In de vorige aflevering heb ik uitgelegd waarom ik de ‘echte’ Gunderam niet wil aanbevelen voor wit. Voor zwart eigenlijk om dezelfde reden ook niet: te veel en te ingewikkeld voor bijna iedere speler uit de onderbond om te kunnen onthouden. Voor zwart beveel ik aan in het toekomstige atikel BDG9 de Ziegler-variant. Volgens velen de variant die echt de speelbaarheid van de BlackmarDiemer ter duscussie stelt.
Wat niet wegneemt dat de
witte BDG-speler de Gunderam kan tegenkomen. Ik beloofde te zullen kijken naar
alternatieven voor 6. Pe5 omdat dan blijkbaar de hel losbarst.
Scheerer schrijft in zijn
boek na 6. Pe5 : ‘White has no better move here!’ En serveert dan kort maar kritisch af : de
zetten 6. Lc4 6. Ph4 6. Ld3
Omdat mijn verhaaltjes niet al te veel van uw uithoudingsvermogen mogen vergen zal ik me hier beperken tot 6. Lc4 en 6. Ld3. Ik laat 6. Le2 en 6. Ph4 en 6. Lg5 verder maar even zitten.
6. Lc4 wordt (na 6. Pe5) verreweg het
meest gespeeld.
En inderdaad, als ik naar
de resultaten kijk, die zet scoort wat minder. (Maar niet heel erg slecht.) De ervaren BDG-speler zal toch wel weer vaak
de patronen kunnen tegenkomen waar hij zoveel van houdt.
En inderdaad, ik vond bij 12 partijen die Georg Studier afdrukt in zijn “Das moderne Blackmar-Diemer-Gambit” (1980) één partij waarin (nota bene) supergrootmeester Tartakower ons gambietje speelde, maar toch 82 zetten nodig had om tenslotte op eindspeltechniek van zijn veel zwakkere tegenstander te winnen. Maar Scherer drukt daarna ook 8 mooie gewonnen aanvalspartijen van andere wit-spelers af.
(Tartakower: 1887-1956, rivaal van Nimzowitch, over wie ik eerder schreef. Tot op gevorderde leeftijd een geducht tegenstander voor iedereen. Winnaar van het Hoogoventoernooi in 1949. Onze Jan Hein Donner verloor in 1951 nog van hem.)
6. Lc4
Hierna volgt bijna altijd 6. .. e6 Een enkele keer c6 maar dan toch op de volgende zet e6.
6. Lc4 e6
Nu zijn er drie voor de hand liggende mogelijkheden voor wit. 7. 0-0 7. Lg5 7. d5 Vreemd genoeg suggereren computers hier ook nog wel 7. Ld3 maar ik kan de logica van dit tempoverlies absoluut niet inzien. Had je dat beter bij zet 6 kunnen doen!
Het meest gespeeld wordt 7. 0-0
Om wat van de patronen te
laten zien hieronder enkele partijen waarin wit zijn goocheltrucs mag tonen:
Partij 1: Ik liet tot eigen ‘leringhe end vermaeck’ in 2011 Rybka-4 spelen tegen mijn toch echt best sterke reiscomputertje (Elo ong. 2000). En inderdaad hier komen weer bekende wendingen aan bod. Een torenoffer op f6 en een dameuitval naar h5.
Partij 2
In deze partij wordt u
vergast op een andere veel voorkomende wending in een vroeg stadium. Een pionoffer op d4. Ook laat deze partij zien dat een voor wit nu
niet bepaald prettige vroege dameruil betkent dat wit geen aanvalskansen meer
krijgt. Blijft overeind: een voor het BDG gebruikelijke lichte voorsprong in
ontwikkeling en mooie open torenlijnen.
Partij 3: In het laatste voorbeeld van 6.Lc4 ziet u nog eens hoe gevaarlijk (in allerlei varianten van het DBG) die witte toren op de f-lijn is. Hij kan soms ook op f5 geofferd worden.
Nu nog maar even iets
over 6. Ld3 (i.p.v. Lc4) :
6Ld3
In mijn databases vond ik
maar weinig partijen met 6. Ld3.
Niet vreemd, want wit wil natuurlijk niet al te gemakkelijk stukken ruilen, en
vooral die loper niet, want die speelt vaak een belangrijke rol in het
BDG. Wel vreemd is dat de
computerprogramma’s die zet het beste vinden. Scheerer zegt erover : “ 6. Ld3 has been suggested bij quite a few
players, but I don’t believe in it.” In
het (oudere, 1980) boek van George Studier staat echter dat men “lediglich ein paar aussageschwache Andeutungen
findet über diesen aktiven Zug, mit dem
immerhin ein gewisser weiszer Tempovorteil erreicht wird.”
