Geslaagde bedevaart naar Andijk

 

 

Het is inmiddels een jaar geleden dat het wonder plaats vond in Andijk. Ons gehandicapte team verhief zich uit de rolstoelen,  gooide de krukken weg. En we liepen, op eigen kracht, eerst wankelend, dan nog aarzelend,  maar steeds zelfbewuster naar de eindstreep: een gelijkspel tegen het toen sterker geachte Schaaklust, met maar zes man: 4-4. Het mirakel van Andijk. Nu dus tijd voor een eerste bedevaart. Wellicht wordt het een jaarlijkse traditie.

Ik heb het nog eens nagezien in de apocriefe boeken: het mirakel bestond destijds uit maar liefst drie wonderen. Allereerst was daar de wonderbaarlijke wederopstanding van Marko, verder de bemoeienis van de voorzienigheid met de onverklaarbare winst met een kwaliteit minder van Paul, en de verhoring van het gebed van Ron.

En nu? Bijna was er weer een mirakel te vieren. Maar nu door de schaaklustigen tegenover ons. Het zag er namelijk lang naar uit dat AdH dit jaar een forse overwinning ging behalen. Ruim voor de tijdcontrole waren Marko en Eddy al gereed. Stefan stond na het middenspel op winst. Paul had dit jaar weer iets met een kwaliteit, maar dit keer in zijn voordeel. Zijn eindspel moest gewonnen kunnen worden, ook zonder inmenging van hogerhand. Bert deed het weer -als vorig jaar- geweldig tegen Gorter. Zeker remise, maar misschien zelfs nog wel winstkansjes. Ron zat als een duivel om zich heen te hakken: ik kon bij bord 2 duidelijk de geur van zwavel ruiken. Nou dan weet je het wel. Bij Frank zouden wat gemene inblazingen van de 'viant'  wellicht nog wel nuttig kunnen zijn, maar ach voor onze eigen verse eindspelliefhebber moest het ook zonder dat hij zijn  ziel en zaligheid ging verkopen nog wel gaan lukken. Alleen Gerrit kwam niet op dreef.  Zijn stelling zag erin het middenspel al zeer verdacht uit. Met toch, met een beetje mazzel zou het zomaar wel eens 6-2 kunnen worden.

Nou dat werd het dus helemaal niet. Als door een wonder liep het zo helemaal niet af. En pas uit later, zeer zeer diepgravend onderzoek bleek dat hier waarschijnlijk niet van een wonder sprake was voor de Schaaklustenaren maar van een soms meer en soms minder oneigenlijk gebruik van de tijdmachine. Tijdnood speelde zeker een rol.

 

Paul gaf om totaal onduidelijke redenen pardoes zijn voorsprong weg. Het getik van een imaginaire klok moet bij hem een acute aanval door hersenschimmen hebben bewerkstelligd met fatale psychische gevolgen.

ExtPaul1

 

47 fxg5?    

(47.Td8+ Ld6  

a) 47…Ke4 48.d5   

b) 47…Ke6 48.d5+ Ke7 49.Th8  

c) 47…Kc6 48.Tc1+ Kb7

d) 47…Kc4 48 d5  

Na 47 fxg5  probeerde Paul, weer met twee benen op de grond, maar toch tegen beter weten in,  wanhopig nog wat te redden van zijn winstmogelijkheden. Dat bleek onzin. Het werd terecht gauw remise.

Stefan koos precies de (enige?) verkeerde voortzetting in totaal gewonnen stelling.

 5ExtStefan0

 

Na 40 Td6+ Kc5! kan wit opgeven (41. Td1 Txd1 42. Txd1  b1D)

Maar na  40. ….  Ke4??  is remise onvermijdelijk. 41. e6! (de tijd die zwart nodig heeft om te promoveren benut wit voor zijn eigen vrijpion)  Txb1 42. e7 Tf1!  43. Ke2  Te1+  44. Kf2 Tf1+ en zo kunnen we nog uren doorgaan.. Een soort 'dolletoren-motief'. Remise.

Frank had er geen zin meer in om een nog een beetje beter staand eindspel uit te melken. Nog zo'n wonderlijke remise.

Ext5Frank2

Remise. Maar :  31. Ld5 !?

Het publiek hield de adem in toen Ron ineens verkrampte in een toreneindspel met drie pionnen meer. Hij zag ineens overal spoken. En waarom gaf zijn tegenstander niet gewoon op?

Ext5 Ron3

 

Tja, volgens de regels mag je best proberen om nog wat gemeens via de schaakklok te regelen. Maar de toeschouwer krijgt er toch een nare smaak van in de mond.

 

Wat nog meer het geval was bij de partij van Bert. Hij had prachtig gespeeld. Hij had remise voor het opscheppen. Maar die klok. Hij stond een tikje beter. Hij stelde remise voor. Werd geweigerd. Eigenlijk had Gorter niks. Nou ja, vier minuten meer in de sudden death-fase. Ik vind het zeer onbevredigend dat de regels zo zijn dat iemand maar een beetje kan gaan aanrommelen, om  toch te winnen. Het maakte niets meer uit voor de gastheren. Verliezen gingen ze toch. Toen de roemruchte nhsb-corifee, veteranenkampioen Appel nog bij ons was, hoorde ik hem daar ook wel over klagen. Hij was zelf  every inch a gentleman. Good sports. Hoe belangrijk is zo'n Elo nu eigenlijk ? Dus zo moet je spelen om een hogere Elo te krijgen? Gorter won. Vraag niet hoe. Ja, dat hebben wij niet in huis. Gelukkig deden we vorig jaar leukere ervaringen op in Andijk. Gelukkig was er deze avond daar ook iemand die tegen mij zei: "Gefeliciteerd, je hebt het verdiend!" Dat is ook schaaklust. Gelukkig maar. Ik keek er trouwens wel even van op. Dat bestaat dus ook nog. Kijk, ook dat is schaak in de onderbond.

