ervaring met de Colle-opening, waarin dit soort ontploffingen kunnen voorkomen.
E.Saraber
(Aris de Heer) – Beerepoot ( Attaqueer) Okt. 2011
Wat
me alweer verbaasde: hoeveel sterker Martin
en Frank spelen dan ze deden toen ik
zelf nog actief was. Wat me aan het eind van mijn Beemster loopbaan nog wel
eens een keertje lukte, zou ik nu niet meer voor elkaar krijgen. Ik ga het niet
uitproberen, maar ik denk dat ik niet meer van ze kan winnen. Ik ben dus op
tijd gestopt met wedstrijdschaak.
Ik
kan nog wel van het spelletje genieten. Deze avond vooral van Frank-Bert en van Martin-Ron. Omdat lang onduidelijk bleef wie er beter stond, maar
de spanning door de speelzaal gierde. En echte blunders uitbleven. Bij Martin
bleef het enerverend tot diep in het eindspel.
Dat
was een beetje anders bij Herman
tegen Gerrit. Het was wel een poosje
spannend, maar de partij werd toch al snel beslist door ernstige missers.
En
Paul raakte naar eigen zeggen wat in
de knoei tegen Ab, maar ook daar
beslisten fouten.
Paul:
Ik moet wel zeggen dat ik niet goed
heb gespeeld (eufemisme). Dacht nu eens geen geijkt Siciliaans te spelen, maar
iets wat ik wel vaker zie spelen (door echte schakers). Helaas sloeg het
nergens op en omdat Ab zo vriendelijk was om zijn aanval op mijn
koningsstelling niet door te zetten, bleef me een smadelijke afgang bespaard. (Komodo: ‘Tikkie overdreven’)
De
partij van Martin tegen Ron volgde ik met bewondering. Daar
zaten vanavond twee echte schakers. Martin zag af van zijn Engelse hobby, en
stapte onbekommerd in Ron’s Siciliaanse voorkeur. Daar is al moed voor nodig. Ron
heeft natuurlijk de variant die hij ervan kiest al een beetje bestudeerd.
Martin moet al gauw helemaal afgaan op zijn intuïtie. Dat doet hij goed. Bij
zet 9 raakt hij zijn witte voordeeltje kwijt, maar meer ook niet. Bij zet 15 (
…. Lb7) had hij het Ron weer wat moeilijk kunnen maken, maar hij houdt het liever
overzichtelijk. De hele partij wordt het evenwicht niet echt doorbroken. Ron
heeft steeds een heel klein beetje meer initiatief, doet knappe zetten, maar
Martin speelt knappe antwoorden. Ook Ron
moet uitkijken!
MartinRon1
Ron:
Vervolgens krijgt hij dus opeens toch heel vervelende dreigingen
met een offer op e6, Pf5 en/of Pxb5. Mijn koning staat nog niet veilig,
rocheerde pas op zet 22. Maar volgens mij kon 16. Pxe6 dus niet omdat ik na
fxe6 dan De7 als verdediging heb. Of zagen Martin en ik dat verkeerd? Komodo: “Nee hoor, jullie hebben gelijk!”
Toen
ik dacht dat het intussen echt wel remise werd, toverde Ron in het eindspel
nieuwe dreigingen tevoorschijn. En toen werd het Martin toch alsnog te
moeilijk.
Ron: ‘ In het op zich heel leuke eindspel vroeg ik mij af of ik
eerst niet op c1 moest nemen en dan Pb4 met dreiging van zowel Pd3 als
Txd4. Maar tijdnood begon ook al mee te spelen. Maar misschien kon daarop Tc7
of iets anders? Bij mij is ergens nog mat achter de paaltjes mogelijk. Ik weet
niet of hij het daarna beter kon doen, maar ik kwam toch heel snel gewonnen te
staan.’
Uiteindelijk
was er dus toch nog een witte fout nodig bij de 29e zet om echt
‘gewonnen te staan’.
Ron: ‘De eindstelling is grappig, ik win een kwaliteit of krijg
een gewonnen loper tegen paard eindspel.’
Ook
bij Frank- Bert viel een poosje veel
te beleven.