Mij lokt het niet, maar
toch maar een voorbeeld. Wellicht voor schakers die als Carlsen denken : ‘ach
zo’n pionnetje minder, ik pak hem in het eindspel toch wel.’
Conclusie: Ook tegen de Gunderam-variant, zelfs als je
niet de sterkste speelt, blijft het een leuke opening. Inderdaad, als je het
BDG speelt, moet je incalculeren dat het mogelijk is dat je een tegenstander
treft die het je een beetje moeilijk maakt. (Veel afruil, dieper defensief
inzicht, veel kennis van zijn variant)
Maar mijn ervaring is dat op ons eenvoudige schaakniveautje dat heel
zelden gebeurt, veel minder dan dat je iemand treft die minder ervaring heeft
met al die combinatoire valletjes van deze opening dan jij, of minder diep
rekent, en derhalve vroeger of later toch bezwijkt. En zelden wordt zo’n partij
saai. Het is m.i. meer een opening voor het type van soort speler als een Vink,
een Jos of een Zwaan, dan voor een Dok.
Volgende keer over een
nog lastiger antwoord voor wit : de Ziegler-variant.
Dat wordt dus ook echt interessant voor de zwartspeler die 1. d4 met 1. … d5
pleegt te beantwoorden.
Vraagje: Uit een andere opening weet u waarschijnlijk
wel waarom zwart na 6 . … Lg4 beter direct kan opgeven! Waarom? (als u het toch niet ziet, raadpleeg dan Oplossingen)
Ik heb op 1 juli nog al wat kleinigheden toegevoegd aan BDG-8. Vooral taxaties van de stellingen: voor wie beter? Ik denk dat het daardoor duidelijker wordt.
de Euwe-variant 1. d4 d5 2. e4 dxe4 3. Pc3(!) Pf6 4. f3 exf3 Pf3 e6 in BDG 2 en 3
de Boguljubov-variant 1. d4 d5 2. e4 dxe4 3. Pc3(!) Pf6 4. f3 exf3 5.Pf3 g6 in BDG 4
de Teichman-variant 1. d4 d5 2. e4 dxe4 3. Pc3 Pf6 4. f3 exf3 5. Pxf3 Lg4 in BDG 5 deel 1,2
de Lemberger variant 1. d4 d5 2. e4 dxe4 3. Pc3(!) 3 … e5 in BDG 6
de Vienna (Weense) variant 1. d4 d5 2. e4 dxe4 3. Pc3 Pf6 4. f3 Lf5 in BDG7
kom
ik nu toe aan de varianten die m.i. het lastigst zijn voor wit. Dus zwartspelers die na 1. d4 vaak d5
antwoorden: o p g e l e t! Dit is ook van belang voor het zwarte repertoire. (Als u 1. d4 met d5 beantwoordt.)
Ik
heb niet zo lang geleden nog maar eens een boek gekocht over het BDG. (Mijn
zevende!) Wat gerecenseerd werd als
degelijk en betrouwbaar. ( ‘The Blackmar Diemer gambit’ van Christoph Scheerer,
2011) Ik had zelf al na enkele
honderden eigen partijtjes het idee gekregen dat het de varianten met 4. .. Lf5 (Vienna, zie vorige aflevering) of 5. … Lf5 (Gunderam)
of 6 …. Lf5 (Ziegler) zijn die lastiger
zijn voor wit, veelal gecombineerd met c7-c6. . Tot mijn genoegen vond ik nu
bij Scheerer dezelfde gedachte.
Nu
eerst maar de Gunderam-variant.
d4 d5 2. e4 dxe4 3. Pc3 Pf6 4. f3 exf3 5. Lf5
Gunderam (1904-1992) hield zich zijn halve leven bezig
met schaakopeningen. Hij vluchtte in de
50-er jaren uit het communistische Oost-Duitsland naar de Bondsrepubliek. Hij
heeft ontelbare partijen correspondentieschaak gespeeld met Diemer. Hij wilde
diens gambiet weerleggen. Dat is niet helemaal gelukt. (Diemer schaakte wat beter
dan Gunderam.) Maar het leverde veel moois op.