En zo werd het 'slechts'  4,5-3,5 voor ons. Waar we op de terugweg tegen elkaar best onze tevredenheid over konden uiten.

Wat een pokkeneind is dat Andijk. Maar al met al toch wel een zeer geschikt oord voor een bedevaart.

 

 

Nu nog wat kleine karakteristieken en wat bijzonderheden:

Marko had geen enkel probleem vanavond. Als je tegenstander tegen jouw volgens de regels gespeelde Siciliaan 3 a3 en 9 h3 speelt, is dat goed voor je zelfvertrouwen. Bij de 17e zet is het eigenlijk al uit en over.

Ext5marko1

17 …..Lxh3! 

Na de 23e zet staat Marko 4 pionnen voor. Daar hoeft geen mirakel meer aan te pas te komen.

Eddy (wit, nee toch!?) liet zich door een heel exclusieve start van zijn tegenstander uit zijn repertoire sleuren (c6, d6, e7, g6): niks Colle, niks Blackmar-Diemer teneinde zijn tegenstander te verwarren. In tegendeel, hij raakte zelf in de verwarring. Hij stond na de opening absoluut niet beter. Om het veel te voorzichtig uit te drukken. Maar toen begonnen toch langzaam wat inspirerende herinneringen aan een schaakactiever verleden een rol te spelen. Voor zwart werd toen de spanning te groot, of de stelling te ingewikkeld, of de hoop op winst  te aanwezig  -weet ik veel- maar hij gaf pardoes een belangrijke  pion weg en tot mijn verassing en vreugde stortte toen zijn stelling volstrekt automatisch in elkaar. Daar hoefde mijnerzijds nauwelijks denkwerk aan te pas te komen. De stelling deed het ineens helemaal zelf.

Frank kreeg een soort Pirc voor zijn neus. ( 1. e4 d6  2. Lc4 (zeldzaam) Pf6 3. Pc3 g6  )  Frank speelde zelf geen d4, wel 4. f4 en vond zelf zo een Pirc-parallel uit van de bij hem ooit populaire Siciliaanse Grand Prix -opening. Zwart, ook een uitvinder kennelijk,  speelde toen maar direct  …..  5 Lg4. Tja, dan al kan daar kan geen boek of database meer tegenop. Maar dat heeft Frank ook niet nodig. Na 5. …..  Lg7 kan bij ontstentenis van een paard op c6 of d7 gewoon gelijk 6. e5 !!!  Nu kan zwart eigenlijk alleen maar dxe5 spelen. Dan staat wit goed. maar vooruit dan maar.  Alle andere zetten blijken alleen nog maar geschikt voor de grof vuil-bak.  Kijk en huiver:

5extFrank1

a.  6.  …..   dxe5  7. fxe5  Ph5 (of Pd7)  8. Lxf7+ (alstublieftdankuwel) (Kxf7 9. Pg5+ en de loper op g4 gaat eraf) Dat is dan een gewonnen pion en een gewonnen rochade.

b.  6.  …..  Pe4  7. Pxe4  d5  8. Pf2 Lxf3  9. Dxf3 dxc4  10. Dxb7 Pd7  11. Dc6 en wit staat straks 2 pionnen voor .

c.  6. ….  Ph5  7. Lxf7  Kxf7  8. Pg5+ enz.

Albert Droog probeerde het met Lxf3, maar ook dat is niks.

6. ….. Lxf3  7. Dxf3  Pfd7  8. Dxb7  Pb6   en volgens een sippe Frank (achteraf) had 9. Pd5  de zwarte stukken zeer hebben doen verlangen naar hun veilige, warme opbergdoos. Hij speelde 9. Lb5+. Maar ook dan staat hij prachtig. Dat zielige geklaag achteraf sloeg dus (bijna) nergens op. Nee, pas later laat hij het er een beetje bij zitten, en kan zwart nog wel zwoegen op een nog steeds niet lollige, maar wel iets minder desastreuze stelling. Uiteindelijk met een pion voorsprong, maar met lopers van ongelijke kleur, gelooft Frank het wel: remise

Gerrit ging ook op de uitvinderstoer en bedacht na de overbekende zetten 1. e4  e5  2. Pf3 Pc6  3. d4 exd4  4.Lc4  Le7  5. c3  d6  (Pa5!? Pf6!?) dat er  i.p.v. 6 ….  Pf6 toch iets leukers te vinden moest zijn. "Is dit alles, is dit alles, is dit alles wat er is?" neuriede hij zachtjes voor zich heen. En speelde resoluut 6 ….  Lf6. Geen goede zet, maar die wel tot gevolg had dat zijn tegenstander een beetje de koers kwijt raakte. Maar bij zet 16 gaat het voor Gerrit mis.

ext5GerritX   

Na 16. ……..  f5? (i.p.v. Lxc3!? gevolgd door f5) wordt het lastiger:  

Gerrit:  "Beslissende fout is, denk ik, door mij gemaakt met 16. ….. f5. Had dit beter moeten voorbereiden door eerst de lopers te ruilen of Kh8 te spelen. Maar dan had wit ook de kans gehad om 17. f5 te spelen. En dat was vermoedelijk ook niet prettig voor zwart……."

Inderdaad  krijgt wit nu na 17. e5 een mooie stelling met een vrijpion in het centrum, en flink ruimtevoordeel. Daar valt zelfs door onze boeienkoning Gerrit niet meer tegen op te boksen. Bij de 28e zet, met twee pionnen achterstand, en geen vin meer  om te verroeren,  heeft Gerrit geen zin meer om op de fatale afloop te gaan zitten wachten. Hij geeft op. Terecht.