Frank
speelde alweer zijn geliefde ……. Mag ik
niet opschrijven van Jos, want ‘de vijand luistert mee’. Ik kan me niet
voorstellen dat Bert niet weet dat je daar het beste een heel snel ….d5 tegenover moet zetten. Dat weet hij
best, maar misschien vindt hij dat het spel dan te snel vervlakt. Andere
voortzettingen kunnen inderdaad best wel, maar dan heeft wit toch wel wat
initiatief. Zwart moet inderdaad al heel gauw heel erg diep denken om alles overeind
te houden. Maar dat lukt, en
uiteindelijk staat zwart zelfs een fractie beter. Wellicht omdat er veel tijd
in het denkwerk is gaan zitten, en misschien ook omdat de helden intussen wat
vermoeid zijn geraakt, besluiten ze hier tot een vredelievend slot na een
oorlogszuchtige, niet al te lange partij.
Nog
iets over de partij Paul-Ab.
Paul was niet tevreden over zijn spel. Maar het
verging hem toch wel goed, vond hij,
omdat Ab zijn aanval op de witte koning niet doorzette. Dat klopt. Ab
deed hetzelfde als vorige week. Zichzelf opsluiten achter zijn pionnen, en zo
geen enkel initiatief overhouden. Paul werkte daar braaf aan mee, want meende
terecht dat hij zelf dan meer mogelijkheden tot initiatief had aan zijn rechter
zijde van het bord, met zware stukken in stelling brengen en oprukkende
pionnen. Dat was wel juist, maar het schoot toch niet heel erg op. Ik heb
destijds geschreven over Nimzowitsch’ opvarttingen over het blokkeren van een
vijandelijke vrijpion met een stuk. Liefst een paard. In deze partij gebeurt
iets grappigs. Ab blokkeert de vrijpion (op een bord nog vol stukken) met zijn
Koning. Ja, hoe moet wit nu verder? Alles schijnt alles te dekken bij zwart. En Paul komt net als vorige week in een
situatie waarin hij natuurlijk sterk gaat overwegen om dan maar een stuk tegen
een pion te offeren. Maar is dat wel
voldoende?
Paul
durft het niet aan, waarschijnlijk nog niet helemaal hersteld van zijn ervaring
tegen Castricum2. Maar een loperoffer
is hier wel degelijk erg dodelijk.
Dit offer blijft nog zetten lang opnieuw mogelijk,
maar nee. Paul verkiest een rustig spel,
met gewoon pionwinst op h5 en t.z.t. oprukkende pion over de h-lijn. Maar ook
dit schiet niet heel erg op. Wat nu? Paul gooit het over een andere boeg. En revancheert
zich tenslotte. Met toch alsnog een
stukoffer! Nog mooier. Want nu een torenoffer!
Dit
fraaie reeksje wilde ik u toch niet onthouden!
Bij
Herman-Gerrit leek al gauw de
spanning uit de lucht, maar toch werd het nog even boeiend. Was Gerrit’s
aanvallende 17 … Dh4 toch wat te overmoedig? Nou ja, met een stuk vóór moet dat
toch kunnen. Had nu ineens Herman toch nog wat? Daar is nog lang over
nagekaart. Maar uiteindelijk bleek het toch niet genoeg om een nederlaag af te
wenden.
Herman
zag in deze fase best heel veel, zag ook goed dat g4 erin zat. Had het wel beter
één zet eerder kunnen spelen, had het stuk beter teruggewonnen, maar had dan toch
ook een mindere stelling gehouden.
En nu dus weer
de hartelijke groeten van uw wepmeester
en zijn leermeester. Tot de volgende ronde!
Er waren nogal wat openings-perikelen vanavond (14 oktober). Ab was even kwijt dat je na 1.e4 e5 2. Pf3 vooral geen …f6 moet spelen, omdat je dan na Pxe5 eigenlijk wel weer de stukken in de doos kan doen.
Wonderbaarlijk
genoeg was Matthjs dat ook even vergeten.
Ab, die er daarna ook even niet aan dacht dat hij in de opening vooral
met zwart zijn stukken snel moet ontwikkelen en rocheren, raakte – zonder
mogelijkheden tot enig initiatief- opgesloten achter een stèrk aan dammen
herinnerende soort ‘hekstelling’, met een ernstig gebrek aan manoeuvreerruimte.