In
1961 verscheen zijn boekje “Neue
Eröffnungswege”, dat ik toen kocht, omdat er natuurlijk ook een hoofdstuk aan
de Diemer was gewijd. Daar bestond toen
nog weinig over. Alleen Diemer’s eigen
“Vom ersten zug an auf Matt” (1957, bij
de Nederlandse uitgever/schaker Ten Have!), maar die vond alles van zichzelf
geniaal, dus daar moest met reserve naar gekeken worden.
Hoewel ook Gunderam’s analyses volgens de kenners nogal wat fouten bevatten, was één ervan ineens wereldschaaknieuws. Ik bezocht het Kandidaten Toernooi 1956 in Amsterdam. Ik was als 19-jarige net wat serieuzer begonnen met de schakerij. In dat Kandidatentoernooi 1956 deden heel sterke schakers mee, immers allemaal flink op weg naar het wereldkampioenschap. Grote namen als Bronstein, Smyslov, Keres, Spassky, Petrosian, Szabo. Tijdens mijn aanwezigheid ontstond er ineens grote commotie. De Tsjech Dr Filip stond al na 10 zetten met wit slecht in zijn KoningsIndisch –vierpionnenspel. Dacht men. Maar hij bleek de theorie veel beter te kennen, want al na 19 zetten moest tegenstander Szabo opgeven. Op dit niveau natuurlijk een zeldzaamheid. En die theorie die bij alle andere supergrootmeesters nog niet bekend was, had Filip opgepikt uit een publicatie van een schaker van het derde garnituur: ….. ene Gunderam!
Met
de echte Gunderam-variant van het BDG heb
ik zelf nauwelijks ervaring, want die was mij te ingewikkeld. Ik omzeilde hem
liever.
In
de vorige aflevering schreef ik over de Vienna-variant,
waarin zwart al op de vierde zet Lf5 speelt.Dat
is m.i. wat te vroeg. Beter eerst toch maar op f3 slaan. Dan sta je met zwart
tenminste een echte pion voor. 4.
…. exf3 5. Pxf3 Lf5
8BDG1
Eerst
die loper buiten de pionnenketen, en daarna e6. En die loper op f5 helpt zwart
zich te verdedigen tegen witte aanvalsplannen tegen zijn kort te rocheren
koning.
Diemer
speelde hier zelf meestal 6. Pe5 met nota bene de bedoeling 6. g4 en zelfs ook nog spoedig g5. Dat
was mij te ingewikkeld en te gewaagd en dus
speelde ik altijd 6. Lc4. Ergens aanbevolen gezien voor als je te bang was
uitgevallen of je geheugen niet goed genoeg was voor het echte werk. Ik schrok toen ik gisteren bij Scheerer las: : “6. Pe5
Wit heeft hier geen betere zet !!
6. Lc4 is op z’n best inaccuraat! Want na 6. .. e6 heeft zwart alle voordelen van de Ziegler-verdediging”
. (ES: die Ziegler komt nog in de volgende aflevering) En “6. Ld3 wordt veel gespeeld maar ik
(Scheerer) geloof er niet in.” Begrijp
ik (ES), al was het maar omdat je je koningsloper, die zulke leuke
aanvalsmogelijkheden in zich heeft, niet al zo vroeg onnodig wilt ruilen. Maar
de ‘normale ‘ voortzetting 6. Pe5 leidt
tot zulk ingewikkeld spel dat ik het toch voor wit niet kan aanraden. Temeer niet daar er een gerede kans bestaat
dat de zwartspeler die deze opzet kiest er wel veel van weet! Ik adviseer wit
dus toch maar goed naar BDG9 (Ziegler) met
6. Lc4 te kijken. In de boeken trof
ik behalve 6. Ld3 ook nog aan 6. Ph4
en 6. Lg5 Er valt daarmee best nog genoeg te schaken,
al zijn ze dan volgens Scheerer wat minder sterk. Om dat te laten zien zal ik er
om te beginnen verderop wat kennismakingsmateriaal van tonen. (Later wat meer in BDG8, deel 2.) Troost: erg vaak zult u die enge Gunderam
niet tegenkomen. Mij is het nog nooit overkomen.
Ik
zal dus eerst van 6. Pe5 alleen een enkele
variant laten zien. Omdat het zo verschrikkelijk leuk is. Wie ernaar haakt deze onvoorstelbare feestvoortzettingen op zijn bord te krijgen
moet het boek van Scheerer maar kopen. En de 26 dikbedrukte pagina’s die hij
eraan wijdt maar doorworstelen. Ik kan
me goed kan voorstellen dat wit er maar niet aan begint, Maar ook zwart niet. En
zich ook maar concentreert op de (nog te behandelen) Ziegler.