 

Paul (wit) bereikte tegen zwarts Siciliaans vierpaardenspel niets. Toen hij ook nog de elementaire onhandigheid 8. Pxc6 beging, stond hij na bxc6 minder. Omdat het daarna voor zwart wel erg eenvoudig wordt om vroeg of laat het altijd bevrijdende ….  d5 door te zetten. Zwart bouwt een aanvankelijk voordeeltje langzaam uit en bij zet 24 is de witte stelling deerniswekkend. Gelukkig begint dan op zijn beurt zwart wat aan te modderen. Hij verspeelt zijn voordeel bij zet 27 geheel. De gelijke stand wordt verder ondermijnd als Paul de tijd krijgt om zijn torens op de e-lijn te verdubbelen. Zwart verspeelt dan in zijn zenuwen twee pionnen. En probeert het dan maar met een kwaliteitsoffer tegen één pion. Nu staat wit een kwaliteit en een (vrij)pion voor, en is het wachten op de doodklap voor zwart. Zoals ik hierboven al vermeldde, die komt niet. In het daar afgedrukte diagram ziet u de opzienbarende werking van een of meer hersenschimmen. Paul geeft eerst een pion op, offert later ook nog de kwaliteit terug, en heeft dan niets leuks meer over.

Net als Gerrit en Frank zocht Stefan (zwart) naar eens iets anders! Na 1. e4 speelde hij manmoedig  1. ….  Pc6. Heus, dat bestaat! Je ziet het zelden. Het heeft de naam van toch echt niet de eerste de beste: de Nimzovitsch – verdediging.  Beide spelers weten waarschijnlijk wat ze doen, want t/m zet 6 staat het nog in de database.  2. d4  d5  3. e5 Lf5  4. Pf3  e6  5. a3 f6  6. Lb5  Pge7

Ext5 Stefan1

Nu weet wit het niet meer, en na 7. De2 heeft zwart zeker niets te klagen. Hij krijgt zelfs voordeel. Dat hij echter bij zet 9. weer weggeeft. En bij zet 10 in klein nadeel omzet. Rond zet 23 blijkt het aan wit niet besteed. En rond zet 30 krijgt plotseling Stefan mooie kansen.

Ext5 Stefan2

Die vrijpion op b3 is natuurlijk een geweldige troef. Maar na 32. Tc1! zal het niet meevallen om daar iets leuks mee te doen. Na 32 … b2  33. Tc7+ Ke8 heeft wit eeuwig schaak. En na 32 … Tb7 om de toren van c7 af te houden volgt Tc6.  Of het wordt ook nu eeuwig schaak, of zwart ruilt dan maar zijn b-toren waarna wit de overblijvende toren naar b6 speelt en die vrijpion op b3 daarna een kopje kleiner maakt. Wit ziet het niet en speelt 32. Ta6? waarna hij het na 32 …. b2 verder kan vergeten. Na  33. Tb1 volgen volstrekt logische zetten die uiteindelijk leiden tot het diagram van de stelling waarin wit moet verliezen, zoals hiervoor bij het algemene verslag van de wedstrijd al is gesuggereerd. Zie eventueel alsnog daar (ext5stafan0). Jammer van het verspelen van de winst. Maar wel een heel leuke stelling beleefd. Dat zie je ook niet elke week.

Ook Bert kreeg een heel eigenaardige opening voor zijn kiezen. Vorig jaar speelde Gorter al behoorlijk revolutionair met een opening van Eigen Merk, maar nu maakte hij het ook bont: 1. d4 d5 2. c4 e6 3. Pf3 f5!?  Tot mijn verbazing vond ik er in PowerBook toch nog 162 partijen mee. Met een verwisseling van zetten arriveren we bij het ook nog bekende

Ext5 Bert1

In PowerBook 2014 tref ik aan:  6. Lf4 (11x)  6. Lg5 (8x) en 6 .Pe5 (2x)

Bert speelt hier 6. Dd3. Die bedoeling van die zet begrijp ik niet. Houdini geeft de voorkeur aan 6. Lf4. 6. Dd3 is m.i. niet erg ambitieus, maar natuurlijk ook niet slecht. Nu zal ook Gorter wel uit zijn theorie zijn. Dat belet hem niet om zo rond zet 10 Pe5+? (10. g3!?)  het wat betere van het spel te verwerven, en dat met wat vallen en opstaan goed te conserveren. Tot zet  31…  b6. Ineens is Bert weer volledig bij de les:

Ext5 Bert2

Met 32 Pe5+ ! start een boeiend stukje schaak: Wit of zwart? Welke torens staan er beter?  Welke koning staat het slechtst? Welk paard is het gevaarlijkst? Al gauw blijkt dat Bert weinig te vrezen heeft. En na zwarts laatste zet voor de tijdcontrole 36 …..   Td7+, wat doen we dan?  ?

Ext5 Bert3

37. Pd4. Niet slecht (1.04) , maar Houdini geeft directe winst voor 37. Td6! (5.00)

Bijv.: 37 ….  Txd6 38. Lxd6+ en het paard  op b4 valt!  of 37 ….   Tg7  38. Lh6 Tee7  39. Tc7  en uit  of 37.  … Pxc6  Tdxd7  of 37. ….  Tc7  38. Pxb4

Maar ook na 37. Pd4 staat wit nog goed. Bij zet 43. ligt opnieuw de winst voor het grijpen

Ext5 Bert4

43. g5 (o.a.) Pxf4?  44. Txf6+ en de toren krijgt het paard op f4 terug. Maar ook Lg3 was goed genoeg.

Bert speelt 44. Lg5? Maar blijft ook dan nog licht in het voordeel. In ieder geval heeft Gorter nulkommanul. Die roffelt de zetten eruit met maar één oogmerk. Bert door zijn klok jagen. Jammer, jammer, jammer. Wat ik ervan vind heb ik hierboven al gesuggereerd. Het leek of Bert hier tegen kan. Als het echt zo is ….  gelukkig maar. Ik kan er slecht tegen. Zelfs bij een bord dat niet van mij is.