En Matthijs maakte daar goed gebruik van. Na zet 35 staat wit 2 pionnen
voor, is zwart zijn rochade kwijt, en
dringen de zware stukken zijn stelling binnen. Maar Matthijs kan die weelde
niet dragen. Hij wordt wat te gemakzuchtig, en verknoeit zijn stelling
grandioos naar remise, en laat zich
daarna zelfs naar de slachtbank leiden. Zagen we vorige week Ab al miraculeus
aan een nederlaag ontsnappen, nu deed hij dat nog even dunnetjes over.
Ook Martin was m.i. een tikkie gemakzuchtig
in de opening die door zijn verwekker Herman tien zetten lang uitstekend
werd gespeeld. ‘Ach’ dacht Martin, ‘vergeleken met mijn ouweheer is mijn hoeveelheid
schaakervaring omgekeerd evenredig aan mijn tekort aan levensjaren, dus ik zie
wel.’ Na Martin’s beroerde zet 11
f4??? kreeg onze vriendelijke
senior een schitterende kans om onze enthoustaste junior een lesje te
leren. Helaas zag hij dat niet en daarna
kreeg onze jonge Zwaneveld verdorie nog gelijk ook. In enkele zetten werd de
bejaarde Zwaneveld onder de voet gelopen.
Gerrit behandelde het Frans van Frank wel erg timide. Hij weet kennelijk niet dat als je het Frans niet steviger aanpakt (ja, helaas, met een heel kleine beetje theorie-kennis) je al gauw je witte voordeel kwijt bent en zelfs de kwade kans loopt al gauw een aanvalletje op je af te krijgen. Daarom speelt Frank het zo graag. Dus dat ging nu ook zo. Maar Gerrit had het geluk dat Frank het wel wat al te enthousiast aanpakte en voor de aanval –als al gauw bleek- iets te voortvarend een stuk offerde tegen 2 pionnen. Daar ging Gerrit eens goed voor zitten en met zijn inmiddels sterk spel ging het er steeds beroerder voor Frank uitzien. Uit de gezichten die Frank naar mij trok, bleek me dat hij dat zelf ook drommels goed door had.
Doch in
inmiddels totaal gewonnen stelling was Gerrit zo vriendelijk plotsklaps een
toren als kadoaanbieding beschikbaar te stellen. Wat ik knap vind van deze clubgenoot is dat
hij na zoiets nog gezellig zit te glimlachen om zijn eigen blunder. Het klinkt
wel minder uitbundig door het vertrek dan zijn bekende schaterlach als hij net
iets gewonnen heeft, maar toch. Een reactie waar menigeen een voorbeeld aan kan
nemen (ondergetekende wellicht alsnog).
Bij Ron tegen Bert speelde de openingentheorie ook nogal een rol. Via listigheid
van Ron verzeilde die partij in een stelling waar Ron zich veel beter op had
voorbereid. Waarschijnlijk ook op een stelling die je bij Bert eerder zou
verwachten, een Pirc. Maar die verwachtte dat op zijn beurt weer, en deed het
dus anders. Maar dat hielp dus niet. Maar ja, Bert is niet de eerste de beste,
dus ook zonder veel ervaring ermee deed hij het goed. Na zet 6 heeft wit echt
helemaal niks. Ook al suggereert Ron achteraf anders.
Maar dan doet Bert het een beetje verkeerd. Met een zet die ik er prima vind uitzien, maar het achteraf niet blijkt te zijn. Ik moet zeggen dat Ron dat prachtig aanpakt. Zijn 7e zet is een vondst. Ik fluisterde hem toe: “Volgens mij geef je nu gewoon een pion weg!” Hij schudt zijn peinzend hoofd ontkennend. Ik zag zijn fraaie voortzetting niet. Ik vermoed Bert ook niet. Die verzinkt nu in zwaar langdurig gepeins. Ik denk dat hij hier ook even de moed verloor. Want zeker na een betere 11e zet was hij nog niet helemaal kansloos geweest. Maar zoals het nu ging, vooral na zijn voor mij niet goed te begrijpen 15e zet was dat wel het geval. Na de 16e zet geeft hij terecht op. Dan is er geen vreugde meer aan te beleven.
Kortom: kort maar hevig allemaal.
Wellicht ten overvloede, nog maar eens de in de schaakliteratuur gebruikelijke analysetekentjes.