Na
6. Pe5!
8BDG2
Volgens Scheerer en PowerBook heeft zwart nu 2 goede
zetten en 5 mindere. Beetje goed : ….
e6 (meest gespeeld) Heel goed: 6.
…. c6 Niet zo goed: 6. ….
Pbd7 6. ….. Lg6 Slecht
6. …. Pd5 6. …… h5
Hier
alleen maar de meest gespeelde en ingewikkeldste variant. 6.
… e6
7. g4!
8BDG3
Hier is ook wel 7. Df3 gespeeld, maar dat haalt niet veel uit na 7. … c6! 8. Le3 Pbd7 9. 0-0-0 Dc7! 10. Lf4 Ld6 11. Te1 0-0-0 [iets beter voor zwart]
Wel
moet je met wit even in de gaten hebben dat na 7. Df3
8BDG4
10 … Dxd4 kan. Maar dat is niet moeilijk voor wit : 11. Lb5+!
Terug naar de hoofdvariant: 7. g4
8BDG5
Toch maar een voorbeeld. Voor de lol!
Het
zal u inmiddels wel beginnen te dagen waarom ik de echte Gunderam-varianten
niet aanraad. Dit hierboven is slechts
een greep. Er zijn hier nog veel meer varianten mogelijk. Het nadeel van de
beste aanpak van de Gunderam is dus die enorme hoeveelheid tactische mogelijkheden.
Vooral doordat wit zijn rochade opoffert. Dat kunnen wij eenvoudige zielen echt
niet allemaal onthouden. Daar is voor een eenvoudige amateur van de onderbond
nhsb echt niet aan te beginnen.
Hieronder
enkele voorbeelden van een wat tammere maar beter te onthouden aanpak. Om die
wat uitvoeriger te laten zien heb ik een Gunderam, deel 2 bedacht. Dat komt later.
Met
6. Lc4
Uit eigen keuken: ES-Hdw, 2014
Met . 6. Ld3 2 (oudere) computerprograma’s tegen elkaar:Fritz 6 – Travel Expert
Met 6. Ph4Peters – Walcheren 1956
Met 6 Lg5 Schmidt- Dedun, corr. 1996
Met 6. h3 Kelly-Bobhill, 1998
Dus je kunt ook op eenvoudiger wijze nog wel winnen van de Gunderam. Volgende keer nog wat diepere analyses van enkele wat mindere varianten, die m.i. toch goed als bestrijding van die engerd kunnen dienen. Daar hebben wij Rentokill niet voor nodig.
Het wordt nu tijd om goed te gaan opletten voor zwartspelers die op 1. d4 meestal 1. … d5 antwoorden en voorbereid willen zijn op een onvrijwillige ontmoeting met mijnheer Diemer. Want ik raak nu in de omgeving van antwoorden met een spoedig zwart Lf5 Ik denk dat daar de beste mogelijkheden voor zwart zitten. Dat is ook niet onlogisch, want zo kan die dameloper deelnemen aan de verdediging van de zwarte koningsstelling, want daar heeft wit het toch echt op gemunt, tegen betaling van zegge en schrijve één gambietpion. En een stuk ontwikkelen kan nooit kwaad.We beginnen met de zgn. Weense verdediging. Hoe komen ze toch aan al die namen? In dit geval is die variant zo genoemd omdat hij het eerst werd aanbevolen door een bekende Oostenrijkse meester: Hans Müller (1896-1971, in Wenen). Tot grootmeester werd die nooit benoemd, maar zijn hoogste rating was toch 2580! Hij schreef een indrukwekkende reeks schaakboeken. O.a. een boek over Aljechin, en een boek over de match Botwinnik- Bronstein (over die match schreef ik eerder, op uw site in De Tovenaarsleerling, deel 1, juli 2015 .) .
In de Weense variant neemt zwart de gambietpion eerst niet, maar meestal later toch!
1.d4 d5 2.e4 dxe4 3.Pc3 Pf6 4.f3
BDG71
4. .. Lf5!?