 

 

Ron levert – als gewoonlijk – zelf veel commentaar:

Eigenlijk heb ik uitstekend gespeeld en NERGENS verloren of echt slechter gestaan, ook al was ik daar eerst niet zo zeker van! Piet Reus dacht dat ik na de opening ergens niet zo goed zou hebben gestaan. Het is voor mij heel lang geleden dat ik zo'n klassieke Najdorf op het bord heb gehad (Marco offerde in ons vluggertje op b5 en dat is toch weer wat anders), maar ik ben het stellingsgevoel nog niet kwijt.

De witte stelling oogt niet alleen gemakkelijker, maar speelt dat ook. Waar wit zich kleine foutjes daar nog wel kan permitteren, wordt zwart direct opgerold. De verdediging in dit soort stellingen, waarin wit beschikt over diverse en echt gevaarlijke stukoffers, luistert heel nauw. Zo speel ik bijvoorbeeld in deze variant geen 10…, b4.

Ext5 Ron1

Er zijn daarbij dan heel veel complexe varianten (Pd5!?) , vaak kan wit remise forceren, maar wat ik vooral weet is dat de verdediging van zwart daar soms heel moeilijk te vinden is. Dat beheers ik allemaal nog niet.

Ook 20 jaar geleden koos ik daarom al voor 10…, Lb7. Na 11. Lxf6 kan ik zowel met pion als paard terugnemen. ( Ik had al gezien dat als ik met paard sloeg, ik op 12. g5, b4! moest spelen. ) Het ziet er nu na 13. Pcb5 dan allemaal eng uit, maar ik doe vervolgens wel steeds de sterkste!

Ext5 Ron2

 Op 15. Lxb5 (wel veel beter dan met het paard slaan zoals hij deed) kon gewoon 15…, Ke7 volgen. Omdat pion a2 dan nog steeds hangt heeft zwart voldoende spel. Na 16. Dd3 mis ik alleen voor mij het sterkere 16…, f5. Maar 16…, Txa2 is goed genoeg omdat ik daarna aldoor de sterkste zetten blijf vinden. Dus mijn zetten 12 t/m 27 zijn gewoon sterk,  met uitzondering van het schoonheidsfoutje op zet 16. 

In het eindspel kon ik het wel op diverse plaatsen beter doen, maar ja, daar begon tijdnood ook een rol te spelen. Het duurde inderdaad even voor ik het simpele plan met opstormen van pion h5 zag, wat jullie eromheen allemaal natuurlijk allang hadden gezien.

Maar een partij waar ik best trots op ben. Ik heb het Najdorf- gevoel nog steeds."

En dit positieve geluid is dan gelijk een mooi einde voor een verslag van een uiteindelijk toch positief ervaren avondje schaak in Andijk. 

 

 

 

         

Nimzowitsch afl. 1 – Mein System, Ein Lehrbuch des Schachspiels

Als jongetje van 11 leerde ik schaken van een vriendje en uit een boekje van Euwe. "Hoe oom Jan zijn neefje schaken leerde".  Mijn eerste schaakspel kreeg ik toen, van mijn opa in Delft. Toen ik achttien was, werd ik lid van een schaakclub in Amsterdam: "Het Vrije Veld". In 1956, ik was 19, stierf mijn grootvader. Hij was 84. Hij kon heel goed schaken. (Hij leerde mij het stikmat. Maar dat heb ik hier al eens eerder uitgelegd.) Hij zou ooit kampioen van Delft zijn geweest.  Ik heb kort voor zijn dood nog tegen hem gespeeld. Met zijn prachtige  'antieke' schaakspel (ivoor en ebbenhout). Mijn vader probeerde dat spel voor mij – als enige nazaat met echte belangstelling voor het spel-  uit de erfenis in de wacht te slepen. Maar dat lukte niet. Dat vind ik nog steeds jammer. Maar ik erfde wel een viertal oude schaakboeken. Die koester ik.

Eén ervan is A. Nimzowitsch  "Mein System,  Ein Lehrbuch des Schachspiels".  (Berlijn 1925)

Ik deed het kortelings weer eens open en zag met vertedering dat opa er een los blaadje in had gelegd met een inhoudsopgave. Want vreemd genoeg vond de uitgever en/of de auteur die onnodig. Opa vond dat kennelijk lastig, en schreef er zelf één, in een keurig regelmatig klein lettertje.  Hij moet flink in dit boek gestudeerd hebben, want geregeld vind ik in het boek kleine verwijzingen en verduidelijkingen in opa's handschrift. Dat moet lang vóór mijn geboorte zijn geweest.

Het werd in zijn tijd (maar ook later) een belangrijk boek gevonden.

Uit Wikipedia:
"Nimzowitsch  (1886-1935) heeft een grote invloed gehad op de ontwikkeling van de openingstheorie en de strategie van het schaakspel. Zijn speelwijze werd in die tijd omschreven als "hypermodern". Hij schreef het belangrijke schaakboek Mein System (1925) en het vervolg Die Praxis meines Systems(1928)."

……………………………………….

"Nimzowitsch heeft verschillende openingsvarianten 'uitgevonden' of bestudeerd, die zijn naam dragen.  Bijv.  deschaakopening Nimzo-Indisch met de zetten 1.d4 Pf6 2.c4 e6 3.Pc3 Lb4."

( ES:  Er is ook een Nimzo-Siciliaans  (1. e4 c5  2. Pf3 Pf6) En de Nimzo-Larsen Attack ( 1. b3)  En voor de fanatieke speurder zijn er waarschijnlijk nog wel meer "Nimzo"- varianten te vinden.)

……………………………………….

"Hij was een groot bewonderaar van zijn tijdgenoot Siegbert Tarrasch, hoewel beide schakers het niet altijd met elkaar eens waren."    (ES : Diens destijds eveneens baanbrekende boek "Die moderne Schachpartie" (1916) kreeg ik ook uit opa's nalatenschap. Maar daar heb ik ook al eens over geschreven.)

Ik heb wel eens ergens gelezen dat o.a. zijn begrip "Ueberdeckung" en de beschouwingen van Nimzowitsch over vrijpionnen belangrijk waren. Ik dacht dat ik op dat laatste maar eens een blik moest werpen. Kan nooit kwaad. Gewapend met Houdini ging ik aan de slag.

Al snel trek ik de volgende conclusies:

1. Nimzo heeft heel veel woorden nodig om iets uit te leggen.

2. Maar dat doet hij ook omdat hij het een beetje leuk wil houden. Hij is ongetwijfeld de grappigste schaaktheoreticus aller tijden. Maar af en toe denk je : Ja grapjurk, schiet nou eens op!

3. Het boek is qua structuur wel een beetje chaotisch.  Hij verwijst bijv. naar partijen in z'n boek die je dan nergens kunt vinden. Lettergrootte wordt  gebruikt om paragrafen te onderscheiden, maar af en toe gaat dat fout, en weet  je niet of hij aan een nieuw onderwerp is begonnen. Enz.

4. Houdini constateert van tijd tot tijd enorme fouten in analyses van demonstrerend materiaal. Die werden in zijn tijd waarschijnlijk niet opgemerkt. Nimzo hoorde toen tot de top-drie van het schaken. Die kon zich niet vergissen.

5. Drukfouten zijn ruimschoots voorradig.

6. Een 'vrijpion'  is voor Nimzo niet helemaal wat het voor ons is.

7. Heel vreemd:  Ondanks alle bovenstaande nadelen, vind ik het -ook nu nog- een buitengewoon interessant schaakboek. Ik begrijp de lof die het toegezwaaid kreeg. (En dan te bedenken dat er in zijn tijd nog nauwelijks schaaktheorie van importantie bestond. )

Ik zal in een paar afleveringen op deze website proberen enkele van bovenstaande meningen toe te lichten n.a.v. zijn theorieën over "de vrijpion".

Nimzowitsch:   Levendig en voor een  schaaktheoreticus best grappig, maar ook wel breedsprakig.

Hieronder een voorbeeld:

"Regel: Elke gezonde, niet gecompromitteerde pionnenmeerderheid moet een vrijpion kunnen opleveren.

Van de drie pionnen op de koningsvleugel is de f-pion de enige die geen 'antagonist' heeft, de f-pion is dus de minst gehinderde en heeft derhalve het  grootste  recht "vrij" te worden. Hij is de rechtmatige "Kandidaat".  En deze titel geven we hem dan ook. Wij geven hem een akademische graad:  Mijnheer Kandidaat! En daaruit ontwikkelt zich de lakonieke regel: de Kandidaat gaat vóór!  Een regel die niet alleen door strategische noodzaak gedicteerd wordt, maar -dat zult u moeten toegeven – nog veel meer ook door  "hoffelijkheidsplicht". (Dus onvergetelijk voor wie zich een 'hoffelijke heer' noemt.  En dat doen we toch allemaal!)

Wetenschappelijk exact geformuleerd wordt de regel aldus:  De spits wordt afgebeten door de "Kandidaat", de andere pionnen zijn slechts als begeleider te beschouwen. Dus :  f2- f4   f4-f5!  En daarna pas g2-g4-g5  en dan f5-f6. Als de zwarte pionnen op  g6 en h5 staan geschiedt f2-f4 ,  g2-g3  (niet gelijk h3, wegens verlammingsverschijnselen) , h2-h3, g3-g4, f4-f5.  Hoe eenvoudig!. En toch, hoe vaak ziet men zwakkere spelers in de diagramstelling met g2-g4 beginnen. Daarop volgt g7-g5, en de pionnenmeerderheid is waardeloos. Ik heb me er vaak het hoofd over gebroken, waarom de minder geoefende spelers de g-pion spelen. De zaak is eenvoudig te verklaren: de desbetreffende spelers zijn besluiteloos, of ze rechts (h4) of links (f4) zullen beginnen, en in hun radeloosheid besluiten ze -zoals een goede burgerman betaamt- de gulden middenweg te kiezen."

Aldus Nimzowitsch.

Opmerking van een 21-e eeuwer  :
Waarom noemt hij nu ook niet even wat er moet volgen als er een zwarte pion op g5 staat?  Ik denk omdat z'n 'wetenschappelijk exacte regel' dan even niet opgaat.

Zijn die uitstapjes naar "Herr Kandidat"  en  "hoffelijkheidsplicht" , en naar "de gulden middenweg"  van de brave burger zinvol?

Ik denk van wel. Ik weet zeker dat ik die wetenschappelijk exact geformuleerde regel nu nooit meer vergeet. (Maar ik weet niet of ik het een heel boek met dit soort grappen volhoud.)

Volgende keer verder over  "Die Blockade der Freibauern." Interessant! Nuttig! Wat zal hij daarover te vertellen hebben?

Nimzowitsch afl. 2 – De blokkade van de vrijpion

Anderhalve bladzijde heeft Nimzo nodig om op gang te komen voor hij echt ter zake komt:  de vrijpion moet ‘geblokkeerd’ worden. Vóór de vijandelijk vrijpion moet je een stuk plaatsen.

Met ontboezemingen als: Is dat niet oneconomisch, een ‘officier'(=stuk) zo’n pion laten blokkeren? Je kunt zo’n pion toch gewoon van enige afstand in de gaten houden. Zo ontneem je die blokkerende officier zijn bewegingsvrijheid, en degradeer je die zelf tot pion ……  “Ik ben blij u een – naar ik meen- overtuigende oplossing van het gesignaleerde probleem te kunnen aanbieden: Vrijpionnen m o e t e n geblokkeerd worden.”