Nu heeft wit twee voor de hand liggende mogelijkheden. I 5. fxe4 (rustig) of II 5. g4!? (wild)
BDG72
I. Eerst maar 5. fxe4 Waarom niet!? In de ‘normale ‘varianten van het BDG offert wit zijn f-pion om een open f-lijn te krijgen voor zijn toren. Die krijgt hij nu ook! 5. … Pxe4 Lijkt logisch, maar 5. … Lxe4 kan ook. Zou ik zelf niet doen, en uw tegenstander meestal ook niet. Het zal wel komen doordat ik (en wrsch. ook uw tegenstander) een ‘loperpaar-fetisjist’ ben (term waarmee André Mulder mij ooit optuigde). Maar eerlijk gezegd vind ik met wit 5. .. Lxe4 toch lastiger. (Maar ik ontdekte nu bij het schrijven dezes dat Komodo dat niet vindt.)
6. Df3 Een leuke zet, en vrijwel altijd gespeeld. Ik kan me herinneren het ook wel eens in een vluggertje tegen Martin Z. te hebben benut. Die het kennelijk maar lastig vond, want na afloop vroeg hij hoe je dit nu eigenlijk moest spelen. Ik zei dat je dus misschien beter met de loper kon slaan. Misschien was dat advies dus niet 100% juist.
BDG73
Echt iets voor de Diemer-fanaat. Zwart moet oppassen voor wat tactische wendingen. De zwarte loper staat in, en het zwarte paard. Dus er zijn maar twee zetten mogelijk A.6 … Pxc3 en B.6. .. Pd6. Ze ontlopen elkaar weinig in sterkte. K. geeft resp. – 0.44 en -0.16. Heel erg minimaal superklein beetje beter, voor zwart dus! Maar daar wordt u als BDG-adept toch niet nerveus van !?
Eerst maar: 6. … Pxc3
BDG74
Nu kan wit slaan op f5. Of slaan op c3. 7. bxc3 (natuurlijk niet Dxc3 want die dame staat veel te goed op f3) schijnt beter te zijn dan Dxf5.
(7. Dxf5!? e6 (tussenzetje, en zwart moet vooral niet bezwijken voor de charme van die pion op d4, want dat gaat natuurlijk fout. 7. … Dxd4?? 8 Dc8+ !! Zie aan het eind van dit artikel het speelbaar diagram. Dat zijn dus van die grapjes waar wit op hoopt. ) 8. Dg4 Pd5 (in veiligheid) Vertrouwend op het negatieve oordeel van mijn boekjes heb ik dit dus zelf nooit geprobeerd.)
BDG75
Dus 7 bxc3 en nu is er het een en ander aan de hand. Wat gaan we doen? Die loper op f5 wegzetten of dekken? En wat met die pion op b7?
a. 7. .. Lxc2 of b. 7. .. Dc8. of c. 7. .. e6 heel koelbloedig
7 … Lxc2.
BDG76
Dat had ik eens in een vluggertje met …….. Joop Kuijer! Ik speelde toen het gebruikelijke 8. Dxb7 Pd7 en probeerde in plaats van het hier bijna altijd gespeelde 9. Lb5 eens 9. Lf4. En later Tc1. Maar dat beviel niet echt. Ik zag me zo nog niet zo snel winnen! Van … Joop Kuijer! Dat was toch eigenlijk wel mijn bedoeling. En het ergste was … Bert stond achter zijn vader en zag het allemaal grijnzend aan.
En het is best een grappige stelling, waarin veel te schaken valt. Maar er zijn wel veel lichte stukken van het bord. Daar houdt de Diemer-fanaat niet echt van.
Komodo geeft hier een veel aardiger, want principiëler voortzetting. U wist niet dat computer-programma’s er principes op nahouden? Nou wel dus! Mijn boekjesschrijvers hadden kennelijk nog geen Komodo.
BDG76
Na 7. .. Lxc2 speelt Komodo 8. Ph3 !? De bedoeling schijnt om eerst even af te wachten, met een zetje dat op zich best wel nuttig is: een zet sneller bij de rochade. en wellicht later het paard naar g5 of f4. Afwachten wat zwart doet, en daarna de juiste behandelwijze te kiezen.
En nu staat zwart voor de keuze: -Ga ik pion b7 beschermen? -Ga ik mijn Loper op c2 naar een betere plek spelen? –Ga ik e6 spelen om mijn koningsloper ruimte te geven? Enz. Komodo weet er er altijd wel wat op:
Als speelbaar diagram: +- veel beter voor wit += een beetje beter voor wit = gelijk -+ veel beter voor zwart =+ een beetje beter voor zwart
Ik zou het maar proberen als ik u was. Het lijkt er dus wegens .8.Ph3 op dat na 6. … Pxc37. bxc3 het slaan op c2 wat te hebberig is. Maar als gezegd er waren dus nog andere zwarte zetten, die trouwens vaker gespeeld worden:
b.7. …. Dc8 Om pion b7 en de loper te dekken. Dat is een raar plekje voor die dame en dat heeft dat witte gambietpionnetje toch maar voor elkaar gekregen.
BDG78
Hier geven de boeken van Lane en Sawyer 8. Lc4 als het interessantst. Maar Komodo vindt 8. Tb1 , met tweede aanval op b7 beter. En die wil dus die gambietpion indien mogelijk gauw terug hebben, en als zwart daar niet aan wil meedoen toch zwarte concessies afdwingen, c6 of Pc6. Ik kan op de site niet alles uitwerken, dus ik houd me maar even bij 8. Lc4, omdat ik daar ook een beetje ervaring mee heb. Ik geef hieronder een eigen partijtje met wat analysevarianten als speelbaar diagram, en een partij van Diemer zelf. Als u Tb1 wilt uitproberen, wat let u? (Als u wensen hebt, laat het me weten, dan kan ik daar altijd later nog wat verder naar kijken)
ES-Walter, 1-12-2013
1-0
Diemer – Stehle Scheveningen, 1937
En dan was er nog die derde mogelijkheid, de koelbloedige:
c 7. …e6 Zwart geeft direct zijn gambietpionnetje terug, en wil gewoon snel ontwikkelen. Ook geen slecht idee. Bijvoorbeeld:
Maar zwart hoeft na 6. Df3 natuurlijk niet op c3 te slaan. U had nog een tweede mogelijkheid te goed. En die is eigenlijk beter.
BDG73
het beste antwoord op 6. Df3 komt nu:
6. …. Pd6 Het paard ontloopt de aanval, dekt pion b7, en dekt de loper of f5. Mooi toch!? Het antwoord is altijd 7. Lf4
BDG713
Het paard op d6 werkt aan veel taken en wordt dus direct aangevallen.
Wat gaat zwart doen? In geen geval op c2 slaan! Een voorbeeldje daarvan uit eigen stal: ES- Willem 15.06.2015
Geen 7. Lxc2?? En natuurlijk ook geen 7. c6?? (Lxd6!) Wat dan wel?
7. ….. e6Het meest gespeeld. (Maar dan moet je wel weten dat winnen van pion b7 wit niet helpt. 8. Lxd6? Lxd6 9. Dxb7? Pd710. 0-0-0 0-0 en zwartstaat wat beter.) 8. 0-0-0 Le7 en de stand is ongeveer gelijk.
7. …… Dc8 Weer dat rare plekje voor de dame om de pion te dekken. 8. Lxd6 exd6 9. 0-0-0 Le7 met iets beter spel voor wit ( Lg4? 10. Te1 + Le7 11. De3 is beter voor wit)
Hier nog een voorbeeldje met 6. .. Pd6. Met ene Unzicker achter de zwarte stukken. Ik denk dat het die Unzicker -die ooit gevreesde ijzersterke Duitse grootmeester- was ( 1925-2006 ). (Ik heb geen voorletters bij zijn naam bij deze partij.) Ik neem het maar aan, want wat is er leuker dan een sterke grootmeester een BD-gambiet te zien verliezen? Engler – Unzicker
En dan was er nog een ‘wilde variant’ na zwarts 4. …. Lf5
BDG79
II 5. g2-g4 !? Leuk agressief. Met als bezwaar dat de witte koningsstelling gatenkaas wordt. Maar als zwart er niets van weet? En handig dat een aantal volgende zetten bijna vanzelfsprekend zijn. 5. …. Lg6 6. g5!? (6. h4 is vroeger ook wel eens gespeeld. Om de zwarte Loper te vangen. Maar na 6. .. h6 is er weinig aan de hand. En het is de vraag of wit zich deze extra verzwakking kan veroorloven.) 6. … Pd5 (6. …. Ph5 7. fxe4! )
BDG710
Het simpelst is nu gewoon 7. Pxe4. (7. fxe4 kan ook wel, maar na … Pxc3 8. bxc3 Lxe4 heeft wit een achterstandje in ontwikkeling, staat een pion achter, en zijn koningsstelling is een tochtige oude caravan. Nee , ik vind het niks.) Meestal wordt nu 7. .. e6 gespeeld. (maar ook wel eens 7. …Pc6 8. Lb5)
Na 7. … e6.
BDG715
Wit kan uit een aantal plannetjes kiezen.
Hij kan met c4 dat lastige paard van d5 wegjagen en dan wordt tenminste Le3 of Lf4 mogelijk,en dan maar snel lang rocheren.