U zal denken: Dat zal wel. “Maar nog belangrijker dan die vaststelling is de vraag:  w a a r o m ? hoezo?”

Volgen eerst weer uitweidingen. Bijv.  “Net zo lachwekkend als het is om een roman te schrijven zonder daarbij psychologie aan te bieden, is het om een leerboek van schaakstrategie te schrijven zonder zich in het wezen van de schaakstukken te verdiepen. Ik moet benadrukken dat de vrijpionnen en alle andere acteurs voor mij een ziel hebben,  dus net als de mens w e n s e n die onbewust in hen sluimeren, en v r e e s, waarvan ze het bestaan zelfs niet vermoeden.”

 

En dan eindelijk (blz 74) :

“Om nu over te gaan tot de orde van de dag:  Er zijn drie redenen die een blokkade van een vrijpion noodzakelijk maken. “

De eerste reden vindt Nimzo

“De vrijpion is een crimineel, die achter slot en grendel hoort, milde maatregelen als politietoezicht zijn onvoldoende! Een vrijpion heeft expansiedrang en bovendien kunnen door hem achterspelers ontwaken.”

Wat die expansiedrang betreft : vrijpionnen die niet geblokkeerd zijn hebben de neiging vooruit te willen, “dat desnoods met hun leven willen betalen” (offeren dus).

Bijv. om zo een open lijn te creëren. Of om zo een veld vrij te maken voor een paard of ander stuk. Of om een achter zich bevindend stuk te reanimeren.

Te Kolsté- Nimzowitsch  Baden 1925

“Zwart, wiens damevleugel en centrum bedreigd schijnen, probeert een Kandidaat  (ES: zie afl. 1) productief te maken. ”

( Dan volgt even een smoes van Nimzo om te verhullen dat hij geen voorbeeld bij de hand heeft met een echte vrijpion, en dus maar voorbeeld met een Kandidaat neemt..)

“Omdat een Kandidaat al voor 90% een vrijpion is, gelden voor hem dezelfde regels als voor de vrijpion.”

1… f4! 2. gxf4 g4! 3. Lg2 Nhf5!

Dit is dus een voorbeeld van het opofferen van een vrijpion (nou ja, Kandidaat) om een veld vrij te maken voor een paard.

Nimzo is erg tevreden over deze partij, die hij wint. Volgens hem dankzij zijn superieure vrijpionnen-strategie.  (Houdini  toont aan dat daar toch nog een flink aantal verdere onregelmatigheden van wit voor nodig waren.)

Een ander voorbeeld:

Aljechin-Treybal   Baden 1925

1. e4 f6   (1. .. Pc7? verliest de c-pion orakelt Nimzo. Maar Houdini ziet dat niet! Maar vindt desondanks ook  1 ..  , f6 beter!) 2. exd5  fxe5

3. d6!   En dit is dus een voorbeeld van een zichzelf opofferende vrijpion  , e4  (want na Txd6 volgt fxe5!)  4. Kxe4  Txd6  5. Ke5!  Tcd8  en na 6. Pc7 staat wit wat beter 0.52

De partij ging echter verder met 6. Lxe6 en Aljechin won.

“Men neme er nota van dat het ingrijpen van de koning pas mogelijk werd door de zelfmoordaanslag van pion d5”

Nimzo verzuimt hier mee te delen dat 6. Lxe6 een blunder is, van Aljechin nota bene! Wegens:

6…. Txe6! 7. Kxe6 Td5! en wit gaat in twee zetten mat! (De witte koning zit opgesloten temidden van zijn vijanden. )

Mijn commentaar dus:  Men neme er nota van dat het ingrijpen van de koning ook risico’s  met zich meebracht, en dat zelfs Aljechin die niet zag.

Dit is dus ook een voorbeeld van de door mij in aflevering 1 gesignaleerde slordigheden in Herr Nimzowitsch’  analyses en commentaren.

Maar ook hier blijf ik desondanks het gevoel houden dat ik er wat van heb opgestoken.

In de volgende aflevering:   Andere redenen die het” blokkeren” van een vrijpion noodzakelijk maken.

o.a.  “Der feindliche Bauer als unser Schutzwall ”  en “Die Verplanzung der Lähmungs-Erscheinungen der Blockade nach dem Hinterlande.” en “Ueber die pessimistische Weltanschauung, und wie diese sich zur schwärtesten Melancholie verdichten kann.” (?????)

Kijk, die man is ook nog een psycholoog!   Ik ben zeer benieuwd.

Nimzowitsch Afl. 3

In de vorige aflevering volgden we Nimzo's uiteenzetting over de'Erste Grund" (1e reden) om een vrijpion direct te blokkeren en niet te wachten tot die gevaarlijk gaat worden.

Hij besluit zijn betoogje met een volledige partij  ( P.S.Leonhardt – A.Nimzowitsch, San Sebastian  1912 ) die volgens hem "Die Stichhaltigkeit des ersten Grundes klar lässt hervortreten."

Ik zal er een enkele situatie uitlichten:

Nimzowitsch (zwart) speelde hier 11 … , f5.

Als simpele amateur denk ik gelijk: wat een sufferd! Zo creëer je toch met zwart een vrijpion bij je tegenstander? Die slaat natuurlijkniet en passant. Dank u wel! Vrije e-pion! Waarom doet Nimzo dat?  1. Het zou me niet verbazen als Nimzo diep in zijn hart hier een (spoedig) te blokkeren vrijpion in plaats van een nadeel eigenlijk eenvoordeel vindt voor zwart!    2. Hij zegt zelf: "Anders speelt wit spoedig f4-f5 met aanvalsspel." Maar daar moet Houdini hartelijk om lachen. Die noemt 11…. f5 pas op de 12e plaats. Die ziet bijv. veel meer in 11. …. g6  gevolgd door Pg7. Maar ja, die is natuurlijk geprogrammeerd met : een vrijpion van je tegenstander is vervelend voor je! Dat vindt Nimzo kennelijk niet.