Hij kan met h4 gelijk doldriest doordrammen. Maar zo creëert hij ook weer zelf gaten in zijn stelling.
Hij kan heel rustig eerst met c3 zijn stelling consolideren en daarna toch weer verder drammen met h4.
Het is niet mogelijk om in dit bestek alles te gaan bekijken. Ik zoek elders een paar lollige partijtjes voor het speelbare diagram, en u moet maar zien of u het inspirerend vindt. Persoonlijk heb ik me nooit aan het ingewikkelde 5. g4!? gewaagd. Heb het altijd maar op 5. fxe4 gehouden. Dat kunt u na bestudering van het dienaangaande voorafgaande natuurlijk ook doen. In mijn databases komt 5. fxe4 veel vaker voor, maar de resultaten met 5. g4 zijn een heel klein tikje beter. Maciulewicz – Kent 1997
Tenslotte: U had nog het speelbare diagram te goed van een blunder na 1.d4 d5 2.e4 dxe4 3.Pc3 Pf6 4.f3 Lf5 5.fxe4 Pxe4 6.Df3 Pxc3 7.Dxf5 Dxd4??
Zo dit was dus een eerste verkenning van mogelijkheden met Lf5. Volgende keer de m.i. beste varianten tegen het BDG, ook met Lf5, maar na gewoon eerst die gambietpion verorberd te hebben: 4 .. exf3 5. Pxf3
Een interessante variant tegen het Diemer-gambiet is de Lemberger-variant. Het voordeel van dit vroege tegengambiet is dat het de activiteit waar wit op hoopt in een heel vroeg stadium met tegenactiviteit beantwoordt. Dat maakt het eenvoudiger voor zwart om zich theoretisch voor te bereiden op de Diemer. Bovendien is het een vrij sterke variant, waarmee zwart vaak wel gelijkspel bereikt. En het wijkt af van de meeste Diemer-sjablones die wit in zijn hoofd heeft. Toch is er geen reden voor wit om een zucht van ergernis te slaken als zijn tegenstander deze oplossing kiest. Er blijft genoeg te schaken over. (En het is de vraag of de tegenstander over de verdere mogelijkheden voldoende kennis in huis heeft.) En ik denk dus de gouden regel van kracht blijft: als je een gambiet wilt weerleggen, moet je het aannemen. Maar aan een toelichting daarvan voor de BDG zijn we nu dus nog niet toe. Daarover later.
1. d4 d5 2. e4 dxe4 3. Pc3! (ter herinnering: deze zet eerst is absoluut noodzakelijk voor je f3 speelt, omdat anders direct 3. e5 nog veel sterker is!) e5!?
BDG6Lemb1
Mocht u de rest van deze aflevering zo inspirerend vinden dat u het met zwart wilt proberen, pas dan even op! Het komt nogal eens voor dat men de precieze zetvolgorde even vergeet en het aldus probeert: d4 d5 2. e4 de4 3. Pc3 Pf64. f3 e5 ??? (Dus eerst Pf6 en daarna pas e5.)
BDG6Lemb2
(Zo is het slecht voor zwart. Ook nuttig dus om te onthouden voor wit.)
5. dxe5! Dxd1 6. Kxd1 !!! Reeds door Diemer himself aangegeven. Nu staat het abusievelijk eerder gespeelde paard aangevallen, dus :
BDG6Lemb3
6. … Pfd7 (Pg8 is ook niet lollig) 7. Pd5!Kd8 Andere zetten zijn wegens gedoe op c7 nog veel erger 8. Lg5+ !
BDG6Lemb4
8. … f6 meer smaken zijn er niet 9. exf6 gxf6 (want 9. .. Pxf6? 10. Pxf6 h6 helaas gaat gxf6 niet wegens Lxf6 met torenwinst 11. Pxe4 gevolgd door Pxg5 en wit staat 2 pionnen voor!) en nu staat wit goed na zowel 10. Pxf6 als na 10. Lf4 Ld6 wat anders? (10. … Pe5? 11. Pxf6! ) 11. Lxd6 cxd6 12. fxe4 en wit staat nota bene een pion voor!
Maar genoeg hierover (zie eventueel het levend diagram aan het eind van deze aflevering) , terug naar de normale zetvolgorde:
1. d4 d5 2. e4 dxe4 3. Pc3! e5!?
BDG6Lemb1
Wit heeft veel redelijke mogelijkheden. Ik noem er daarvan een aantal.
Misschien de sterkste 4. Pe2
Een ook wel solide 4. Pxe4
Een leuke, maar niet helemaal correcte(?) 4. Dh5!?
En desnoods zelfs 4. dxe5
Maar ook eventueel 4. Le3
Ik moet daaruit wat kiezen. Ik laat een kort voorbeeldje zien van 4. Dh5!? Omdat het zo leuk is. Maar zal mijn aandacht vooral richten op 4. Pe2 omdat het wrsch. debeste is.
4. Dh5!?
Een overzichtje:
Een partijtje: ES – Fritz 6, 11-04-2002
Nog een partijtje: Waaruit moge blijken dat je best het risico van een wat mindere opening kiezen kunt nemen, als het spel maar levendig blijft. Abbasifar,Hasan (2282) – Nasri,Amin (2254) 01.08.2002
U zag, die 4. Dh5 variant is dan misschien niet 100% correct, maar staat wel borg voor heel levendige stellingen, en als u daar meer van weet dat uw tegenstander kan die gemakkelijk de mist ingaan. Verschillende van de andere hierboven genoemde voortzettingen zijn best wel voldoende voor gelijkspel, maar hebben als bezwaar dat er te snel stukken worden geruild, en de stelling eenvoudiger wordt, wat de BDG-speler nu juist liever niet ziet gebeuren. (Op 4. dxe5 ruilt zwart natuurlijk gelijk de dames eraf. Op 4 Pxe4 is Dxd4 de beste, waarna dameruil in de lucht zit.)
In de boeken van Tim Sawyer en van Gary Lane wordt een beetje propaganda gemaakt voor 4. Pge2!? Om de pion op d4 te dekken. Dat zou de beste zijn. Maar helaas leidt dat ook nogal eens tot dameruil.
BDG6Lemb6
Zwart heeft hier veel mogelijkheden. ( Bij 4. Dh5 veel minder. Een reden als u BDG wilt gaan spelen om misschien toch op Dh5!? te gaan studeren?) Zwart kan na 4. Pge2 pion d4 slaan, zwart kan pion e4 dekken, zwart kan Pc3 pennen met Lb4. Onder andere.
Wat als zwart op d4 slaat? 4. … exd4?
BDG6Lemb7
De beste is dan 5. Dxd4! Vreemd genoeg. Daar gaat je teder beminde Dame! Maar wit krijgt wel een lichte voorsprong in ontwikkeling. Neem maar even van mij aan dat wit bij alle andere voortzettingen toch onvoldoende compensatie krijgt voor zijn pion achterstand. Het voordeel van 5 Dxd4 is dat na 5. Dxd4 6. Pxd4 zwart zijn pion voorsprong (e4) kwijt raakt en wit wat (minimaal) beter staat. Wegens een wat betere ontwikkeling. Zie ook het speelbaar diagram verderop. Bijv. : 6.Pxd4 Pf6 om pion e4 te dekken [6…Lc5 7.Pdb5; 6…Lb4 7.Pdb5 a6 (7…Pa6 8.a3 Lxc3+ 9.Pxc3) ] 7.Lg5 Le7 [7…Lb4 8.Pdb5] 8.0–0–0
BDG6Lemb8
Overzicht van mogelijkheden in de Pe2- variant in de Lemberger.
Hier wil ik het even bij laten. Alleen nog even wat voorbeeldjes van levendige potjes met de Lemberger. Helaas had ik er te weinig in de database van eigen partijen, maar werkend aan uw BDG-lesjes ontdekte ik ineens iets op mijn computer wat me nog nooit (in vijftien jaar niet!) was opgevallen: een database van Fritz (nu Fritz12) met anderhalf miljoen partijen! Hallo!? En toen ik die filterde op de Lemberger doken er 53 partijen op. Ik hoefde dus niet te gaan grutten in mijn boekwerkjes, maar kon te kust en te keur aan de slag. Hieronder iets van mijn oogst. (Als u zelf een niet al te oude Fritz op uw computer heeft staan, heeft u ze zelf wrsch.ook. Roep ze op in uw schaakprogramma Windows/users/uw naam/ documenten/chessbase/bases.)
Volgende keer komen we in de buurt van de varianten die u het beste kunt kiezen ls u met zwart in de externe tegen het Blackmar-Diemer- gambiet aanloopt. We kijken dan even naar de Gunderam-variant, en daarna naar varianten met Lf5..
Nu nog even het beloofde speelbare diagram van De Lemberger Verkeerd (zie het begin van deze aflevering)