De jongens spelen hun potje verder naar eigen menselijk inzicht en na zet 16 staat de volgende stelling op het bord:

Wit speelt hier 17. Pa4-c5.  Wat Nimzo de volgende ontboezeming ontlokt: "Een positionele fout! Wit moet proberen dit paard te bewaren" (kan zelf t.z.t. misschien als "Blockeur" dienen of misschien  ooit tegen dat akelige paard op e6 geruild worden). Zwart heeft er best het loperpaar voor over (voorlopig is de stelling nog te dicht, en dus is dat nog niet belangrijk.) 17 …. Lxc5!  Inderdaad, het blokkerende paard kan nu niet meer zo eenvoudig van zijn plek verdreven worden, maar daar is Houdini niet bang voor. In de diagramstelling vindt Houdini  17. Pa4-c5 een prima zet, met flink voordeel voor wit, en N's voorstel ter verbetering   (17 Lc5)   ziet H.  niet echt zitten.

Maar Nimzo is in zijn nopjes (of in z'n knollentuin), en rond de 28e zet doemt het soort stelling op waar hij van droomt:

Hij speelt hier 28 .. ,  c6-c5! Dat die pion op c5 geslagen kan worden interesseert hem niet. Tegenover mogelijk pionverlies staat het plotselinge ontwaken van de loper op b7. Wit schrikt er  hevig van, ziet de bui d5-d4 al hangen, en dus slaat hij niet op c5 , maar speelt29. Tf3-g3. (Toch was bxc5 of Lxc5 beter geweest.)  En nu volgt toch ook   29 .. , d4

Wit staat ineens moeilijk, maar 30. Dd2 was nu althans nog iets. Maar na 30 Da3? ontstaat de stelling die Nimzo nodig heeft om aan te tonen dat zo'n vrijpion-blokkerend paard toch best ook nog wat meer kan doen dan voor barrière spelenHij staat toch ook te trappelen van ongeduld om iets te doen op g5 en/of  f4.    30 .. , g5! ( 31. fxg5? f4!)

 

Volgens mij heeft N. met deze partij niet aangetoond dat een vrijpiondirect geblokkeerd moet worden, maar wel  de waarde van zijn andere theorietje, dat het stuk dat de vrijpion  blokkeert niet alleen maar staat te blokkeren, maar wel degelijk nog meer in zijn mars heeft. Waarvan akte! Ach, zulke kleine onnauwkeurigheden vergeven we hem toch graag.

 

De "Zweite Grund" (2e reden)  om een vrijpion te blokkeren:

Nimzo begint weer eens met een hele lange babbel. (Die wellicht voor enkelen van ons toch enig nut kan hebben)  :

" …… bij schaken beslist vaak tenslotte het Optimisme; ik bedoel dat het psychologisch waardevol is bij zichzelf de gave te ontwikkelen zich met kleine voordelen plezierig te voelen. De beginner voelt zich alleen maar blij als het hem lukt zijn tegenstander een mat aan te kondigen, of nog meer als hij diens dame kan veroveren; de schaakmeester daarentegen is al blij en koninklijk tevreden, als het hem lukt slechts de schaduw  van een eventuele vijandelijke pionnenzwakte te bespeuren, ergens in een hoekje van de linker helft van het bord! Dit hier geschetste Optimisme, is de absoluut onmisbare basis voor alle Positiespel. Dit Optimisme is ook de kracht die iemand in staat stelt bij elk kwaad, hoe groot het ook mag zijn, toch de allerzwakste lichtzijde te ontdekken.

In ons specifieke geval kunnen we vaststellen dat een vijandelijke vrijpion ongetwijfeld voor ons een aanmerkelijk kwaad betekent. Maar een kleine lichtzijde valt hier ook waar te nemen. In het geval van een blokkade van deze pion hebben we de kans het blokkerende stuk veilig neer te zetten achter de rug van de vijandelijke pion. De "Blockeur" staat daar veilig voor een frontale aanval. Bijv. door een toren.

(Te8 bedreigt Pe3 niet) "

 

Duits was vroeger niet mijn favoriete vak. U mag mij wel dankbaar zijn voor alle energie die ik voor u in de vertaling heb gestoken van dit deel van dit opmerkelijke boek. ( Gelukkig was mijn echtgenote in het werkzame deel van haar leven lerares Duits, en zij wilde af en toe wel even helpen.)

 

Als u  het niet erg vindt, zal ik u volgende keer vergasten op vertaling en samenvatting  van "Der dritte Grund."  (om een vrijpion te blokkeren) met o.a. "Die Verpflanzung der Lähmungs-Erscheinungen nach dem Hinterlande" ???????????????  "Über die pessimistische Weltanschaung, und wie diese sich zur schwärtesten Melancholie verdichten kann." ???????????????

Wat nu weer !!?

Enfin,we zullen zien.

Nimzowitsch Afl. 4 – Der dritte Grund

“Der dritte Grund.”
(Ter herinnering:  Derde reden,  om snel de vrijpion te blokkeren)

Nimzo oreert dat de “verlammingsverschijnselen”  die een blokkade teweegbrengt veelal niet beperkt blijven tot de geblokkeerde pion.

“De verlamming van pion e6 en d5 heeft zich verder naar het achterland verplaatst. Loper en Toren zijn gevangenen in hun eigen kamp en wit heeft ondanks een materiële minderheid toch winstkansen”

“We hebben er al eerder op gewezen dat een pion ook eenbelemmering kan betekenen voor de eigen stukken; hem kwijt te raken  is dus niet zelden een innig gewenst doel, bijv. om een lijn te openen of om een open veld voor een paard te creëren.”

“Het is voor de schaakstudent  van groot belang een zekere tweespalt in de psyche  van de pion te bespeuren: enerzijds wil de pion zelfmoord plegen maar anderzijds hangt hij aan het leven. Want een pion is niet alleen van belang voor het eindspel maar helpt wellicht ook te voorkomen dat vijandelijke officieren zich ergens nestelen, of om het ontstaan van zwakke punten in de eigen stelling te voorkomen.”

“Het gepijnigde uiterlijk van een geblokkeerde pion  laat zich ook psychologisch verklaren: een pion is niet vrij te pleiten van een pessimistische kijk op de wereld. Is het een wonder dat genoemd pessimisme zich bij het eerste het beste tragische conflict (blokkade) tot zwarte melancholie verdicht? En dat zijn melancholie wordt overgedragen op andere onderdelen van zijn leger.”

Wat een gezwam. Ben u er nog?? 

3.  De “blokkeur” in hoofd- en nevenberoep. 

“Het hoofdberoep van de “blokkeur” bestaat klaarblijkelijk uit het vakmatig blokkeren van de desbetreffende pion.  In die zin tendeert hij naar onbewegelijkheid. En desondanks ( welk een levenskracht!) legt hij niet zelden een aanmerkelijke activiteit aan de dag.

1. Een dreigende werking van het standveld uit.  Bijv. in de partij Leonhardt-Nimzowitsch, waar Pe6 de zet g5 voorbereidt. (zie afl, 3)

2. Een zekere elasticiteit, die daarin tot uiting komt  dat de “blokkeur” bij gelegenheid toch zijn plaats verlaat.

Tot zulk een vakantiereisje schijnt hij gerechtigd:

a. als de reis veelbelovend is. De verplaatsingen moeten dan wel louter met sneltreinen kunnen plaats vinden.  (Een woordspeling van Nimzo:   ‘Schnellzüge.’  Zug betekent  zowel ‘zet’ als ’trein’.)

b. als hij toch nog op tijd kan terugkeren, om de inmiddels opgerukte pion op een ander veld te blokkeren

c. In het geval dat een plaatsvervanger in de buurt aanwezig is.”

Voorbeeld bij b:

1.  Th4xb4 , h5-h4  2. Tb4-b2 , h4-h3  3.  Tb2-h2 !

“Heer Toren verschijnt op kantoor, groet de chef beleefd, begroet zijn collega’s,en neemt met een gezicht alsof hij fris en uitgerust is (terwijl hij in werkelijkheid zich verschrikkelijk moest afbeulen om nog op tijd te kunnen verschijnen) plaats op een nieuw blokkade-veld.

Uit het hierboven vermelde valt af te leiden dat de  “Elasticiteit” gering is, als de te blokkeren pion ver is opgerukt. Het maximum aan elasticiteit , produceert een blokkeur die in het midden van het bord een Kandidaat Vrijpion moet blokkeren:

De Blockeur op d4 is hier zeer elastisch. Hij kan van d4 uit lange reizen maken naar alle windrichtingen.”

 

De Blokkade-werking

“De ‘Kracht tot Blokkeren’  moet systematisch en bewust ontwikkeld worden, in tegenstelling tot ‘Elasticiteit’, die meestal vanzelf ontstaat. De Blokkadewerking wordt verhoogd door het oproepen van hulptroepen, die natuurlijk zelf een veilige plek moeten hebben.”

Vergelijk hieronder:

“In Diagram 83a zal de Loper om persoonlijke veiligheidsredenen(aangevallen door de dame) naar g6 wandelen, ook al verliest daardoor de Blokkeur op c6 (de toren) een belangrijke ondersteuning. Desondanks is het vagebonderen van de loper op de lange diagonaal een gewaagde aangelegenheid. Het oog van de wet waakt! Na 1…  Lg6 volgt 2. Kb5, Le8 (om de blokkade-toren opnieuw te steunen)  3. De5+ , Kd7  4. Dxe8 . Kxe8  5. Kxc6 en wit wint.

In Diagram 83b kan de Loper naar f3 gaan, waar hij zeker is, en niet verdreven kan worden. De Tc6 wint zo aan belangrijkheid en een remise schijnt onvermijdelijk.”

“Ook de Blokkeur ontwikkelt zijn kracht niet in z’n eentje, maar in een strategische verbinding met zijn achterland.”

“Hier geldt voor de verdediger in bijzondere mate de regel van de Ueberdeckung van strategisch belangrijke punten. Het Blokkadeveld is zo’n strategisch belangrijk punt. Dit vaker te dekken dan schijnbaar noodzakelijk is een “Gebod van Wijsheid” . Dus niet eerst wachten op een vermeerdering van aanvallers, maar op voorhand dekken , zoals men voordat men naar een bal (dansfeest) gaat,  eerst vast een beetje gaat slapen.”

(ES: Voor de jeugd van tegenwoordig: voordat men gaat feesten in de disco, thuis en in de bus vast flink  “indrinken”.)

Ik weet niet of u bovenstaande voorbeeld erg kritisch hebt bekeken, of alles – zoals ik meestal ook doe – voor zoete koek geslikt hebt. Houdini geeft aan dat de analyse bij 83a  van 1 .. , Lg6 ( ook een beetje onnauwkeurig is.  1. …. Te6 maakt het wit aanmerkelijk lastiger. (Maar is natuurlijk uiteindelijk op den duur ook  hopeloos.) bijv.  2. Dg7+ , Kc6   3. Da7 , Kd5  4. Kc3 De zwarte stukken moeten op een kluitje blijven en zwart moet blijven uitkijken voor bewegingen van de dame die met of zonder schaak tot verder stukverlies leiden. Maar gemakkelijk….?  ho maar! Ditmaal overschat Nimzo hier de kracht van de vrijpion, denk ik.

U  hebt  – hoop ik – net als ik weer kunnen genieten van Nimzo’s bloemrijke ontboezemingen en zijn kleine onnauwkeurigheden. Ach, dat  doet hij natuurlijk expres om ons kritisch vermogen te versterken.